Inhoudsopgave

Hoofdstuk 4: de februari-revolutie

23 februari

Bij het begin van het jaar 1917 verwachtte iedereen een nieuwe uitbarsting, een nieuwe revolutie. De bolsjewieken van de kant van de arbeiders en het repressieapparaat van die van het regime bereidden zich voor. Toch kwam het tijdstip van de uitbarsting nog onverwacht. 23 februari[6] was de internationale vrouwendag. De sociaaldemocratische kringen waren van plan om deze dag te vieren met bijeenkomsten, toespraken, pamfletten. Maar niemand had gedacht aan stakingen. De bolsjewistische kringen, zelfs de meest militante in de wijk Vyborg, de kern van het revolutionaire proletariaat, waren zelfs gekant tegen stakingen. Zij dachten dat de invloed van de sociaaldemocraten op de troepen nog niet groot genoeg was. Stakingen zouden onvermijdelijk uitlopen op een gewapende clash en dan was het belangrijk dat ze de troepen aan hun kant hadden. Daarom stelden ze de opstand uit tot een onbepaald tijdstip in de toekomst. De vrouwen beslisten er echter anders over. Op de ochtend van 23 februari gingen de arbeidsters van verschillende textielfabrieken in staking en zonden ze afgevaardigden naar de metaalarbeiders om hun steun te vragen. Massale betogingen trokken door de straten onder de slogans: “Beëindig de oorlog! Stop de honger! Lang leve de revolutie!” dezelfde dag al waren er 90.000 stakers. De vrouwen uit de textielindustrie waren de meest uitgebuite leden van de arbeidersklasse. Zij hadden het steeds moeilijker om hun gezin te voeden, velen hadden ook mannen die in het leger waren. Het is een fenomeen[7] dat dikwijls opduikt bij grote klassengevechten. Op cruciale momenten van de klassenstrijd komen de vrouwen bovendrijven; dikwijls nemen ze zelfs het heft over.

Een belangrijke aanleiding van de stakingen was het tekort aan brood. Een grote menigte vrouwen – en niet alleen arbeidsters – trok die dag op naar de Doema om brood te eisen. Je kon evengoed van een bok melk eisen merkt Trotski schamper op. Maar in de arbeiderswijken verschenen rode vlaggen en borden met teksten die aan duidelijkheid niets te wensen overlieten. Men eiste niet alleen brood maar ook het einde van de oorlog en het aftreden van de tsaar. De vrouwendag werd afgesloten met succes, enthousiasme en zonder slachtoffers. Niemand vermoedde hoe vlug het de volgende dag al zou gaan. De massa had haar angst verloren.

24 februari[8]

De volgende dag nam de beweging niet af maar verdubbelde nog in kracht. Ongeveer de helft van de industriearbeiders van Petersburg is nu in staking. De arbeiders verschijnen ’s morgens in de bedrijven, gaan echter niet aan het werk maar organiseren vergaderingen en vormen optochten, die naar het centrum van de stad trekken. Onderweg worden nieuwe stadswijken en hun bevolking in de beweging betrokken. De leus “brood” wordt verdrongen door en bedolven onder de leuzen “Weg met het absolutisme”, “Weg met de oorlog”. Op het Nevski-Prospect (de voornaamste wandelboulevard van Petersburg) is het een komen en gaan van betogingen. Eerst de compacte arbeidersmassa’s, die revolutionaire liederen zingen; daarna de bonte menigte uit de stad, waaronder de blauwe mutsen van de studenten. De wandelaars gedragen zich welwillend tegenover de betogers, de soldaten wuiven hen toe met alles wat binnen handbereik ligt vanuit de hospitalen waar de gewonden van de oorlog verpleegd worden. Een belangrijk signaal!

Wel wordt de menigte aangevallen door de kozakken. Maar zelfs zij gaan niet tot het uiterste. Hun paarden schuimbekten, de demonstranten wijken uit elkaar maar sluiten zich terstond weer aaneen. “De Kozakken beloven niet te zullen schieten,” gaat het van mond tot mond. Blijkbaar waren enkele arbeiders er in geslaagd om met de kozakken een gesprek aan te knopen. Later zijn er wel enkele kozakken, dronken ondertussen, die een charge uitvoeren met hun paarden en verwondingen toebrengen met hun lansen. De demonstranten behouden echter hun koelbloedigheid en weigeren uiteen te stuiven. “Men zal niet schieten” klinkt het. En waarachtig, dat gebeurt ook niet.

De hele dag stromen volksmassa’s uit de ene wijk van de stad naar de andere. De politie jaagt hen gewelddadig uit elkaar, ze worden tegengehouden en teruggedrongen door de cavalerie en gedeeltelijk ook door de infanterie. Naast de kreet “weg met de politie” weerklinkt steeds vaker “hoera!” bij het naderen van de kozakken. Dit is van grote betekenis.

Het mag merkwaardig lijken dat de eerste breuk in het repressieapparaat net bij de kozakken optrad, zij die vroeger zo dikwijls waren ingezet om de bevolking te onderwerpen en te straffen. Dat betekent zeker niet dat de kozakken meer revolutionair waren dan de andere troepen. Integendeel dit waren welgestelde landeigenaren die hun eigen paarden bereden, hun bijzondere rechten koesterden, de boeren minachtten en de arbeiders wantrouwden. Ze waren dus fundamenteel conservatief. Maar juist daarom werd eerst bij hen duidelijk welke grondige veranderingen de oorlog had teweeggebracht. Zij werden heen en weer geslingerd, overal naar toe gezonden om opstanden van de bevolking neer te slaan. Zij waren altijd de eersten die werden opgeroepen en leefden in voortdurende onzekerheid. Zij waren het grondig beu en wilden naar huis.

Maar beslissend was dit nog niet. Het leger was nog steeds het leger, gebonden door de militaire discipline. Die touwtjes waren nog altijd in handen van de monarchie. De arbeiders waren ongewapend. Hun leiding verwachtte niet dat de beslissende crisis al was aangebroken.

De onlusten staan op de agenda van de ministerraad. Stakingen? Betogingen? Het is niet de eerste maal dat dit gebeurt. Het regime heeft zich hier grondig op voorbereid. In het algemeen hebben beide partijen, de revolutionairen en de regering zich al jaren voorbereid op hetgeen nu gebeurt. Enkel het tijdstip van de uitbarsting was onbekend voor iedereen. In januari had generaal Khabalov een gedetailleerd plan uitgewerkt om een opstand neer te slaan. De stad was verdeeld in zes politiedistricten, die op hun beurt in “rayons”. De bevelhebber van de reservetroepen generaal Chebykin werd aan het hoofd geplaatst van alle troepen. In elk van de zes politiedistricten waren de politie, de gendarmes en de troepen onder het bevel geplaatst van dezelfde stafofficieren. De cavalerie van de kozakken werd door Chebykin zelf geleid met het oog op grote operaties. Het plan zou moeten worden uitgevoerd in deze volgorde: eerst zou de politie alleen optreden, dan zouden de kozakken op het toneel komen met zwepen en lansen en alleen indien het echt noodzakelijk was zouden de troepen in actie komen met geweren en machinegeweren. Het is dit plan, uitgewerkt op basis van de ervaringen van 1905, dat ontplooid werd gedurende de februaridagen. Khabalov hield er zich nauwgezet aan. Op de eerste dag, de 23e opereerde de politie alleen. De volgende dag werden de kozakken op de straten losgelaten, maar enkel met zwepen en lansen. Het eventueel inzetten van de infanterie en vuurwapens was afhankelijk van de verdere evoluties. Maar die gebeurtenissen kwamen snel en overtuigend.

25 februari

Nu is de staking algemeen geworden. Het is een politieke staking, die de val van de tsaar beoogt. Volgens regeringsbronnen nemen er die dag 240.000 arbeiders aan deel. De meer achtergebleven lagen volgen de voorhoede, veel kleine bedrijven zijn ook al in staking. De trams rijden niet meer, de winkels zijn dicht. In de loop van de dag sluiten de studenten van de hogescholen zich bij de staking aan. Vele tienduizenden stromen samen in de omgeving van de kathedraal en de omringende straten. Er gaan vergaderingen in openlucht door. Het komt tot botsingen met de politie. Er worden toespraken gehouden voor het standbeeld van Alexander III. De bereden politie opent het vuur. De spreker valt gewond neer. Schoten vanuit de menigte doden een politie-inspecteur en verwonden de commissaris. Het gerucht verspreidt zich over de menigte dat terwijl de politie op de betogers schoot aan het monument van Alexander III, de kozakken hen chargeerden en op de vlucht dreven.

De arbeiders vragen en krijgen de steun van de kozakken in hun gevecht met de politie. Weldra is de politie volledig verdwenen, dat wil zeggen ze opereert nu uit hinderlagen. De slogan “ontwapen de politie” klinkt overal. De politie is een onverbiddelijke en gehate vijand, die zelf niets dan vijandigheid uitdraagt. Hen aan uw kant krijgen is uitgesloten. Zij moeten ineengeslagen worden of gedood. Met de soldaten ligt dat helemaal anders. De menigte doet er alle moeite aan om vijandige botsingen met hen te vermijden. Ze proberen hen gunstig te stemmen, hen te overtuigen, over te halen, hun vertrouwen te wekken, één geheel te worden met hen.

Tsaar Nicolaas zendt per telegram de order naar Chabalov: morgen moeten de onlusten beëindigd worden. Dit is het bevel voor het bloedbad. Morgen zullen de troepen ingezet worden. Is het te laat? Niemand kan het zeggen. Khabalov dreigt ermee om alle arbeiders die tegen de 28e de staking niet beëindigd hebben naar het front te sturen. Dat ultimatum van drie dagen zou de arbeiders meer dan genoeg tijd geven om Chabalov ten val te brengen en in één beweging ook de monarchie mee te sleuren in haar ondergang. Maar dat alles werd pas duidelijk na de overwinning. Op de avond van 25 februari wist niemand wat de toekomst in petto had.

26 februari

In de vroege morgenuren van 26 februari worden een honderdtal personen gearresteerd in verschillende delen van de stad. Het waren leden van verschillende revolutionaire organisaties, onder wie vijf leden van het Petersburg comité van de bolsjewieken. Door de arrestatie van dat Comité viel de volledige leiding van de opstand in de handen van de Vyborg “rayon”. In feite is dat eerder een voordeel dan een nadeel. De leiding van de partij heeft hopeloos traag gereageerd. Slechts de ochtend van 25 februari besluit het centraal comité van de bolsjewieken een oproep te doen voor een algemene staking in geheel Rusland. Op het ogenblik van publicatie – als het ooit gepubliceerd werd – was er een gewapende opstand bezig in Petersburg.

Hoe dichter men bij de fabrieken komt, hoe groter de daadkracht. Maar vandaag, de 26e is er zelfs in de “rayons” angst. Uitgehongerd, doodmoe, verkleumd en met een historische verantwoordelijkheid op hun schouders verzamelen de leiders uit Vyborg zich aan de rand van de stad, tussen de groetentuinen om een bilan op te maken van de voorbije dagen en voorbereidingen te treffen . waarvoor? Een nieuwe betoging? Maar waar zal een ongewapende betoging toe leiden, nu de regering beslist heeft om tot het uiterste te gaan?

Op dit moment van twijfel, die ook de revolutionairen aangreep die het dichtst bij de massa stonden, was de beweging zelf in feite al verder gevorderd dan haar deelnemers beseften. De avond voordien was de wijk Vyborg al helemaal in handen van de opstand. De politiebureaus waren gesloopt, individuele agenten gedood en de meerderheid was gevlucht. En dat deed zich ook voor in andere delen van de stad: de revolutionairen konden het niet geloven maar in vele plaatsen was de politie al vertrokken vóor de arbeiders toekwamen. Het hoofdkwartier was alle greep verloren op grote delen van de stad. Toch dachten velen dat de opstand aan het uiteenvallen was. De 26e februari viel op een zondag. De fabrieken waren gesloten. De arbeiders konden er niet verzamelen, wat het moelijker maakte om te betogen. ’s Morgens was het rustig op de Nevski en de tsarina telegrafeerde naar de tsaar: “alles is kalm in de stad.”

Maar die kalmte duurt niet lang. De arbeiders komen geleidelijk samen en begeven zich van de rand naar het centrum. Ze worden tegengehouden aan de bruggen. In groep steken ze het ijs over. Het is februari en de bevroren rivier de Neva vormt een solide brug van ijs. Salvo’s kunnen hen niet stoppen. Zij vinden een stadscentrum dat er volledig anders uitziet. Overal staan troepen, kordons en bereden patrouilles. Vooral de toegangswegen naar de Nevski zijn hermetisch afgesloten. De politie heeft haar lesje geleerd. Ze confronteren de arbeiders niet meer openlijk, maar beschieten hen vanuit hinderlagen. De troepen komen nu ook in actie. Het zijn vooral officieren in opleiding uit de militaire scholen, die het bevel krijgen met scherp te schieten. Volgens de officiële cijfers vallen er die dag 40 doden en evenveel gewonden, maar degenen die door de opstandelingen zelf worden weggedragen zijn daar niet bijgeteld

27 februari

’s Morgens stromen de arbeiders terug naar de fabrieken en besluiten in open vergaderingen om de strijd verder te zetten. Maar hoe? Na het geweld van de vorige dag was het duidelijk dat een nieuwe betoging geen oplossing zou brengen. Enkel een gewapende opstand zou het tij kunnen doen keren. Maar niemand durfde het aan om het zo te formuleren. De opstand wordt werkelijkheid door een aaneenschakeling van handelingen zonder dat iemand of een partij daartoe had opgeroepen. In zijn memoires vertelt Shliapnikov, de voornaamste leider van de bolsjewieken op dat moment hoe de arbeiders wapens komen vragen aan het comité van de bolsjewieken. Hij weigerde dit om bloedvergieten te vermijden. Trouwens ze hadden enkel revolvers, buitgemaakt op de politie en wat kon je beginnen met revolvers tegen machinegeweren? Hij geeft de arbeiders de raad naar de troepen te gaan, daar waren de wapens. Misschien konden ze de soldaten overtuigen met geduldige agitatie. Dat gebeurt en met onvermoed succes. Bijna niemand weet het op dat ogenblik, maar de dag voordien was het Pavlosky regiment van de 4e compagnie al aan het muiten geslagen. De 27e waren de soldaten van het Volynsky regiment de eersten om in opstand te komen. Eens de soldaten zo ver komen weten ze dat ze alle bruggen achter zich verbrand hebben. Hun enige redding bestaat erin ook de anderen te overtuigen. De muitende soldaten begeven zich naar de barakken van de andere regimenten. Vanaf dan gaat het snel. De soldaten nemen contact op met de arbeiders. Samen met de arbeiders uit Vyborg maken de stoutmoedigste soldaten een plan op. Eerst worden de politiebureaus veroverd waar de politie zich verschanst heeft. De politie moet volledig ontwapend worden en de arbeiders die bij hen zijn opgesloten bevrijd. De politieke gevangenen moeten uit de gevangenissen vrijgelaten worden. Alle troepen die nog niet tot de revolutie zijn overgegaan moeten benaderd worden en samen met de arbeiders georganiseerd. Tegen de avond is heel Petersburg in handen van de revolutionairen. Het tsaristisch garnizoen van de hoofdstad, dat 150.000 soldaten telde hield gewoon op te bestaan. Vanuit alle kazernes komen de berichten van de overwinning. De arbeiders leiden de soldaten naar de politiebureaus die worden ingenomen. ‘s Avonds hebben de arbeiders al hun eigen pantservoertuigen, getooid met rode vlaggen. Toen Khabalov het nieuws hoorde zond hij van buiten Petersburg een regiment van duizend “betrouwbare” troepen met de meest drastische instructies. Maar dat regiment verdween in het niets zonder een spoor na te laten. Na de revolutie zou Khabalov getuigen: “Die dag gebeurde er iets ongelooflijk. Het regiment vertrekt, geleid door een moedige officier, maar .zonder resultaat” De troepen die Khabalov zond smolten als sneeuw voor de zon toen ze de smeltkroes van het revolutionaire Petersburg naderden.

Op een gegeven ogenblik, niemand weet wie het ordewoord gaf, begeven de muitende troepen zich naar het Tauris paleis. Dat paleis wordt ook gebruikt door de Doema, maar de revolutionairen hadden er die dagen hun hoofdkwartier gevestigd. Hier wordt nog dezelfde dag - de 27e - de sovjet gesticht. Vrijwel automatisch wordt er teruggegrepen naar deze organisatievorm uit de vorige revolutie van 1905. De samenstelling is eerder toevallig: mensjewieken die pas bevrijd zijn uit de gevangenis, leden van het militair-industrieel comité onder de tsaren, vertegenwoordigers van de vakbonden en de coöperatieven samen met de twee mensjewieken die zetelen in de Doema Cheidze en Skobelev. In de loop van de dag worden ze aangevuld met andere revolutionairen. Meestal zijn het figuren van de rechtervleugel die weinig of geen rol hebben gespeeld bij de opstand, maar wel hun “naam” hebben behouden uit het verleden. Er wordt een “voorlopig executief comité van de sovjet van arbeidersafgevaardigden” gevormd. Op de eerste zitting van dit comité, dat ook bolsjewieken in haar rangen heeft beslist men onmiddellijk over te gaan tot verkiezing van afgevaardigden. Ondertussen wordt het ook aangevuld met afgevaardigden van alle socialistische partijen. Maar nog belangrijker: dezelfde avond komen afgevaardigden van de regimenten die de revolutie hebben vervoegd de sovjet groeten. Emotionele toespraken worden gehouden in een wanordelijke maar enthousiaste sfeer. Men beslist de soldaten ook te betrekken: deze nieuwe sovjet zal zowel onder de arbeiders als onder de soldaten verkozen worden. Vanaf het ogenblik van haar installatie houdt de sovjet zich bezig met het beheer van de hoofdstad. Ze verkiest een voedselcomité en plaatst zich aan het hoofd van de troepen. Om de financiële middelen te onttrekken aan het oude regime zendt ze revolutionaire gardes om de nationale bank, de schatkist, de gebouwen waar munten worden gedrukt en de staatdrukpersen te bezetten. De volgende dagen zullen de functies van de sovjet toenemen onder druk van de massa’s. Zij wordt het onbetwiste centrum van de revolutie.

De paradox van de Februarirevolutie

Vlug breidde de revolutie zich uit tot de rest van het land. In Moskou begonnen de stakingen pas op 27 februari, maar tegen 1 maart hadden de troepen, onder leiding van de arbeiders zich ook daar bij de revolutie aangesloten. Daarna volgden een hele reeks provinciesteden. Overal werden sovjets van arbeiders en soldaten gevormd. Het platteland was wat trager en minder enthousiast. Maar voor hen had de revolutie een even belangrijke betekenis, namelijk het beslissen over de kwesties van land voor de boeren en de oorlog. Bijna nergens vielen er doden. Het is geen overdrijving om te zeggen dat Petersburg op zijn eentje de revolutie bevochten heeft. De rest van het land sloot zich erbij aan. Alleen in Petersburg waren er grote gevechten. Nergens in het uitgestrekte land waren er nog groepen in de bevolking, partijen, instellingen of delen van het leger die bereid waren te vechten voor het oude regime. Noch aan het front noch in het binnenland waren er troepen die bereid waren op te komen voor Nicholaas II.

Petersburg was het onbetwiste centrum van de revolutie en binnen Petersburg was de sovjet het voor het zeggen. De verkiezingen voor de sovjet waren er buitengewoon belangrijk. In die verkiezingen haalden de vertegenwoordigers van de mensjewieken en de sociaalrevolutionairen een grote meerderheid. De bolsjewieken haalden slechts een kleine minderheid. Dit is een enorme paradox. De bolsjewieken organiseerden voor de oorlog minstens drie vierden van de actieve arbeidersmilitanten. Hoe komt het dat de arbeiders en soldaten die de revolutie hadden volbracht reformisten kozen en niet de revolutionairen? Er zijn hiervoor verschillende verklaringen te geven. De repressie van het tsarisme had vooral bij de bolsjewieken toegeslagen: geen enkel bekende leider was op dat ogenblik in Petersburg aanwezig. Onder de revolutionaire arbeiders waren de meest resolute leiders dikwijls bolsjewieken, maar tussenkomen in een vergadering van de sovjet is iets helemaal anders. De bekende redenaars van de mensjewieken waren nog in vrijheid en kwamen nu op het voorplan, alhoewel ze geen enkele rol gespeeld hadden in de revolutie. De manier van kiezen speelde ook een rol. De arbeiders konden één vertegenwoordiger aanduiden per 1000 kiezers, de soldaten één per compagnie. Het resultaat daarvan was dat er 2000 soldaten verkozen werden tegenover slechts 800 arbeiders. Vermits de soldaten in grote meerderheid boeren waren kozen zij afgevaardigden van de sociaal-revolutionairen, de partij die traditioneel de vertegenwoordiger van de boeren was in Rusland. De arbeiders en soldaten hadden de revolutie volbracht. Maar slechts een minderheid van de arbeiders kende het verschil tussen de bolsjewieken en de andere socialisten.

Zowel Trotski als Alan Woods geven nog veel meer feiten om deze paradox te verklaren. Ik zal er niet verder op ingaan. Het volstaat om erop te wijzen dat dit een fenomeen is dat bij elke revolutie optreedt. Heel dikwijls, en in het bijzonder tijdens de eerste fase, loopt het handelen van de mensen voor op de verandering van hun bewustzijn. Bij het begin van een revolutie heerst er altijd een feeststemming en een groot gevoel van eenheid. De tiran is eindelijk verslagen! De massa’s weten heel goed wat ze niet willen, maar ze zijn nog niet voldoende bewust van hetgeen ze wél willen. Het verschil met de vorige periode is dat tijdens een revolutie veel meer mensen zich engageren dan voordien[9]. Zij komen tot politieke activiteit met het bewustzijn dat ze hebben, met hun onwetendheid en vooroordelen. Het gebeurt altijd opnieuw: in eerste instantie kiezen de massa’s de weg van de minste weerstand. Ze zijn geneigd die politici te volgens die (doorgaans met gebruik van veel revolutionaire frasen) oplossingen voorstellen die niet te radicaal zijn en (vals) “realistisch”. Ook de voorhoede die beter weet of beter zou moeten weten sluit zich daar meestal bij aan uit schrik om de eenheid te verbreken. Hetzelfde gebeurde in februari en maart 1917. De drang naar eenheid in actie was algemeen in Rusland. Bolsjewieken, mensjewieken en zelfs sociaalrevolutionairen werkten zonder enige moeite samen. Afdelingen van mensjewieken en bolsjewieken fusioneerden spontaan. In februari en maart gebeurde dat overal behalve in Moskou en Petersburg. In vele streken bleef dat zelfs zo tot de Oktoberrevolutie.

De woorden “in eerste instantie” zijn uitermate belangrijk. Wat we hier bespreken is de eerste fase van een revolutie. Maar zoals oorlog is ook revolutie een harde leermeester. Veel vlugger dan in normale tijden worden politieke tendensen tijdens een revolutie aan de praktijk getoetst en verworpen indien ze niet voldoen aan de wensen van de massa’s.

In het Tauris paleis waren er twee werelden naast elkaar aanwezig. Naast het revolutionaire hoofdkwartier, was het paleis ook de zetel van de Doema. Maar de welgestelde heren van dit “parlement”, dat altijd vrijwel onmachtig was geweest en in het verleden verschillende malen door de tsaar ontmanteld, hadden het zeker niet hoog op met de revolutie. Tot de 27e bleven ze hopen dat de troepen wel weer “de orde zouden herstellen”. Toen op die dag Kerensky, een van de drie verkozenen die niet tot de bourgeoisie of de adel behoorden, hun lokalen binnenstormde met de melding dat de troepen op komst waren sloegen velen op de vlucht. Maar Kerensky had nog een andere mededeling: hij zei dat de troepen naar het Tauris paleis kwamen om de Doema te vragen de macht in handen te nemen. Dat was een leugen: de troepen wantrouwden de heren van de bourgeoisie even veel als de regering van de tsaar. Het enige orgaan dat ze de macht wilden geven was de sovjet. Maar zoals elke goede leugen bevatte de oproep van Kerensky een halve waarheid. De leiding van de sovjet, nog diezelfde dag aangesteld en die later in verkiezingen zou bevestigd worden door de arbeiders en soldaten, was helemaal niet van plan de macht uit te oefenen. Reeds op de eerste dag van de overwinning waren de leiders van de sovjet de vertegenwoordigers van de Doema (zij die niet gevlucht waren) gaan opzoeken in de andere vleugel van het gebouw om hun te vragen de macht over te nemen. De dag nadien werden onderhandelingen gestart, die lang aansleepten. Uiteindelijk kwam Miljukov, de leider van de Cadetten plechtig de vergaderzaal buiten en sprak: “er is een akkoord, wij zullen de macht overnemen”

Toen bleek ook hoe weinig eisen de leiders van de sovjet hadden gesteld. Ze vergaten vlug alle traditionele eisen over de oorlog, de republiek, land voor de boeren, de achturendag en beperkten zich tot één eis: het recht op vrijheid van pers en meningsuiting voor alle socialistische partijen. Meer zelfs: de Cadetten wilden de monarchie nog behouden. Natuurlijk moest Nicolaas II aftreden, maar misschien kon zijn neef Michael overtuigd worden om de troon over te nemen. Toen hem dit werd voorgesteld weigerde die echter. Dat was het einde van de Romanovs. Dit zou voor de revolutie meer dan een brug te ver geweest zijn. Deze tirannen, die Rusland gedurende honderden jaren hadden bestuurd, zouden geen enkele rol meer spelen. Er werd een voorlopig comité van de Doema gevormd, onder Rodzianko. Later zou dit omgezet worden in een voorlopige regering die geleid werd door prins (!) Lvov en enkel liberaal burgerlijke ministers bevatte. Miljukov, de feitelijke leider van de Cadetten werd minister van buitenlandse zaken. Slechts twee figuren die men enigszins kan associëren met de revolutie werden uitgenodigd om deel uit te maken van de regering: Kerensky, die na enige aarzeling aanvaardde en Cheidze, die weigerde en voorzitter bleef van de Sovjet. Die sovjet bleef ten andere de belangrijkste macht behouden.

De arbeiders, de drukkers, de spoorbeambten, de telegraaf, zelfs de bankbedienden, en de troepen bleven instructies vragen aan de sovjet, het enige orgaan waarvan ze de autoriteit aanvaardden.

Hoe kunnen we zoiets verklaren? Niemand zal het verwonderen dat velen in paniek slaan als ze de kans krijgen de macht over te nemen in een land, zeker een gigantisch rijk als Rusland. Ongetwijfeld zal de ene daarin moediger zijn dan de andere of meer vooruitziend of intelligenter. Maar individuele verschillen volstaan niet om het gedrag van onze bangelijke mensjewieken uit te leggen. Begrijpelijk wordt dit enkel als men uitgaat van klassen en de psychologie van die klassen. Sommige klassen hebben weinig moeite met het uitoefenen van macht omdat zij ervan uit gaan dat dit hun eeuwig recht is. Nicolas II, de laatste Russische tsaar was op elk gebied een volkomen onbenullig figuur met een zeer beperkte intelligentie. Maar hij had niet de minste twijfel dat hij, net als zijn voorvaderen het recht had te heersen over zijn enorme rijk. Zijn onderdanen wisten ook wel met welk onbenul ze te maken hadden, maar de geschiedenis van de repressie uit het verleden had hen voorzichtig gemaakt. In opstand komen deed je met gevaar voor eigen leven. De enige klasse die standvastig was en revolutionair was de arbeidersklasse: dat hadden de recente dagen overvloedig bewezen. Maar hun belangrijkste partij, de bolsjewieken had buitengewoon weinig ervaring met het bestuur van het land. Bovendien waren bijna al hun leiders ofwel in de gevangenis of in ballingschap in het buitenland of in Siberië. De leiders van de mensjewieken daarentegen waren meestal in vrijheid. Maar deze leiders waren typische vertegenwoordigers van de middenklassen: vrije beroepen, intellectuelen, Het marxisme leert dat dergelijke klassen nooit een onafhankelijke rol kunnen spelen: zij moeten zich ofwel aansluiten bij de burgerij (de kapitalisten) ofwel bij de arbeidersklasse. In 1905 hadden sommige mensjewistische leiders nog een positieve rol gespeeld, maar ondertussen hadden ze een ideologie gevonden om hun halfslachtig gedrag te vergoelijken.

Rusland had een democratische revolutie nodig, de afschaffing van de monarchie, daar was iedereen het over eens. Maar de mensjewieken waren ervan overtuigd dat de revolutie in Rusland zou verlopen zoals de Franse van 1789. Ook daar waren het arbeiders, leerjongens en studenten die de barricaden bemanden, ook dan kwamen de soldaten over naar de revolutie. Maar nadien namen de solide partijen van de burgerij, die de strijd gevolgd hadden vanuit hun sofa’s gezwind de macht over. De mensjewieken konden zich niet inbeelden dat het in Rusland anders zou gaan. De revolutie was een burgerlijke revolutie en dus moesten zij de macht overdragen aan de burgerij. De enige rol die ze voor zichzelf weggelegd zagen (gedurende een lange tijd) was die van linkse oppositie. Op het ogenblik dat zij de macht op een presenteerblaadje in handen kregen was het enige waar ze aan dachten die over te dragen aan de kapitalisten.

Maar de toestand in Rusland 1917 was niet hetzelfde als Parijs in 1789. In 1789 was er nog niet echt sprake van een arbeidersklasse, eerder handwerklieden. In Petersburg 1917 was er een sterke arbeidersklasse[10], die bovendien zeer wantrouwig stond tegenover de burgerij. Meer zelfs, de arbeiders maakten nauwelijks een onderscheid tussen de partijen van de burgerij en het regime van de tsaar. Bij gebrek aan leiders deden deze arbeiders het beste wat zij onthouden hadden van 1905: zij richtten sovjets op, organen van revolutionaire macht, gesteund op de gewapende massa’s. Door hun vertrouwen te geven aan deze kleinburgerlijke leiders waren de arbeiders, geheel tegen de verwachtingen in, politiek onteigend. Ze waren verbijsterd, gealarmeerd maar vonden niet dadelijk een uitweg voor deze impasse. De verraders die ze zelf verkozen hadden legden hen van bovenaf het zwijgen op met argumenten waarop ze niet dadelijk een antwoord vonden, maar die botsten met al hun gevoelens en betrachtingen. Het proletariaat had gestemd voor de mensjewieken en de sociaalrevolutionairen als tegenstanders van de tsaren, de kapitalisten en de landeigenaars, niet omdat ze verzoeners waren. Maar door hen te verkiezen hadden ze ongewild een scheidingswand gecreëerd tussen henzelf en hun eigen doelstellingen. Ze zullen niet in staat zijn vooruitgang te boeken zonder die muur, die ze zelf gemaakt hadden omver te werpen. Zo ontstond de situatie van twee naast elkaar bestaande machtscentra, meestal beschreven met de term dubbele macht. Aan de ene kant de voorlopige regering aan de andere kant de sovjets. Het is een onhoudbare toestand die maanden zou duren, maar uiteindelijk moest uitdraaien op de overwinning van de een of de ander.

Voetnoten

[6] Voor deze datum volg ik de toen gangbare kalender in Rusland. In onze kalender zou dat 8 maart moeten zijn. In dit boek gebruik ik de data altijd volgens de toenmalige Russische kalender. In het andere geval zouden we bijvoorbeeld moeten zeggen dat de Oktoberrevolutie in feite niet in oktober plaatsvond, wat alleen maar tot verwarring zou leiden.

[7] Hiervan zijn er veel voorbeelden. Om er maar één te noemen: tijdens de mijnwerkersstaking in Groot Brittannië in 1984/85, die bijna een jaar duurde speelden de vrouwen een zeer belangrijke rol.

[8] Deze tekst is overgenomen uit « De Russische revolutie » van Trotski (eigen vertaling)

[9] Dit is het meest wezenlijke kenmerk van een revolutie. Het is ook op die manier dat wij revolutie definiëren. Sommige mensen vinden dat men slechts van revolutie kan spreken als die revolutie ook effectief erin slaagt een andere klasse aan de macht te brengen. Dat is een onnodige beperking. Zelfs als een revolutie uiteindelijk niet slaagt (en dat kan dikwijls pas na vele jaren vastgesteld worden) doorloopt ze grotendeels dezelfde fases. Dit zal ik verderop uitleggen.

[10] Natuurlijk vormden de arbeiders slechts een zeer kleine minderheid op het totaal van de bevolking. Maar in Petersburg waren de arbeiders wel in de meerderheid. Voor een land is het meestal beslissend wat er in de stad gebeurt, ook al leeft de grote meerderheid van de bevolking op het platteland. Bovendien was er de alliantie tussen de arbeiders en de soldaten, die grotendeels boeren waren.