Een wilde staking van de arbeiders van de Duitse GM/Opel-fabriek in Bochum (Ruhr) deed in oktober enthousiasme en hoop opleven bij vele vakbondsactivisten in het land, en schokte het management van GM evenals het politieke en sociale establishment van Duitsland. Maar na zes dagen, toen de staking echt pijn begon te doen en een gebrek aan leveringen andere Europese fabrieken van GM had stilgelegd, besliste 70 procent van de arbeiders opnieuw aan de slag te gaan. Welke lessen kunnen we uit deze spontane uitbarsting trekken?

De arbeiders van de fabriek in Bochum hadden altijd al een reputatie meer militant te zijn dan hun broeders en zusters in de andere Duitse Opel-fabrieken. Toen het officiële nieuws zich verspreidde over de plannen van GM om in Duitsland de werkkrachten met meer dan 10.000 terug te schroeven, en in Bochum alleen al rond de 4.000, legden de arbeiders het werk neer en kwamen ze samen om te overleggen over wat moest worden gedaan. Dit was een prachtige uitdrukking van de capaciteit van de arbeiders in Duitsland om spontane bewegingen te verwezenlijken. Dat bracht het sociale conflict ook op een hoger niveau, terwijl ze aanknoopten bij de traditie van de wilde stakingen uit de jaren ’70, de beweging van de staalarbeiders in de jaren ’80 en de mijnwerkers in 1997.

Gezien de moderne ‘just-in-time’-productie, zag men in andere fabrieken van GM zoals in Antwerpen (België) en Ellesmere Port (GB) de voorraden aan assen en uitlaatpijpen snel opdrogen – deze worden in Bochum vervaardigd. De managers van GM begrepen dat dit enorme verliezen zou veroorzaken, en de Europese GM-baas Henderson dreigde ermee de fabriek in Bochum te sluiten indien de staking niet onmiddellijk zou worden opgeschort. Een schijnbaar onstuitbare en oncontroleerbare stakingsbeweging sloeg de heersende klasse met verbijstering. Dit leidde tot de vorming van een XXL samenzwering om de staking te breken, in samenwerking met allerlei politici, media, burgerlijke ‘experts’ evenals het vakbondsapparaat. Wolfgang Clement, afgevaardigde voor SPD en minister van Economie en Werk in het kabinet Schröder, roemt zich steevast op zijn wortels in Bochum maar vond nooit maar een minuut om de stakende arbeiders te bezoeken in zijn geboortestad. In plaats daarvan gebruikte hij het platform van een populaire talkshow zondagavond op Kanaal 1 om op te roepen voor een onmiddellijk einde van de staking.

Het vakbondsapparaat van IG Metall en de meerderheid van de plaatselijke bedrijfsraad [te vergelijken met een ondernemingsraad, n.v.d.r.] staken geen vinger uit om de staking te steunen en uit te breiden, met het argument dat wilde stakingen onwettig zijn. Generaties van IG Metal-militanten hebben echter geleerd in de vakbondsscholen dat het ‘wettelijke’ uiteindelijk altijd een kwestie is van macht en dat de arbeidersbeweging doorheen de geschiedenis vaak heeft moeten vechten voor verbeteringen en nieuwe wetten door de oude te breken. Met een beetje verbeelding hadden de pientere vakbondsadvocaten wettelijke manieren kunnen vinden om de ‘onwettige staking’ te organiseren en uit te breiden. Maar aangezien het vakbondsapparaat nu opnieuw flirt met de regering Schröder, moest de staking voor hen zo snel mogelijk ontsporen.

Aan de andere kant vond de staking van Bochum een enorme weerklank en enthousiasmeerde ze niet enkel de autotechniekers of de arbeiders van het Ruhrgebied, maar deed ze dit over het hele land. Ze toonde gedurende een paar dagen dat arbeiders die voor hun eigen toekomst en die van hun regio vechten, altijd massa’s solidariteit en sympathie krijgen van andere arbeiders, maar evenzeer van de middenklasse. Dit soort ‘sociaal protest’ is potentieel veel doeltreffender dan de grote protestbewegingen van werkloze arbeiders in augustus en septembergrote protestbewegingen van werkloze arbeiders in augustus en september. Vele delegaties van andere arbeidsplaatsen en leden van andere bonden bezochten de stakende Opel-arbeiders en moedigden hen aan hun strijd voort te zetten. Arbeiders van Porsche, DaimlerChrysler en VW zakten af naar Bochum om deel te nemen aan de betoging die gepland was op 19 oktober. Hoe komt het dan dat slechts een dag later, op 20 oktober, een meerderheid besliste onmiddellijk terug aan de slag te gaan?

De arbeiders van Opel hebben aangetoond dat militante arbeidskrachten een spontane strijd kunnen aanhouden gedurende enige tijd zonder duidelijke structuren of leiding en organisatie en dat ze een bedrijf als GM kunnen doen beven. Toen ik echter militanten van Bochum contacteerde en aanbood te helpen vertalen en een vraag van het plaatselijke stakingscomité internationaal te verspreiden, kreeg ik dit te horen: er bestaat geen stakingscomité. Achter de gordijnen deed het vakbondsapparaat er alles aan om de staking zo snel mogelijk te beëindigen, hoewel het dit niet openlijk kon verkondigen uit angst honderden of zelfs duizenden leden te verliezen. Hun strategie voorzag dus de stakingsactivisten uit te putten, financieel te laten ‘creperen’ en demoraliseren, door te beklemtonen dat de vakbond de stakers niet kon betalen. Ze wisten dat vele arbeiders in de schulden zaten of een hypotheek moesten afbetalen, en dat ze zich niet konden permitteren lang zonder loon te zitten. Ze wisten dat de linkerzijde in de vakbond noch lokaal noch nationaal sterk genoeg was om de officiële uitbetaling van stakingsgeld af te dwingen of om snel een nationaal solidariteitsfonds op te richten. Ze zijn zich bewust van het feit dat vele voormalig linksen en militanten op de werkvloer ofwel zijn gedemoraliseerd, gepensioneerd of gerecupereerd door het apparaat gedurende de laatste jaren, en zodoende een enorm politiek vacuüm hebben achtergelaten.

Tegen alle ervaring en rijke lessen van de arbeidersbeweging in, beweerden de rechtse leiders dat een staking de onderhandelingspositie tegenover het GM-management zou verzwakken. Klaus Franz, voorzitter van de Duitse bedrijfsraad van Opel, bekritiseerde de stakende collega’s in Bochum voor hun ‘egoïsme’ en riep op voor een onmiddellijk einde van de staking. Tijdens de Bochum-bijeenkomst op 19 oktober, georganiseerd door IG Metall en de plaatselijke bedrijfsraad, werd zwaar uitgehaald door sprekers van het vakbondsapparaat, de gematigde bedrijfsraad evenals door de burgemeester en een afgevaardigde van de Kerk (nochtans de meest radicale van het platform!): we voelen een zekere sympathie voor jullie woede en spontane staking maar het wordt tijd dat het hier gedaan is! Niemand van de militanten of de stakers kreeg het woord, en de vertegenwoordiger van de syndicalisten van Porsche in Stuttgart, een linkse, werd evenmin toegestaan een boodschap van solidariteit te brengen.

De oktoberstaking van Bochum maakte duidelijk dat de linkerzijde van de vakbond niet in de positie was om een alternatieve structuur uit te bouwen, snel een nationale solidariteitscampagne op te starten en de nodige fondsen te verwerven om de nog onzekerder arbeiders van Opel vertrouwen, vastberadenheid en kracht te geven de staking verder te zetten, desnoods tot Kerstmis. Het gebrek aan solidariteitsstakingen in andere Duitse Opelfabrieken legde een cruciaal probleem bloot. De mensen van Bochum voelden zich in de steek gelaten, vooral die van Rüsselheim toen en nu nog onder strenge controle van de eerder vernoemde Klaus Franz, een ex-linkse en compagnon van Joschka Fischer (nu Duitslands minister van Buitenlandse Zaken). Evenals zijn tegenhangers in andere automobielfabrieken zoals Mercedes of Porsche, heeft Klaus Franz de kapitalistische logica volledig geslikt, met pijnlijke opofferingen noodzakelijk om ‘ons bedrijf’ te redden en de competitiviteit van het bedrijf te herstellen.

Twintig jaar geleden verenigde IG Metall staalarbeiders van verschillende staalfabrieken in grote nationale betogingen en eiste toen zelfs de nationalisatie van de staalindustrie. Nu lijkt het alsof het vakbondsapparaat ofwel niet wil, ofwel niet in staat is een strategie en programma voor alle automobielarbeiders voor te stellen om de verscherpte economische oorlog tussen de verschillende bedrijven ten koste van de arbeiders te voorkomen. Twintig jaar geleden werden vele IG Metall-activisten geïnspireerd door alternatieve plannen van de arbeiders van het Britse Lucas Areospace en bespraken mogelijke alternatieven en succesvolle productie aan scheepswerven en wapenfabrieken. Al deze zaken, die relevanter zijn dan ooit tevoren, lijken vergeten.

Terug naar de actiedag in Bochum, 19 oktober: de vakbondsbureaucratie deed wat ze kon om de arbeiders uit te putten. Terwijl alle anderen die uit solidariteit aanwezig waren om 11 uur, om te luisteren naar de aankondigingen en brieven van solidariteit, kwamen de stakers zelf pas aan rond 12 uur na een uur stappen, intussen overigens zichtbaar gemarginaliseerd in de rally. Ik sprak met enkele afgevaardigden die vermoeid waren na de tocht en die duidelijk voelden dat het vakbondsapparaat een manoeuvre uitvoerde om de staking van de agenda te krijgen. Ze roken duidelijk een of andere vorm van verraad.

Een dag later, op 20 oktober, slaagde het apparaat en de gematigde meerderheid er eindelijk in de touwtjes terug in handen te krijgen en de staking te begraven. Ze organiseerden een massabijeenkomst die werd bijgewoond door de overgrote meerderheid van de fabrieksarbeiders. Op deze bijeenkomst waren er slechts drie sprekers: de voorzitter van de bedrijfsraad, zijn afgevaardigde en de afgevaardigde van het plaatselijke vakbondssecretariaat. Alledrie pleitten ze voor het onmiddellijk beëindigen van de staking. De voorlopige resultaten van de onderhandelingen die werden voorgelegd aan de arbeiders waren echter uiterst mager: in de gesprekken tussen IG Metall, de bedrijfsraad van het Duitse Opel en de Opel-managers, was er een algemene overeenkomst om te pogen de Duitse Opelfabrieken zo “competitief te maken zodat hun toekomst zou verzekerd zijn tot na 2010”. Ze waren ook overeengekomen dat er oplossingen moesten gezocht worden om indien mogelijk verplichte ontslagen te vermijden. Anders gezegd: de vertegenwoordigers van de arbeiders en de vakbondstop zijn bereid massale loonsverminderingen en jobverliezen te aanvaarden ten voordele van ‘competitiviteit’ en de chantage van de bazen dat hoge lonen zorgen voor een verlies aan jobs. Deze vod was evenveel waard als een stuk toiletpapier, was de commentaar van een boze arbeider.

De bureaucratie had de stembriefjes gemaakt waarop de arbeiders werden gevraagd of ze voor onderhandelingen waren en voor een hervatten van het werk. Hoewel velen voor onderhandelingen gecombineerd met stakingen waren, was het slechts mogelijk ‘ja’ of ‘nee’ aan te kruisen op de briefjes. Uiteindelijk stemde 70 procent ‘ja’ en een harde kern van 30 procent ‘nee’.

Na een staking in Duitsland plegen de vakbonden een zware nadruk te leggen op een clausule tegen represailles in een nieuw contract, om te verzekeren dat de bazen de meest militante stakers en vakbondsactivisten niet zouden straffen. In het geval van Bochum gebeurde dit echter niet, hoewel er duidelijke aanwijzingen waren dat sommige ploegbazen en managers zich nadien zouden wreken op bepaalde radicale activisten. En dit gebeurde dan ook. Reeds een paar dagen later werden twee activisten ontslagen vanwege zongenaamde ‘druk en pesterijen’ tegen stakingsbrekers tijdens de staking.

Vele vakbondsactivisten vroegen zichzelf af: is dit het einde van alles? Zeker niet, want de big business zal ons alle verworvenheden waarvoor we gedurende decennia hebben gestreden blijven afnemen. In die zin was de oktoberstaking van Bochum slechts het begin van een nieuwe periode van enorme klassenconflicten. Niemand wordt geboren als held, en we verkiezen allemaal een comfortabel leven zonder conflicten, maar de bazen willen ons niet in vrede laten werken en leven. Er rest ons geen keuze dan op te staan en te vechten.

We moeten niet dromen van de goeie oude dagen van sociaal partnerschap, maar de uitdagingen trotseren. Strijd zoals de wilde staking in Bochum betekent een test voor iedereen en elk idee, en toont genadeloos wie aan welke zijde van de barricade staat. Het is essentieel om een balans op te maken van de sterke en zwakke punten van deze strijd, de noodzakelijke politieke conclusies te trekken en de noodzakelijke structuren op te bouwen om te verzekeren dat we volgende keer niet opnieuw worden verschalkt, voor de gek gehouden en bedrogen door een samenzwering om de staking te breken. Iedereen van ons, waar we ook werken, kan met gelijkaardige conflicten worden geconfronteerd in de toekomst. Zijn we hierop voorbereid? Het is absoluut onvoldoende te hopen dat de zaken automatisch zullen verbeteren en dat je collega’s automatisch zullen weten wat moet gedaan worden op het juiste moment en de dingen aan spontane actie over te laten. Militante mensen op de werkvloer moeten een georganiseerd tegengewicht bieden in alle vakbonden. De strijd moet in de eerste plaats beginnen als een politieke strijd. Als we serieus willen terugvechten, is het absoluut essentieel het kapitalistische keurslijf te doorbreken en ons te verzetten tegen de logica van ontslagen en loonmatigingen om de winstmarges en de ‘competitiviteit’ te herstellen. We moeten ons verzetten tegen economische en handelsoorlogen tussen landen en bedrijven die enkel de arbeidersbeweging ondermijnen. We moeten de reformistische idee verwerpen dat we deze keer enkele toegevingen zullen doen om dan te kunnen terugkeren naar de goeie oude tijd van de jaren ’50 en ’60. We moeten vooruit, en we moeten in de eerste plaats de betekenis van onze slogan voor arbeiderscontrole en nationalisatie verduidelijken als het enige progressieve alternatief. We moeten ons krachtdadig verzetten tegen het ontslag van al was het maar één arbeider, de sluiting van een bedrijf en het ontmantelen van een machine of robot.

Bochum toont dat zelfs in een fabriek met een strijdtraditie de actieve minderheid van bewuste militanten enkel de twijfelende en onverschillige meerderheid van hun werkmakkers kan overtuigen als ze goed voorbereid en georganiseerd zijn, weten wat te doen op cruciale momenten, onverzettelijkheid tonen en politieke slogans aanwenden die een duidelijk perspectief op overwinning kunnen bieden.