Maandag 10 november vond in de gesloten Gentse fabriek Treillarmé een bijeenkomst plaats waarop een aantal Argentijnse syndicalisten over hun ervaringen met zelfbeheer en arbeiderscontrole spraken. We vonden dat hun verhaal onder zoveel mogelijk syndicalisten en linkse activisten verspreid moest worden, niet alleen omdat het zo boeiend en meeslepend was, maar vooral omdat het concrete alternatieven biedt voor de huidige werkgelegenheidspolitiek van zowel de vakbonden als de linkse partijen, die haar failliet na de gebeurtenissen met Forges de Clabecq, Renault, Sabena, FCI en Ford Genk ruimschoots bewezen heeft.

Achtergrond

De crisis in Argentinië en het massaprotest dat daarop volgde, hebben we reeds uitvoerig in andere artikels behandeld (lees o.a.onze brochure over Argentiniëonze brochure over Argentinië). In 1999 kwam Fernando de la Rua aan de macht. Deze president ontketende een hevige aanval op de sociale verworvenheden van de Argentijnse arbeidersklasse om de buitenlandse schuld aan het IMF af te betalen. De bevolking van Argentinië verzette zich echter heftig tegen deze neoliberale regering. Stakingen en betogingen volgden elkaar in hoog tempo op en het massaprotest kende haar hoogtepunt in december 2001. De regering besefte dat haar positie wankel was en wilde met het uitroepen van de staat van beleg een einde stellen aan de 'anarchie'. De bevolking was verontwaardigd over deze repressieve maatregelen en wierp ten slotte met een massademonstratie op 19 en 20 december de regering omver. De president ontvluchtte het regeringsgebouw met een helikopter.

Net zoals in BoliviaBolivia was er geen revolutionaire partij om het machtsvacuüm op te vullen. In twee weken tijd volgden vijf presidenten elkaar op. De Argentijnen begonnen door het gebrek aan stabiliteit en staatsgezag zichzelf te besturen in wijkcomités. De arbeidersbeweging had een duidelijke voortrekkersrol gespeeld in de revolutionaire gebeurtenissen. De bijdrage van de industriële arbeidersklasse aan de omwenteling was echter niet zo groot en goed georganiseerd als die van andere delen van de klasse, zoals de beweging van de piqueteros (werkloze arbeiders). De angst om hun job te verliezen hield hen tegen om zich volledig in de strijd te werpen. Enkele groepen arbeiders konden echter niet wachten tot de rest van hun klasse zich in beweging zette. Na de confrontatie met de sluiting van hun fabriek werden ze gedwongen iets te ondernemen.

Ceramicas Zanon

In 2000 werd in de tegelfabriek Ceramicas Zanon het ontslag van honderd arbeiders en een drastische vermindering van het loon van de rest van de werknemers aangekondigd, hoewel deze winstgevende Italiaanse onderneming in Buenos Aires pas een nieuwe fabriek had geopend. De arbeiders van Zanon namen dit niet en riepen een staking uit die 34 dagen lang duurde. Het patronaat gaf echter niet toe en wilde zelfs driehonderd van de 380 arbeiders ontslaan. Na deze sluiting besloten de arbeiders om de fabriek draaiende te houden en het management in eigen handen te nemen. Ondanks allerlei pesterijen van de bazen (sabotage van de machines, ontnemen van sociale voorzieningen, rechten en transport, blokkade van de ingang enzovoort) zetten ze door. De werkers van Zanon voerden ook juridische actie om hun recht op arbeid te verdedigen. De rechter besliste dat de arbeiders weer aan het werk mochten en dat de bazen de fabriek opnieuw dienden te openen. Het patronaat hield zich echter niet aan deze uitspraak, waardoor de arbeiders gedwongen werden de fabriek over te nemen en zelf de productie te beheren. Ze bouwden een startkapitaal op door een deel van de voorraad te verwerken en te verkopen. De productie werd met zo'n 270 arbeiders heropgestart. De verkoop was in het begin enkel lokaal, maar heeft zich daarna uitgebreid, waardoor er zeventig nieuwe arbeiders aangeworven werden. Opmerkelijk is dat de fabriek met 340 arbeiders nog maar op de helft van de oorspronkelijke capaciteit draaide, terwijl de lonen gestegen waren. De nieuwe arbeiders kwamen voornamelijk uit de Moviemento de Trabajadores, die de arbeiders van Zanon sterk gesteund heeft in hun strijd voor zelfbeheer. De werkers werden immers met verschillende problemen geconfronteerd.

Een eerste probleem was de bevoorrading. De traditionele leveranciers waren immers niet langer bereid om klei te leveren aan een fabriek onder arbeiderscontrole. De werkers van Zanon vroegen toen aan de inheemse bevolking van Neuquen (de Mapuchen) om hen van deze grondstof te voorzien. De Mapuchen hadden voorheen geweigerd om het kapitalistische bedrijf van klei te voorzien. Nu stemden ze toe, aangezien ze inzagen dat hun strijd tegen onderdrukking en voor zelfbeheer dezelfde was als die van de arbeiders van Zanon. Een ander probleem was de voortdurende repressie van de staat. Viermaal probeerde de politie de werkers uit de fabriek te zetten. Arbeiders werden willekeurig gearresteerd, geïntimideerd en afgeranseld. De hele gemeenschap schaarde zich echter achter de werkers van Zanon, waardoor negentien arbeiders die wegens 'verstoring van de openbare orde' gevangen zaten, werden vrijgelaten. Om zich te verdedigen tegen nieuwe aanvallen van de politie en ingehuurde bandieten richtten de werkers uiteindelijk zelf een arbeidersmilitie op.

Deze militie staat net zoals alle andere structuren van de fabriek onder arbeiderscontrole. Wat houden 'arbeiderscontrole' en 'zelfbeheer' nu precies in? De werkers van Zanon komen driemaal per week samen om de productie te plannen en hun werkzaamheden te coördineren. De algemene vergadering van alle arbeiders kiest commissies die de dagdagelijkse leiding van de fabriek op zich nemen. Zo is er de aankoopcommissie die bepaalt welke machines, grondstoffen en onderdelen aangekocht moeten worden; de productiecommissie die de productie maandelijks plant naargelang de vraag; de communicatiecommissie die informatie verspreidt over het reilen en zeilen van de fabriek en een commissie die de veiligheid garandeert. Voorts kan het bedrijf in zelfbeheer ook rekenen op een medisch team dat bestaat uit betaalde verplegers, vrijwillige dokters en een technisch team met ingenieurs uit de twee naburige universiteiten, die hun diensten ook vrijwillig aanbieden.

Vanuit dit principe van arbeiderscontrole hebben de arbeiders van Zanon dan ook geweigerd dat het gerecht een curator zou aanstellen om de schulden en de administratie van het bedrijf te beheren. Zij hebben immers gestreden om hun fabriek open te houden, zij hebben de machines onderhouden, de productie op peil gebracht enzovoort. Ze hebben aangetoond dat de fabriek het best door henzelf bestuurd wordt. De winst gaat niet naar de zakken van de aandeelhouders en het patronaat, maar naar de lonen van de arbeiders en investeringen in de machines en de regio zelf. De arbeiders hebben immers voorgesteld dat een deel van de winst gebruikt zou worden voor de bouw en het onderhoud van scholen, ziekenhuizen enzovoort, wat de bevolking van de hele regio ten goede zou komen. Zelf verdienen ze nu 800 pesos per maand, terwijl het gemiddelde loon zo'n 600 pesos bedraagt. De arbeiders zien echter in dat hun positie wankel blijft zolang de fabriek formeel eigendom blijft van Zanon. Hun voorstel is bijgevolg om de fabriek te nationaliseren - het eigendomsrecht te laten overgaan in handen van de staat - maar met behoud van de principes en structuren van arbeiderscontrole en zelfbeheer.

Brukman

In het kielzog van Zanon volgden nog een aantal andere bedrijven, waaronder Brukman, een textielfabriek. De bazen van Brukman betaalden slechts 70 eurocent per week (zo’n 3 euro per maand). Dit was een ‘voorschot’ op hun eigenlijke loon dat nog niet uitbetaald kon worden vanwege de ‘slechte economische omstandigheden’. Ondanks deze ‘slechte tijden’ werd het arbeidsritme steeds opgedreven om zoveel mogelijk te produceren tegen het einde van de week en was alle textiel snel uit de magazijnen.

Op 18 december 2001 betaalden de patroons ten slotte helemaal geen loon meer uit en verdwenen ze met de noorderzon. Vele arbeiders wisten niet wat hen overkwam en bleven gewoon bij de fabriekspoort wachten omdat ze niet eens geld hadden om naar huis te gaan. Een maand lang kampeerden de werkers van Brukman voor hun fabriek en wachtten ze de terugkeer van hun 'werkgever' af. Uiteindelijk besloten ze om zelf aan het werk te gaan, zonder baas. De leveranciers kwamen naar de arbeiders om de aan- en verkoop te regelen. Men kan veel parallellen trekken met de strijd voor zelfbeheer in Zanon. Zo werd ook in de fabriek van Brukman de fabrieksorganisatie in commissies verdeeld; werden de voorraden verkocht om een startkapitaal te verwerven en de kosten (lonen, EGW, machineonderhoud) te dekken; werden de arbeiders geconfronteerd met repressie en pesterijen van de politie en de eigenaars. Eind december 2001 waren de werkers van Brukman erin geslaagd om hun kosten te betalen en zelfs winst te maken. In plaats van een schamele 3 euro verdienden ze plots 150 euro per maand.

De toekomst van de Argentijnse arbeiders

Aan het begin van 2003 stonden er in Argentinië reeds meer dan 150 fabrieken onder arbeiderscontrole en zelfbeheer. Deze kwamen bijeen in een Nationale Vergadering die onder meer opriep voor:

1. Een federatie van alle bezette bedrijven die hand in hand met de werklozenbeweging strijdt
2. De bezetting onder arbeiderscontrole van alle fabrieken die sluiten en het openstellen van de boekhouding voor de arbeiders zodat de ware financiële situatie onthuld wordt
3. De oprichting van een strijdfonds die stakers en hun families kan onderhouden
4. Nationalisatie van de banken en oprichting van een Nationale Bank die krediet aan lage rente verleent aan de bedrijven onder arbeiderscontrole
5. Een arbeidersregering

Het grootste probleem van de beweging is de geringe omvang van de bezette bedrijven. Tot op vandaag maakt geen enkele fabriek in zelfbeheer deel uit van de grote industriële sector. De regering, die na de recente verkiezingen aan de macht is gekomen (lees Lessen uit de Argentijnse verkiezingenLessen uit de Argentijnse verkiezingen, wil in de eerste plaats de economie van het land 'stabiliseren' zodat de grote oliebedrijven, staalgiganten en transportindustrie het land niet zullen verlaten, zoals vele andere kapitalisten voor hen. Dit houdt echter verdere besparingen en schuldaflossingen in, waardoor de sociaal-economische voedingsbodem voor de strijd van de Argentijnse massa allerminst zal verdwijnen. Indien de Argentijnse arbeiders, boeren, studenten en werklozen in hun strijd willen slagen, hebben ze nood aan een gezamenlijke beweging van piqueteros, wijkcomités, bezette fabrieken en vakbonden, gewapend met een strijdvaardige leiding en een socialistisch programma van maatschappijomvorming.

De relevantie van Zanon en Brukman voor België

Bij een revolutie denken de meeste mensen meteen aan een verafgelegen, arm en achterlijk land. Argentinië is echter een rijk en geïndustrialiseerd land. Het is de vierde grootste voedselexporteur in de wereld en een economische grootmacht in Latijns-Amerika. De huidige crisis is hoofdzakelijk het gevolg van de plannen van het IMF om nieuwe markten te openen, staatsbedrijven te privatiseren enzovoort. Deze neoliberale strategie is niet louter voorbehouden voor Argentinië, maar wordt toegepast in alle landen, zowel in de geïndustrialiseerde naties als in de 'ontwikkelingslanden'. De resultaten van deze politiek komen enkel de winsten van de banken, speculanten, industriëlen en grote aandeelhouders ten goede.

Voor de grote massa van de werkende bevolking leidt dit neoliberale kapitalisme tot harder en langer werken voor minder loon, onzekerheid inzake pensioenen, onnodige sluitingen enzovoort. De Argentijnse syndicalisten tonen ons dat het niet noodzakelijk is om mee te gaan in de neoliberale logica van loonlastenverlagingen, delokalisatie, loonverlies en flexibiliteit. Indien de eigenaars, patroons of aandeelhouders een goed draaiend bedrijf zomaar in de steek laten om meer winstgevende horizonten op te zoeken, dan zijn de werkers zélf in staat om de productie over te nemen. Het is de taak van de vakbonden in België en andere Europese landen om de ervaring van hun Argentijnse collega's om te zetten in een gelijkaardig strijdbaar alternatief om werkloosheid en sluitingen tegen te gaan. Zelfbeheer en arbeiderscontrole zijn geen exotische woorden uit verre landen of uit een ver syndicaal verleden; het zijn brandend actuele principes. Het is dan ook de taak van de linkse partijen in België, SP.a/PS en Agalev/Ecolo, om een politiek kader te scheppen waarbinnen arbeiderscontrole en zelfbeheer mogelijk zijn. De mogelijkheid tot nationalisatie van bedrijven die failliet dreigen te gaan, die in moeilijkheden verkeren of willen delokaliseren, zou hierbij een eerste stap in de goede richting zijn.