Tot voor kort werden de verkiezingsuitslagen in België gekenmerkt door een relatieve stabiliteit. Grote gebeurtenissen zoals de witte marsen, de stakingen tegen het globaal plan en het Generatiepact leidden hoogstens tot verschuivingen van enkele procenten. Ondanks de opgang van extreemrechts in Vlaanderen bleven de ‘traditionele partijen’ steeds aan zet.

Ditmaal was de uitslag helemaal anders. Het woord ‘historisch’ is niet overdreven om het stembusresultaat te beschrijven. Na 14 juni staan we voor een onuitgegeven politiek landschap. Een zwartgele vloedgolf in het noorden staat tegenover een rode tsunami in het zuiden.

De N-VA is er in geslaagd met meer dan een kwart van de stemmen (bijna een derde in de senaat) de grootste partij te worden van Vlaanderen, de grootste rechtse politieke formatie en de grootste partij van het land. Een paar jaar geleden was de N-VA nog de kleine kartelpartner van de CD&V. In de senaat bijvoorbeeld is de N-VA nu dubbel zo groot als de CD&V. Een vernedering voor de eens zo grote christendemocratie. Alle mogelijke frustraties bij de bevolking heeft de N-VA in haar voordeel weten om te buigen. Taalfrustraties en vermoeidheid met een aanslepende staatshervorming. Latente ongerustheid en onzekerheid over de toekomst, verscherpt door de gevolgen van de recessie, werden gekanaliseerd door het Vlaams nationalisme tegen de “verspillende Waal”, de “profiterende asielzoeker” en de “onveilige en slecht bestuurde hoofdstad”. De SP.a heeft hier geen weerwerk tegen kunnen bieden. De verwevenheid van de SP.a-top en het apparaat met de gevestigde orde, zowel staatkundig als socio-economisch, maakt dat de partij zich in grote mate buiten het gezichtsveld bevindt van diegenen die grondige veranderingen willen.

Met de overwinning van het Vlaams-nationalisme blijven de bazen buiten schot die afdanken, evenals de banken die voor een put van 22 miljard euro zorgden. De opgestapelde sociale grieven bij een gedesoriënteerde arbeidersklasse gleden allemaal naar de partij van Bart De Wever. Het is de vertwijfeling van een van de rijkste regio’s in Europa, die plots met de recessie vaststelt hoe kwetsbaar ze is. De golven van de recessie hebben voor de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog meer schade berokkend aan Vlaanderen dan aan Wallonië.

Vlaams-nationalisme kanaliseert politieke ergernis

Een doortastende staatshervorming, stelt de N-VA, biedt een uitweg uit de crisis, een herstel van de Vlaamse welvaart. Samengevat klinkt het ‘Meer Vlaanderen, minder crisis’. Een confederaal België als stap naar een onafhankelijk Vlaanderen. Het programma van de N-VA is een doorslagje van de eisenbundel van het Vlaamse patronaat. “Meer Vlaanderen” is codetaal voor de afbouw van het brugpensioen en andere vormen van vervroegde uittreding, een arbeidsuur die op jaarbasis wordt berekend, een loonvorming op basisprestaties en bedrijfsresultaten en de opdeling en privatisering van hele peilers van de sociale zekerheid. N-VA staat in werkelijkheid voor Nieuwe Vlaamse Armoede. Veel werknemers en jongeren hebben in ‘Meer Vlaanderen’ de beste verdediging gezien van hun belangen. Ze zullen bedrogen uitkomen.

Onder de N-VA-stemmers is slechts een gedeelte openlijk voorstander van een separatistische strategie. Ondertussen is er wel een electoraal draagvlak en een parlementaire kracht gevormd waarmee het Vlaamse patronaat in het offensief zal gaan. De staatshervorming die de patroonsorganisatie VOKA nastreeft is slechts een breekijzer voor een brutaal neoliberaal beleid. Het Vlaams-nationalisme is het omhulsel van een neoliberaal project. De Belgische federale staatstructuren en het gewicht van de Franstalige Parti Socialiste blijken nog steeds een hindernis te zijn voor de uitvoering van de sociaal-economische agenda van het KM-patronaat in het noorden. Niet voor niets stelde Anne Demelenne, algemeen secretaris van het ABVV, dat deze verkiezingen een “hoog risico inhielden voor de arbeidersbeweging”. Het Vlaamse patronaat heeft gemerkt met deze recessie hoe kwetsbaar het is voor de veranderingen van de internationale conjunctuur. Meer dan andere segmenten van de Belgische economie is het blootgesteld aan de internationale concurrentie. Om te kunnen overleven in de bikkelharde concurrentiestrijd moet het ‘oude Belgische sociale model’ af gebroken worden.

N-VA blaast (bijna) iedereen weg

De nationalistische worm heeft de appel van de CD&V van binnenuit opgegeten. Nooit is de christendemocratische partij onder de lat van 20 procent gegaan. Deze partij draagt een verpletterende verantwoordelijkheid voor de groei van de N-VA. Door de kleine N-VA in een kartel onder de vleugels te nemen heeft de CD&V een adder aan haar borst gekoesterd. Verrassend hoe een politieke tactiek zo kan tegenvallen. Voor de CD&V, ooit de staatsdragende partij, is het een driedubbele nederlaag. De partij wordt onttroond van de eerste plaats, ze stort electoraal neer op 17 zetels en de afstand met de N-VA is pijnlijk groot. Voor een partij die ooit ongenaakbaar was zorgt dit resultaat voor een zware morele opdoffer.

Ook de Open VLD duikelt naar beneden. Wie potje breekt, potje betaalt. De kersverse voorzitter Alexander De Croo, die de regering heeft doen struikelen over BHV, werd een paar weken geleden nog geprezen als een meestertacticus. Nu blijkt hij slechts een leerling-tovenaar te zijn. Hij heeft eigenhandig gezorgd voor de zware klappen die zijn partij heeft gekregen. De zet van Alexander De Croo is een fantastische hefboom gebleken voor de N-VA. Door de regering te laten vallen over een communautaire kwestie rolden zij de rode loper uit voor het Vlaams- nationalisme. De Vlaamse partijen die de federale regering uitmaakten werden afgestraft. Maar ook de andere partijen delen in de klappen.

Het Vlaams Belang ligt er ook belabberd bij. De uiterst rechtse partij valt terug op de score van de eerste Zwarte Zondag in 1991, namelijk 12,6 procent. Ongetwijfeld een effect van communicerende vaten tussen N-VA en het Vlaams Belang.

Lijst De Decker belandt onder de kiesdrempel behalve in West-Vlaanderen. De LDD houdt slechts één zetel over en is op sterven na dood.

Status-quo voor SP.a

De SP.a-top beweert dat de partij heeft ‘standgehouden’. Drie jaar geleden waarschuwden we dat een oppositiekuur op zichzelf nooit zaligmakend is. Een echte linkse oppositie in het parlement maar nog meer er buiten zou de SP.a sterker hebben gemaakt. De partij verliest meer dan 80.000 stemmen of 1,7 procent. De partij moet ook 1 zetel in het parlement afgeven. Vergeleken met de pandoering die de andere partijen krijgen kan dat een opluchting lijken. Maar dat socialisten midden in de grootste crisis van het kapitalisme sinds de Tweede Wereldoorlog niet vooruitgaan kan niet geruststellend zijn. De SP.a heeft vermeden zich te profileren op het communautaire terrein. Dat is goed. Door de nadruk te leggen op het socio-economische, een aantal sociale hervormingen en de woekerwinsten te willen afromen heeft de partij mogelijk de meubels gered. De campagne werd echter gevoerd met een grote handicap. De voorstellen, hoe schuchter ook, misten geloofwaardigheid. Velen hechten geen geloof aan diezelfde mensen die jaren aan de macht zijn geweest en de maatregelen die ze nu voorstellen nooit hebben doorgevoerd. “Het is duidelijk dat de SP.a haar paars imago nog niet van zich heeft kunnen afschudden”, analyseert De Standaard. Meer dan ooit is er nood aan een veel rodere SP.a met verregaande voorstellen van sociale verbetering en met vernieuwd politiek personeel. De partijtop kiest nu wel duidelijk voor regeringsverantwoordelijkheid. Het is gênant en voor sommigen ook verontwaardigend te zien hoe Caroline Gennez liefelijk lonkt naar Bart De Wever. Hij werd op de verkiezingsavond in de mond van Caroline Gennez zelfs “mijn vriend Bart” genoemd. De SP.a doet er best aan om niet deel te nemen aan de regering die nu wordt gevormd. De besparingsplannen die de rechterzijde en het patronaat door ons strot willen duwen kunnen nooit sociaal zijn. De onvermijdelijke ontgoocheling met het beleid van de N-VA in een federale regering moet langs links opgevangen worden. De SP.a beschikt over het grootste potentieel hiervoor. Maar het Vlaams Belang staat op de loer. Zij aan zij met de vakbonden kan de SP.a vechten voor een massale politieke linkse stem voor de arbeidersbeweging.

Groen doet het goed. De partij van Wouter van Besien deelt als enige niet in de klappen die de N-VA heeft uitgedeeld. Beter nog, Groen wint een zetel. Ook PVDA+ komt in Antwerpen dicht bij de kiesdrempel (4,7%). Het toont het potentieel voor een meer linkse politiek. Alleen de SP.a zou dit potentieel ten volle kunnen benutten.

Rood overwicht in Wallonië

Aan de andere kant van de taalgrens zien we een heel verschillend politiek landschap. De Parti Socialiste is hier de eerste partij en haalt zelfs een zeer hoge score van 37 procent (in de senaat). In sommige kieskringen haalt de PS absolute meerderheden tot boven de 60 procent. Met veel meer geloofwaardigheid dan de SP.a is de PS er in geslaagd zich voor te stellen als een sociaal schild tegen de besparingsdrift die op ons afkomt. De polarisatie tussen links en rechts, ingezet door de Franstalige liberalen onder Reynders, heeft opnieuw in het voordeel gespeeld van de socialisten. Dankzij de score van de PS worden de socialisten voor de eerste keer sinds 20 jaar weer de grootste politieke familie in het parlement. In plaats van de hand eerst te reiken naar de N-VA hadden Caroline Gennez en de SP.a-top beter onmiddellijk een bondgenootschap voorgesteld aan Di Rupo. Het Vlaamse hokjesdenken verdringt hier blijkbaar ook de solidariteit over de taalgrenzen. In het Zuidepershuis in Antwerpen waren de SP.a-militanten ‘not amused’ toen Patrick Janssens met een sneer naar Di Rupo het premierschap aan Bart De Wever voorstelde. Hij moest zelf reageren op het boegeroep van sommige aanwezigen.

De MR is weer aan de verliezende kant. De blauwe partij verliest 5 zetels en meer dan 8 procent van de stemmen. Dit gaat de crisis die nog steeds smeult binnen de MR weer aanwakkeren tussen de clans Michel en Reynders. De aanpak van Reynders was gericht op het opdrijven van de links-rechtspolarisatie in Wallonië. Deze aanpak heeft de PS verleden jaar gered… van een debacle. De MR daarentegen verloor veel van haar pluimen. De resultaten dit jaar van de Franstalige liberalen en socialisten liggen mooi in het verlengde van de scores van de vorige verkiezingen. De verschillen worden enkel nog uitvergroot. De MR in dalende lijn, de PS in stijgende lijn.

Ecolo leidt onder de vooruitgang van de Parti Socialiste en doet het minder goed dan in 2007 met 12,4 procent. De CD&H wordt dankzij haar ‘unionistische’ campagne weer de derde partij ten koste van Ecolo.

Uiterst rechts, onder de vorm van de Front National, wordt van de electorale kaart geveegd. Zoveel te beter. De donkerblauwe Parti Populaire haalt toch één zetel in Waals Brabant. Een kleine doorn in de voet van de liberalen.

Het aantal kiezers van de PVDA+ neemt met de helft toe, maar het is vooral de PTB die in Franstalig België 2 procent haalt. Geen zetel, maar wel een interessant symptoom van een zoektocht naar een links alternatief op de linkerflank van de Parti Socialiste.

Regeringsvorming

Dit is het politieke panorama op de vooravond van de vorming van een nieuwe regering. Sinds de vorige verkiezingen van 2007 hebben vier regeringen elkaar opgevolgd (Verhofstadt III, Leterme I, Van Rompuy en Leterme II) ingezet door zeven lange maanden van onderhandelingen…). De laatste regering is gevallen als gevolg van een grondige institutionele blokkering. Een regimecrisis is het nog niet. 13 juni heeft geen enkele van de verlammende politieke, communautaire en sociale tegenstellingen opgeheven. Integendeel. De kaarten zijn sterk dooreen geschud. Maar een oplossing is niet voorhanden. We leven in een van de meest bepalende momenten in de geschiedenis van het land. De druk om de Belgische staatsstructuren aan te passen aan de belangen van het Vlaamse patronaat is nooit zo groot geweest. Dit wordt gecombineerd met een grote fiscale crisis en een oplopende overheidsschuld.

België is een van de weinige landen die nog geen soberheidsplan heeft uitgewerkt en goedgekeurd in de EU. Mochten de onderhandelingen te lang duren zullen de ‘markten’ ongetwijfeld interveniëren. Met de ‘markten’ verstaan we de reactie van de banken en de institutionele beleggers. Ze worden geflankeerd door de rechtse regeringen in onze buurlanden, de Europese Unie en het IMF. Dat hebben ze al gedaan in de laatste weken van de campagne. Zo hebben ze de verschillende partijen verplicht de nood aan een draconisch besparingsplan op de voorgrond te plaatsen. De volgende maanden en jaren houden een groot risico in voor de socialistische beweging. Maar ook grote kansen worden ons aangeboden. De sociale frustraties aan de basis van die grondstroom die de N-VA zo groot heeft gemaakt, zullen geen oplossing krijgen. Er is geen enkel sociologisch of politiek fatalisme dat zegt dat een socialistische doorbraak in Vlaanderen onmogelijk zou zijn. Er is ruimte voor een steun voor een dieprode socialistische boodschap. De meer dan 20.000 voorkeurstemmen voor Erik De Bruyn, boegbeeld van SP.a Rood, geven dat op hun manier aan. De SP.a moet in de eerste plaats de PS de hand reiken en niet de N-VA of een Vlaams front. Een socialistisch front is nodig over de taalgrens heen. Met een plan van sociale hervormingen kunnen we zorgen dat het niet de gewone mensen zijn die de crisis betalen. Binnen de huidige markteconomie en haar onverbiddelijke mechanismen die tot ongelijkheid en uitsluiting leiden komt er geen oplossing voor de problemen in Vlaanderen of Wallonië. Hoog tijd dus om het socialisme op de agenda te plaatsen.