“Deze morgen kreeg ik een sms-berichtje”, verklapt ons een duidelijk ontroerde Fabian Defraine op vrijdag 2 februari. “Een bericht van Fernand Fyon, voormalige ABVV-delegee bij de Forges de Clabecq, het Brabantse staalbedrijf. Tien jaar geleden, schreef hij, betoogden we met 70.000 door de straten van Tubize voor het open houden van ons bedrijf. Vandaag is dat bedrijf is er nog steeds en werken er nog 350 arbeiders!” Snel zond Fabian een sms terug. “Met deze mars hebben we ook het bewustzijn van vele duizende arbeiders en hun gezinnen over het hele land voor heel lang bepaald.”

Fabian Defraine, was toen in 1997 voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Mouvement des Jeunes Socialistes, de jongerengroep van de Parti Socialiste. Zijn vader werkte ook in de Forges toen de sluiting ervan werd aangekondigd. De arbeiders van dat bedrijf schreven in de zes maanden die hierop volgden een mooie bladzijde van de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Het hele establishment in België, het staatsapparaat, de rijkswacht, de media, de traditionele politieke partijen, de PS-top incluis, en de nationale vakbondsleiding keerden zich tegen de strijd van de arbeiders. Reden hiervoor? De delegees van beide vakbonden, maar vooral deze van het ABVV, hadden van de strijd van hun bedrijf de locomotief gemaakt van de hele nationale en interprofessionele strijd tegen afdankingen en sluitingen.

Versnipperde strijd één maken

Daarenboven hadden ze het lef om hun strijd te verbinden met die van de ouders van vermiste en vermoorde kinderen, de familie Russo en Lejeune in het bijzonder, tegen een falend systeem. De strijd had er ook door jarenlange vorming en discussie op de werkvloer een sterk antikapitalistisch karakter gekregen, wat schokgolven veroorzaakte bij de gevestigde orde. De delegees werden gebrandmerkt als misdadigers, geweldplegers, onverantwoordelijken. Uiteindelijk werden ze voor de rechtbank gedaagd maar wonnen ze hun zaak.

Het is hier niet de plaats om in detail die fantastische strijd uit te pluizen. Natuurlijk waren er zwakheden in deze strijd. Vergissingen werden begaan. Maar wat overblijft, is de herinnering, het levende bewijs dat de arbeidersklasse in staat is te strijden en een hoog politiek bewustzijn op te bouwen. Ook blijft er een methode over. De delegees van de Forges hielden talrijke algemene personeelsvergaderingen om de mensen te informeren, te vormen, te doen spreken enzovoort. De mobilisatie voor de Veelkleurige Mars voor Werk (de naam is een knipoog naar de Witte Mars een paar maanden tevoren) was uniek. Over de hoofden van de vakbondstop heen riepen de delegees van de Forges op voor een nationale betoging, iets wat nooit tevoren was gezien. Ook vertrokken er dagelijks tientallen bussen met arbeiders van de Forges naar alle uihoeken van het land (marktpleinen, bedrijven, scholen) om er de bevolking te informeren. Samen met de belangrijke eis “de Forges moet open blijven”, ligt hier het unieke aan de strijd van ‘Ceux de Clabecq’.

De rol van de syndicale delegatie

Fabian was niet alleen een bevoordeelde waarnemer maar eveneens een actieve deelnemer aan deze strijd, samen met zijn vader en zijn vrienden. Wat onthoudt Fabian uit deze woelige maanden?

“Men mag vooral niet denken dat die strijdbaarheid en het bewustzijn van de staalarbeiders van de Forges zomaar uit de lucht kwam vallen. De arbeiders werden niet plots wakker met dat bewustzijn. Dat is een idealistische kijk op de hele zaak. Wanneer eind 1996 de sluiting van de Forges wordt aangekondigd, zijn de arbeiders voorbereid. De manier waarop ze dan reageren is het resultaat van jarenlange werking van de syndicale delegaties. Hun klassenbewustzijn is opgebouwd door een hele periode van conflicten, discussies, campagnes en vormingsactiviteiten. Elke stroming is hiervan doordrongen: niet alleen de radicale stroming rond Roberto D’Orazio maar ook de meer reformistische vleugel rond Jean-Claude Albert, die lid is van de PS. Allen zijn gevormd door een lange geschiedenis harde klassenstrijd. De richting die de strijd van de Forges gaat inslaan is het resultaat van de werking van de syndicale delegatie.”

“De syndicale en ideologische vorming die de delegees van de Forges bedreven op de werkvloer was echt indrukwekkend. Geen discussie gingen ze uit de weg. Ik denk in het bijzonder dat de hele discussie rond het racisme een belangrijke invloed heeft gehad op de cohesie van de arbeiders van de Forges. Geen enkel onderwerp was taboe. Het racisme werd er besproken en te lijf gegaan (zie Studie over klassenstrijd en racisme: de aanpak bij de Forges de ClabecqStudie over klassenstrijd en racisme: de aanpak bij de Forges de Clabecq). Dit is verschillend van wat we zien in andere bedrijven vandaag waar delegees die discussie uit de weg gaan. Volgens mij is de campagne tegen het racisme op de werkvloer beslissend geweest in het smeden van een hechte solidariteit onder de arbeiders. Zo waren ze het best voorbereid op de strijd die ging uitbarsten."

Er is echter iets anders dat Fabian wil benadrukken. “Wat ik net zoals veel anderen denk ik geleerd heb van die strijd, is hoe het systeem reageert op een dergelijke strijd van arbeiders. Ten eerste is er het geweld dat ontketend wordt tegen de arbeiders: het geweld van de media, dat van de repressie van de rijkswacht enzovoort. De boodschap was duidelijk: ‘als je wat te hard reageert op je afdanking dan krijg je op je bakkes!’ Een tweede les is hoe het systeem probeert op lange termijn dergelijke maatschappelijk schokken op te vangen en er zelfs in slaagt sommige leiders van dit conflict, waaronder de belangrijkste, Robbert D’Orazio, weer te integreren in het systeem (1).”

“Pas op, dit is geen lokale anekdote”, waarschuwt Fabian. “Op die manier wordt er geprobeerd het geheugen van deze strijd bij de arbeiders weg te wissen en te vervormen. Zo wordt er getracht te verhinderen dat de arbeiders zich alle lessen van deze strijd toe-eigenen.” “Nu is het werk van de syndicale delegatie van de Forges niet overal als dusdanig over te dragen naar elk ander conflict. We moeten de specifieke omstandigheden niet vergeten waarin deze strijd is gegroeid. Elke strijdbeweging moet in zeker mate zichzelf weer uitvinden. Maar tegelijkertijd steunt het op de ervaringen van andere bewegingen voordien.”

Engagement te danken aan arbeiders Forges

“De strijd in Tubize heeft ook een linkse syndicale stroming mogelijk gemaakt, de Beweging voor Vakbondsvernieuwing. Twee zaken hebben die beweging de nek omgedraaid. De dubbelzinnigheid bij de BVV heeft een negatief effect gehad. Het was niet duidelijk of ze streefden naar de vorming van een nieuwe vakbond of ze de vakbonden wenste te vernieuwen van binnenin. Ook was deze stroming te veel met de Forges zelf bezig.”

“Persoonlijk heeft die strijd van 1997 mij een bewustzijn gegeven dat ik nooit tevoren had. Ik ben er van overtuigd dat zonder die strijd ik nooit de ideeën zou hebben die ik nu aankleef. Reeds in 1992, toen er ook een grote staking was uitgebroken, ben ik zaken beginnen begrijpen. Geleidelijk aan werd ik als jonge student radicaler en radicaler. Maar 1997 heeft mij op een zeer concrete manier doen ervaren wat klassenstrijd was. Wat mij toen sterk heeft geschokt, was de afstand tussen de bikkelharde werkelijkheid van de arbeiders, dus ook die van mijn ouders, en de houding van de leiders van de Parti Socialiste. Wat ik vandaag denk, heb ik te danken aan de arbeiders van de Forges. Mijn huidige engagement komt van hen. Zoveel is zeker. Ook ben ik ervan overtuigd dat een hele nieuwe generatie militanten gevormd zijn geweest door dit conflict. De fakkel van hun strijd hebben ze overgedragen.”

(1) Roberto D’Orazio en zijn zoon Samuel behaalden met de laatste gemeenteraadsverkiezingen een zetel in Tubize. Ze slaagden hierdoor de linkerzijde te verdelen, vervoegden het rechtse college van burgemeester Langendries en maakten een linkse meerderheid onmogelijk. Hiervoor werd zoon Samuel beloond met een schepenambt met de zegen van Roberto!