Inhoudsopgave

Hoofdstuk 3: de jaren van reactie

De democratische illusies die de tsaren in oktober 1905 hadden gewekt duurden niet lang. In het bijzonder de opstanden van de boeren werden genadeloos neergeslagen. In de steden waren er de pogroms. In de dorpen hielden de kozakken strafexpedities. Honderden boeren werden opgehangen aan de bomen, zonder enige schijn van rechtspraak; vrouwen en meisjes werden verkracht voor de ogen van hun mannen. De schattingen voor die periode waren dat het Tsaristisch regime 15000 mensen executeerde, 20.000 verwondde en nog 45.000 verbande naar Siberië. Natuurlijk werden vooral de sociaaldemocratische miltanten geviseerd. Veel van hun organisaties waren van de kaart geveegd, zoals de vakbond van de spoorwegarbeiders in Siberië, die onder leiding stond van de bolsjewieken. Deze spoorlijn (Moskou-Kazan) wilde het regime in ieder geval volledig onder controle houden om de duizenden ongelukkigen te transporteren naar gevangenschap in de Siberische vrieskou. En dit was nog een periode waarin er ook veel revolutionaire stakingen en opstanden waren. Vanaf 1907 ging het verder bergafwaarts en werden de Ochrana en alle andere dictatoriale structuren van het tsarisme weer oppermachtig. De leiding van de sociaaldemocratie was opnieuw gedwongen naar het buitenland te vluchten. Degenen die niet lang geleden aan het hoofd stonden van honderdduizenden revolutionairen verzeilden terug in de verstikkende atmosfeer van de emigratie met de onvermijdelijke twisten over de te voeren politiek, maar ook over futiliteiten allerhande. Deze emigratie voelde nog veel zwaarder aan dan de vorige.

Tegen 1910 was er bijna niets over van de sociaaldemocratische groepen binnen Rusland. Daar waar er, uiteraard in clandestiniteit, nog groepjes van 10 of 20 bestonden kwamen ze zelden samen en hadden ze nauwelijks een werking. Er werd geschat dat er in 1910 maar zo’n 500 partijleden meer over waren in het hele tsarenrijk. In Petersburg alleen waren er op dat ogenblik 783.000 arbeiders, waarvan 240.000 fabrieksarbeiders (heel veel arbeiders waren ook nog huisbedienden van de rijken).

De mensjewieken in het bijzonder waren onderhevig aan demoralisatie. In de lente van 1908 begonnen de ze al hun ondergrondse organisaties in Moskou te ontbinden. Ze vervingen ze door zogenoemde initiatiefgroepen, die zich bezighielden met cultuur en werk in de coöperatieven om niet buiten de grenzen van de legaliteit te gaan. In Juli van hetzelfde jaar deden de mensjewieken Martynov en Goldman een oproep om het centraal comité van de partij op te heffen en het te vervangen door een “informatiebureau”. Dat betekende zoveel als het opheffen van de partij. Lenin noemde deze strekking daarom de “liquidatoren” en voerde een scherpe strijd tegen hen. Niet alle mensjewieken waren van die strekking, er waren er ook die voor het behoud van de (clandestiene) partij waren. Velen van hen zouden later bij de bolsjewieken aansluiten. De bolsjewistische fractie had trouwens haar eigen problemen met een uiterst linkse vleugel. Dikwijls is uiterst links slechts een spiegelbeeld van reformisme, zeker in tijden van nederlaag en ontmoediging. In deze troebele tijden kwam de volledige breuk tussen het bolsjewisme en het mensjewisme tot stand. In 1912 stichtten beiden hun eigen organisatie, de bolsjewieken met een congres in Praag in januari, de mensjewieken met een conferentie in Parijs in februari.

Heropleving

Het donkerste deel van de nacht is meestal het tijdstip vlak voor de zon terug opgaat. Zo was het ook in het Rusland van 1912. Op het ogenblik van de definitieve splitsing tussen mensjewieken en bolsjewieken was de reactie nog oppermachtig. Er waren nauwelijks stakingen. Maar eind februari, schijnbaar uit het niets barstte de bom. In de grote Lena goudmijn in Siberië brak een staking uit tegen de onmenselijke arbeidsomstandigheden en de schandalige lonen. De voorzitter van het stakerscomité was de bolsjewiek Batashev. De regering zond er troepen naartoe, die op 4 april het vuur openden op een menigte van 3000 mijnwerkers. Er vielen 270 doden en 250 gewonden. Het was eens te meer een bloedige zondag. Op de rest van de arbeidersklasse werkte het nieuws van de slachting als een elektrische schok die hen deed ontwaken. Op 7 en 8 april waren er massale protestmeetings in de fabrieken van Petersburg. Tussen 14 en 22 april waren er 140.000 stakers in Petersburg, in Moskou telde men er 70.000 tussen 12 en 30 april. De proteststakingen breidden zich uit tot de rest van het land: Oekraïne, de Baltische staten, Midden Volga, Polen, de industriebekkens van het noorden en het centrum. Het was het begin van een nieuwe strijdbaarheid. Rustiger periodes werden afgewisseld met grote stakingen. De beweging zou in opgaande lijn gaan tot het uitbreken van de eerste wereldoorlog.

Het feit dat er net een splitsing in de partij was gekomen bleek in de praktijk geen nadeel maar een voordeel. De bolsjewieken waren eindelijk verlost van de steeds weifelende reformistische vleugel van de RSDAP en konden in praktijk tonen dat ze superieur waren zowel op het vlak van organisatie als inzake politieke eisen. Op 1 mei namen de arbeiders vlot de slogans van de bolsjewieken over: “leve de democratische republiek, leve het socialisme!”. Het protest bleef niet beperkt tot de arbeiders: ook de studenten kwamen in actie, bij het leger waren er muiterijen in de Baltische vloot. In april 1912 hadden de bolsjewieken genoeg geld bijeengekregen om een eigen dagblad uit te brengen: Pravda (Waarheid), met onmiddellijk succes. Al vanaf het eerste nummer werden er 60.000 exemplaren gedrukt. De geboorte van Pravda viel samen met een enorme stakingsgolf en was een onschatbaar wapen om de beweging terug op te bouwen. Het was een echt blad van en voor de arbeiders, met een link naar alle grote fabrieken. In het eerste jaar werden 5000 brieven van arbeiders ontvangen. Tegen 1913 waren 2181 groepen van arbeiders die geld inzamelden voor Pravda. Het blad had af te reken met censuur, boetes en politieraids op hun kantoren. Ongeveer 12% van de oplage werd in beslag genomen in 1912. Van mei tot juni 1913 was dat percentage opgelopen tot 40%, van juli tot september zelfs tot 80%. Ze losten dat op door het onder andere namen uit te brengen: Rabochaya Pravda (Arbeiderswaarheid), Pravda Truda (Waarheid van de werkplaats) In het verleden hadden ze geleerd om legale methoden te combineren met clandestiene.

De bolsjewieken hadden op dat ogenblik minstens drie vierden van de RSDAP onder controle. Alleen in de Doema hadden de mensjewieken nog één verkozene meer (7 mensjewieken tegen 6 bolsjewieken). Maar alle verkozenen van de bolsjewieken kwamen uit de “arbeiderscuriën”, waar ze een verpletterende meerderheid hadden. Die van de mensjewieken kwamen uit de randsteden, waar meer mensen uit de middenklasse woonden. De stakingen gingen in steeds stijgende lijn. Alles leek erop te wijzen dat Rusland naar een nieuwe revolutie afstevende. Maar eerst moest er nog een kolossale barrière genomen worden: oorlog.

De problemen en hoe ze werden opgelost

Niet alles was rozengeur en maneschijn, ook niet bij de bolsjewieken. Er waren ook bij hen nog veel “verzoeners” die de splitsing maar een vergissing vonden. Van zodra de heropleving van de arbeidersstrijd een feit was werd het hoofdkwartier van de bolsjewieken in emigratie verlegd naar Krakau, in het Oostenrijkse deel van Polen. Daar was men veel dichter bij Petersburg en was het gemakkelijker om de clandestiene contacten met het binnenland te organiseren.

Van daaruit voerde Lenin een verbeten strijd voor ideologische zuiverheid bij de bolsjewieken. Dat was meer dan nodig, want in de eerste tien maanden van haar bestaan publiceerde Pravda geen enkel artikel dat de verschillen tussen bolsjewieken en mensjewieken uitlegde. Ze vermeden volledig om een campagne te voeren tegen de liquidatoren. Lenin was furieus hierover. Hij bestookte Pravda met brieven:

“Het is schadelijk, rampzalig en belachelijk om meningsverschillen verborgen te houden voor de arbeiders”.

De redactie reageerde lauw of niet. Erger nog: veel artikelen die Lenin naar de redactie zond werden niet gepubliceerd. Nu kon het wel dat een artikel verloren ging omdat het clandestien naar de redactie moest worden gesmokkeld. Maar dat gebeurde te veel om normaal te zijn. Andere artikels van Lenin werden te laat gepubliceerd; woorden als liquidatoren werden systematisch geschrapt uit de Pravda artikels. Een van de oorzaken was dat er in het binnenland van Rusland op dat ogenblik een groot gebrek was aan partijkaders, getraind in het marxisme. De grote meerderheid van de bestaande kaders waren ofwel in gevangenschap, in verbanning in Siberië of geëxecuteerd.

In februari 1912 werd via coöptatie een nieuwe naam toegevoegd aan het centraal comité van de bolsjewieken. De genaamde Koba was tot de RSDAP toegetreden in 1898 en had in 1903 de zijde gekozen van de bolsjewieken. Hij had de volledige tijd van zijn revolutionaire activiteit doorgebracht in de Kaukasus, in het industrieel oliecentrum Baku en in de hoofdstad Tiflis. Net als de meeste revolutionairen was hij in de tussenliggende jaren meerdere keren in de gevangenis verzeild en in verbanning naar Siberië. Hij was zeker geen bekend figuur. Hij was wel aanwezig geweest op de congressen in Londen en in Praag, maar in de verslagen is geen enkele interventie van hem opgetekend. Hij was er bij de aanwezigen met raadgevende stem, wat betekent dat de afdeling die hem gezonden had minder dan 500 leden telde. Koba was maar een van zijn pseudoniemen, later zou hij bekend worden als Stalin. Aan het einde van een verbanning in Siberië werd hij door de partij naar de hoofdstad (Petersburg) gezonden. Hij hielp er mee de publicatie voorbereiden van Pravda. Maar precies op de dag dat het eerste nummer uitkwam werd hij weer gearresteerd door de politie, eerst twee maanden opgesloten in Petersburg en dan verbannen naar Vologda. Hij ontsnapte er op 12 september en keerde terug naar Petersburg net voor de verkiezingen voor de vierde Doema. Hij kon er het succes van de bolsjewieken met hun zes verkozenen nog meemaken.

Maar eens de Doema geïnstalleerd begonnen de problemen pas. De zes verkozen bolsjewieken vormden prompt een fractie samen met de zeven mensjewieken. Meer nog, in Pravda verscheen een verklaring van de “verenigde fractie” dat eenheid meer dan ooit nodig was. Ze beloofden zelfs Pravda te fusioneren met het blad van de liquidatoren “Lootch”. Stalin was op dat ogenblik in de hoofdstad. Als lid van het centraal comité was hij verantwoordelijk voor de controle van zowel de redactie van Pravda als van de parlementsfractie.

De jonge StalinDe jonge Stalin

Hij was dus, in de verhoudingen die golden bij de bolsjewieken, de belangrijkste figuur die toen in Petersburg aanwezig was. Het schandalige gedrag van de redactie van Pravda was dus niet mogelijk zonder minstens de passieve steun van Koba.

Lenin was ziedend. Na verschillende boze brieven waarop hij geen bevredigend antwoord kreeg werden de grote middelen ingezet. Stalin en de verkozenen van de Doema werden naar Krakau geroepen waar tijdens een conferentie van 28 december de puntjes op de i’s werden gezet. De notulen van deze conferentie zijn niet bewaard maar ongetwijfeld kregen Stalin en de verkozenen daar enkele niet mis te verstane waarheden te horen over hun onvergeeflijke toegevingen aan degenen waar de partij nog maar pas mee had gebroken. Al terwijl Stalin naar Krakau aan het reizen was werd Sverdlov naar Petersburg gezonden als vertegenwoordiger van het Centraal Comité om de redactie van Pravda te reorganiseren. Deze episode is interessant omdat het een ander aspect toont van wat democratisch centralisme betekende bij de bolsjewieken. De leidinggevende organen van de partij waren niet bang initiatief te nemen, leiding te geven. Het centraal comité aarzelde niet om drastische middelen in te zetten om de redactie van Pravda op het juiste politieke spoor te zetten.

Misschien zullen sommigen zich afvragen of dit allemaal wel democratisch was? Wis en waarachtig wel! Het waren de redactie van Pravda en de vertegenwoordigers van de bolsjewieken in Petersburg die de democratie aan hun laars lapten door dingen te doen die volledig ingingen tegen de besluiten van het laatste congres in Praag. Het centraal comité nam zijn verantwoordelijkheid als hoogste orgaan tussen twee congressen om dit recht te zetten. Vanaf het ogenblik dat Sverdlov de touwtjes in handen nam werden de standpunten van Pravda en de bolsjewistische fractie in de Doema duidelijker, wat bij de arbeiders onmiddellijk positieve reacties uitlokte. Stalin werd niet dadelijk naar Petersburg terug gezonden. Lenin wekte zijn interesse voor het nationaliteitenprobleem en hielp hem bij de studie ervan. Onder strikte begeleiding van Lenin schreef Stalin er een boek over tijdens zijn periode in Krakau (Marxisme en het Nationaal probleem[5]). Zo ontstond het enige belangrijke werk dat Stalin ooit geschreven heeft. Deze handelwijze was zeer typerend voor Lenin. Ongetwijfeld had hij Stalin een politieke nederlaag toegebracht, maar hij deed er alles aan om hem een eervolle terugtocht te gunnen. In Krakau hadden de bolsjewieken niet alleen een beslissingscentrum maar het functioneerde ook als een school, waar toekomstige kaders van de revolutie werden opgeleid. Stalin was zo “een specialist” geworden inzake het nationaliteitenprobleem. In de eerste Sovjetregering zou dit hem een functie van volkscommissaris opleveren.

Deze episode toont hoe de toekomstige dictator Stalin ook al in die tijd een vat vol intriges was. Op dat ogenblik werd dat door niemand opgemerkt. Wederzijds vertrouwen was een evidentie voor revolutionairen. Pas veel later dook er bewijsmateriaal voor op toen de bolsjewieken na de revolutie konden beslag leggen op de archieven van de geheime politie. Daarin waren twee, door de Ochrana onderschepte brieven van Stalin. Ze waren geschreven in de periode toen hij nog in ballingschap was, maar al een plaats in het centraal comité was toegezegd. In de eerste brief gericht aan het hoofkwartier in Krakau spreekt Stalin zijn volledige steun uit aan Lenin tegen de verzoeners. In de tweede, maar 24 uur later verzonden naar de bolsjewieken in Moskou noemt hij de discussies tussen bolsjewieken en mensjewieken “geschillen tussen de emigranten” en “een storm in een glas water”. Hij wist dat de Moskouse bolsjewieken in meerderheid tot het kamp van de verzoeners behoorden. Het is een techniek die Stalin later tot in de perfectie zou ontwikkelen: iedereen vertellen wat ze willen horen en de twee partijen in een conflict tegen elkaar opzetten om er zelf beter van te worden.

Wereldoorlog

In Juli 1914 brak de eerste wereldoorlog uit. Velen bleven tot vlak voor het uitbreken ervan hopen dat een dergelijke wereldbrand, die geheel Europa en een flink deel van de rest van de wereld in vuur en vlam zette kon vermeden worden. Maar de socialistische internationale had het onheil duidelijk zien aankomen. Zij had de oorlogsdreiging grondig besproken op haar congressen in Stuttgart (1907) en Bazel (1912). Vonk heeft hierover al een boek uitgebracht “De socialisten en de grote oorlog”. De resolutie van het congres in Stuttgart, die het grondigst de oorlogsdreiging besprak kunt u daarin lezen. Maar ook op het congres in Bazel, zo kort voor het uitbreken van de oorlog werden die principes herhaald en zei de resolutie nog overmoedig: “het is met voldoening dat het congres de volledige unanimiteit vaststelt van de socialistische partijen en de vakbonden van alle landen als zij de oorlog verklaren aan de oorlog.”

In de praktijk gebeurde net het tegenovergestelde. De Duitse SPD, de grootste en meest prestigieuze partij in de tweede internationale was de eerste om, in tegenstelling tot alle resoluties van de tweede internationale de oorlogskredieten te stemmen. In hun belangrijkste krant “Vorwärts” beloofden zij geen stakingen meer uit te roepen “voor de duur van de oorlog” en “niet op te roepen tot klassenonenigheid of klassenhaat”. In nagenoeg alle andere Europese landen deed de leiding van de sociaaldemocratie hetzelfde en gingen zij in een “union sacrée” met hun eigen burgerij. De omslag was zo radicaal dat ze iedereen verbaasde. De kapitalisten wreven zich in de handen. De leiding van de machtige arbeidersorganisaties, waarvan kort voordien nog zoveel dreiging leek uit te gaan werden opeens braaf als schoothondjes. De arbeiders bleven verweesd achter. Erger nog: vele socialistische leiders werden de hevigste supporters van deze zinloze slachting. Een goed voorbeeld was Vandervelde. Deze leider van de Belgische BWP, maar ook voorzitter van de socialistische internationale (!) was tot op het laatst een fervente voorstander van een strijd tot de eindoverwinning tegen “het Duitse militarisme”.

Wat waren de standpunten van de leiding van de Russische sociaaldemocraten? Bij de mensjewieken had Martov de verdienste om aan het internationalistisch standpunt vast te houden maar de oude Plekhanov verviel direct in het ergste chauvinisme en de “verdediging van het vaderland”. Zowel Lenin als Trotski trokken dadelijk bij het uitbreken van de wereldoorlog verregaande conclusies. Niet alleen veroordeelden ze het verraad van de principes van het socialisme, bestempelden ze de houding van de leiding van de socialistische partijen als “sociaal-chauvinisten”, maar ze besloten ook dat dit het einde was van de tweede internationale. Geen enkele eenheid was nog mogelijk met die partijen die de arbeiders van de Europese landen opriepen elkaar uit te moorden. We moeten een nieuwe internationale stichten zei Lenin en best zouden we maar meteen de naam veranderen. De naam sociaaldemocratie is definitief bezoedeld. Waarom niet een term gebruiken die we kennen uit het begin van de arbeidersbeweging? Waarom niet communisme, zoals in het communistisch manifest? Het waren conclusies waarmee Lenin en Trotski lang helemaal alleen zouden staan. Het duurde jaren voor er in Europa weer figuren opstonden die de weg vonden naar het revolutionaire socialisme. Met veel moeite konden socialistische tegenstanders van de oorlog samengebracht worden op de congressen van Zimmerwald (1915) en Kienthal (1916). Maar er waren bitter weinig deelnemers en de resoluties waren veel minder duidelijk dan hetgeen Lenin en Trotski al direct na het uitbreken van de oorlog geschreven hadden. Ook de naam sociaaldemocratie bleek heel hardnekkig, zelfs bij de bolsjewieken. Gedurende heel het jaar van de revolutie, het jaar 1917 zouden de verslagen van de vergaderingen van de bolsjewieken prijken onder de hoofding “Russische sociaaldemocratische partij – meerderheidsfractie”. Bovendien waren al deze leiders, opnieuw in ballingschap natuurlijk, nu volledig afgesloten van het Russische binnenland. De frontlijn van de eerste wereldoorlog liep gedurende vier jaar als een ondoordringbare muur door Europa. Was contact met Rusland vroeger moeilijk, nu werd het quasi onmogelijk.

In Rusland zelf hebben de arbeiders zeker geprobeerd zich tegen de oorlog te verzetten en het internationalistisch programma van de sociaaldemocraten naar voor te brengen. Op 31 juli was er een betoging tegen de oorlog met 27.000 deelnemers in de hoofdstad. Hetzelfde gebeurde in alle grote industriële centra van het land. Maar de maatschappelijke context was helemaal veranderd. Een groot deel van de bevolking, de middenklassen, de intelligentsia en natuurlijk de burgerij waren aangestoken door een actief chauvinisme, “de verdediging van het vaderland en van de Russische waarden”. Als de arbeiders vroeger betogingen hielden konden ze rekenen op de neutraliteit of zelfs een zekere interesse van de bevolking van Petersburg. Hoogstens vluchtten de “betere burgers” vlug hun huizen in. Maar nu botsten de betogingen tegen de oorlog op de actieve tegenstand van de kleinburgerij van zodra ze de rijkere wijken van Petersburg betraden. Het bleef niet bij uitjouwen: men hielp de politie om betogers te arresteren en in elkaar te kloppen. Zo verging het de arbeidersklasse ook in Parijs, Berlijn en overal in Europa. In het begin van een oorlog veegt het nationale chauvinisme altijd elke tegenstand opzij.

De organisaties van de arbeiders, nog zo sterk enkele weken voordien werden steeds verder in het defensief gedrongen. Het speelde ook een grote rol dat de jongste en meest actieve arbeiders in het leger terecht kwamen tussen een grote meerderheid van boeren die niet het hoge politieke bewustzijn hadden als zij (nog niet!). Hun plaats in de fabrieken werd ingenomen door vrouwen en jongelingen, die nog dezelfde ervaringen moesten doormaken als de revolutionairen die nu aan het front stierven. Stelselmatig werd de arbeiderspers opgerold en de vakbonden buiten spel gezet. De geheime politie was weer heer en meester. In deze moeilijke omstandigheden waren de verkozenen in de Doema enige tijd een belangrijke legale steun voor de miltanten. Na een aanvankelijke aarzeling veroordeelden zij de oorlog in de zittingen van de Doema en weigerden ze de oorlogskredieten goed te keuren. Het stemt de mensjewieken tot eer dat ook zij tegenstemden. Maar de vertegenwoordigers van de bolsjewieken droegen hun standpunt ook uit naar de fabrieken.

De Ochrana voerde een drastische zuiveringscampagne. De geheime politie had informanten tot in de hoogste organen van de arbeidersorganisaties. Malinovsky, een van de bolsjewistische verkozenen in de Doema was zelfs een geheimagent van hen. Na de revolutie kon men dit bewijzen uit de archieven van de Ochrana. Telkens er vergaderingen werden gehouden, zelfs op kleine schaal kwam de politie tussenbeide. In november 1914 ging een vergadering door in een buitenwijk van Petersburg. Kamenev was overgekomen uit Finland en ook de Doema fractie was aanwezig samen met een klein aantal afgevaardigden van lokale groepen. De politie viel binnen en arresteerde iedereen en verbande hen naar Siberië. Duizenden (waaronder Stalin) ondergingen hetzelfde lot en zouden de hele duur van de oorlog in de Siberische ijsvlakten doorbrengen. De partij hield virtueel op te bestaan.

De arrestatie van de afgevaardigden in de Doema lokte geen massaal protest meer uit bij de arbeiders. In het algemeen sneed de propaganda van de bolsjewieken geen hout gedurende het eerste jaar van de oorlog. In de voornaamste fabrieken die werkten voor de oorlogsindustrie zoals Putilov en Erikson staan de arbeiders vrijwillig tot een vijfde van hun loon af om de families te steunen waarvan de broodwinners aan het front zijn. Werkonderbrekingen zijn extreem zeldzaam.

Maar oorlog is een harde leermeester. In de eerste weken boekten de Russische legers nog kleine successen. Al vlug stapelden de nederlagen zich op. Soldaten (kanonnenvoer) hadden de tsaren genoeg, maar veel te weinig wapens en munitie. Er waren ook niet genoeg fabrieken die wapens konden produceren. Dat het spoorwegnet onvoldoende was uitgebouwd maakte ook de logistiek zeer moeilijk. Het was reeds bewezen in de vorige oorlog met Japan: de onderontwikkeling van Rusland wreekte zich dubbel in een militaire confrontatie. Dat was zeker het geval nu de tegenstander Duitsland was, waar de industrie en de algemene kapitalistische ontwikkeling al volledig voltooid was. Elke nieuwe nederlaag werd gepareerd met de mobilisatie van miljoenen nieuwe troepen (15 miljoen in totaal). Ze werden in overbevolkte barakken en loopgraven gedropt, kregen slecht en te weinig voedsel, hadden soms zelfs geen schoenen of schoenen zonder zolen. In de zomer van 1915 nam het aantal deserteurs zienderogen toe. De generaals en de officieren kregen ondertussen meer dan voldoende eten en goede huisvesting op enkele kilometers van het front. Hun onbekwaamheid was slechts een weerspiegeling van de algemene rotheid van de leidende elite. Toen Oekraïne voor het Russische leger verloren ging besteedden zij uren aan het discussiëren of het nodig was om de botten van de heiligen weg te brengen uit de heiligdommen van Kiev. De spreekwoordelijke gehoorzaamheid van de Russische boeren, afgedwongen door eeuwenlang onderdrukking sloeg traag maar zeker om in opstandigheid door de onmenselijke ontberingen. Tegen september 1915 had het Russische leger een gebied verloren zo groot als Frankrijk. Driekwart miljoen soldaten waren krijgsgevangen en er waren tien miljoen vluchtelingen.

De onbekwaamheid bleef niet beperkt tot de generaals. Integendeel ze was slechts een weerspiegeling van de ontaarding in de hoogste regionen van het regime. De tsaar Nicolaas II was een zwakke en onbenullige figuur, reactionair tot in het diepste van zijn ziel en zeer wreed tegenover politieke tegenstanders. Ter dood veroordeelde politieke militanten weigerde hij systematisch gratie te verlenen. De tsarina Alexandra, die zich zeer actief met de staatszaken inliet, was geestelijk gedegenereerd, zo mogelijk nog reactionairder dan haar echtgenoot.

Jarenlang werd zij geïnspireerd door Raspoetin, een vulgaire bedrieger, een brutale vreter, een zuiper, een onverzadigbare rokkenjager, die zich voordeed als een wonderdoener, een waarzegger en een heilig man. Toen de degeneratie van de tsaristische familie helemaal de spuigaten uitliep besloten enkele hovelingen Raspoetin te vermoorden. De belangrijkste moordenaar groothertog Dimitri kreeg een staande ovatie toen hij het Bolsjoi theater bezocht. De tsaar was niet onder de indruk, hij verbande Dimitri naar Perzië en zijn bewind bleef even maniakaal en onvoorspelbaar. De moord op Raspoetin was een poging om de bevolking wijs te maken dat de schuld voor de puinhoop van het beleid niet lag bij de goede tsaar, maar bij de slechte raadgevers. Maar niemand geloofde deze maskerade, die ondanks haar wreedheid soms de allures had van boulevardtheater. Al deze strapatsen gebeurden open en bloot en voor iedereen zichtbaar. Ongetwijfeld versterkten ze niet alleen de walging bij de uitgebuite bevolking, maar maakten zo ook duidelijk dat dit regime aan het wankelen was.

Al in 1915 begonnen de arbeiders hun vrees te verliezen. Het aantal stakingen nam toe, in eerste instantie voor betere levensomstandigheden en tegen de arrestaties. De stakers grepen terug naar de slogans van de bolsjewieken: “voor een democratische republiek! Voor de confiscatie van de grote landerijen! Voor de achturendag! Voor internationale solidariteit en tegen deze oorlog en al degenen die er voor verantwoordelijk zijn!” In 1915 waren er 1063 stakingen. Het totaal aantal stakers bedroeg 570.000, 15 maal meer dan het jaar voordien. In 1916 nam de stakingsgolf nog grotere proporties aan: er werden 1542 stakingen geteld waarbij 1.172.000 arbeiders betrokken waren. Dat was zelfs meer dan in 1905! De stakingen werden overwegend politiek, in toenemende mate gingen ze gepaard met opstanden aan het front. Dat waren fenomenen die ook voorkwamen in de andere oorlogvoerende landen, maar nergens op de schaal van Rusland.

De bolsjewieken startten in clandestiniteit met de trage heropbouw van de partij. Een aantal arbeiders die voor de oorlog tot de bolsjewieken hadden behoord hernieuwden hun lidmaatschap en vormden overal in het land kleine kernen. Het sterkst stonden ze in Petersburg, waar ze 3000 leden telden. Het Petersburgs comité van de bolsjewieken kon in 1916 rekenen op de steun van de meerderheid van de arbeiders in de stad, zeker voor hun standpunt tegen de oorlog. Via tienduizenden clandestiene pamfletten werden de slogans van de bolsjewieken verspreid over het land. De problemen bleven echter immens en de politierepressie onverminderd.

De mensjewieken daarentegen deden tijdens de oorlog geen enkele poging om de partij herop te bouwen. In het bijzonder de rechtervleugel van de mensjewieken (de defencisten) genoten van een geprivilegieerde positie. Doordat zij bereid waren de oorlog te steunen en de belangen van de arbeiders ondergeschikt maakten aan die van de burgerij, konden zij legaal opereren. Zij mochten artikelen publiceren in de burgerlijke kranten. Zij hadden zelfs een hoofdkantoor in een van de belangrijkste straten van de hoofdstad (de Liteiny). Daar konden ze vrij vergaderen en de verslagen aanhoren van hun vertegenwoordigers in de Doema zoals Chkheidze en Kerensky.

Onder de invloed van de stakingsgolf begonnen nu zelfs de partijen van de burgerij kritiek te leveren op de regering. Op 1 november 1916 hield Miljukov, de leider van de liberale partij (de Cadetten) een toespraak in de Doema, waarin hij herhaaldelijk de vraag stelde: “is deze politiek waanzin of is ze verraad?” Het was helemaal niet de bedoeling van de Cadetten om iets fundamenteels te veranderen. Ze wilden alleen beleefd vragen aan de tsaar om hen deel te laten nemen aan de regering, dan zouden zij beter het opstandige volk in bedwang kunnen houden. Maar zijn woorden hadden een totaal ander effect. De publicatie van de speech werd verboden, maar ze werd gekopieerd en illegaal verspreid. Nadien zou Miljukov beduusd verklaren:

“Mijn toespraak heeft later de reputatie gekregen van een oproep tot revolutie. Dat was helemaal mijn bedoeling niet. Maar de heersende gemoedstoestand van de bevolking werkte als een megafoon voor mijn woorden.”

Voetnoten

[5] Te vinden op https://www.marxists.org/reference/archive/stalin/works/1913/03.htm Er bestaat helaas geen Nederlandse vertaling.