Renaat Braem (1910-2001) wordt algemeen beschouwd als een van de belangrijkste Belgische architecten van de 20e eeuw. Bij leven was hij een controversieel figuur – hij had een erg scherpe pen en hij kwam vrank en vrij uit voor zijn communistische sympathieën – en bij de viering van zijn 100e geboortedag laaide de discussie weer op: is hij een geniaal en visionair architect of zijn z’n concepten hopeloos verouderd en voorbijgestreefd?  

Ideologie in de praktijk

Renaat Braem kwam uit een artistiek gezin. Zijn vader behoorde tot de links-pacifistische vleugel van de Vlaamse beweging. Hij kwam via leerkrachten van de academie in contact met het marxisme en ontwierp als afstudeerproject in 1934 “De Lijnstad”, waarin hij socialisme, ontvoogdingsstrijd en planmatig gebruik van de ruimte met elkaar in overeenstemming probeert te brengen. Hij droomt van een klasseloze maatschappij en zijn bewondering voor de Russische revolutie komt tot uiting in de modellering van zijn “ideale stad”: er zijn collectieve restaurants, wasserijen en ontmoetingsruimtes met een aanbod aan culturele voorzieningen. De bekende Le Corbusier is sterk onder de indruk en Renaat mag als enige buitenlander bij hem stage lopen.

De dreiging van uiterst rechts verdiept zijn engagement en eind jaren ’30 sluit hij zich aan bij het verzet. Hij komt zonder kleerscheuren de oorlog door en een van zijn eerste opdrachten is het ontwerpen van praalwagens voor een optocht van de Antwerpse Communistische Partij.

De architect van de armen

Na de Tweede Wereldoorlog had België enorm te kampen met woningnood. De wet De Taeye uit 1948 poogde daar een mouw aan te passen: bouwpremies en het verlenen van leningen met een staatswaarborg moesten de mensen aanzetten tot het verwerven van een eigen woning. De Christelijke Volkspartij had hiermee ook een ideologisch doel: zo werd de arbeider ver weg gehouden van de ongezonde, gevaarlijke stad, waar het gevaar van proletarisering loerde. Daartegenover stond de visie van de socialisten en communisten die de ontvoogding van de arbeidersklasse voorop stelden. Renaat Braem kreeg onder impuls van de socialistische burgemeester Craeybeckx de kans om zijn opvattingen vorm te geven op het Kiel in Antwerpen. De wijk zou 800 gezinnen huisvesten, verspreid over negen hoogbouwblokken. Hij bouwde alle blokken op pijlers, want “de grond is van iedereen”. De woningen krijgen optimaal daglicht en onbelemmerd zicht op het groen. Hij zorgt ook voor allerhande sfeervolle esthetische ingrepen zoals het gebruik van primaire kleuren, sculpturen aan de ingangen, plantenbakken en een heus plonsbad in de hall van een van de blokken. Bij de voltooiing reageert de pers en katholiek Vlaanderen erg lauw, maar het grote publiek loopt storm. In twee maanden tijd lokken ze méér dan 50.000 bezoekers. Het is wel jammer dat hét centrale bindmiddel – het geplande gemeenschapscentrum – er niet komt wegens geldgebrek. Ook de collectieve voorzieningen zoals restaurants, wasserijen, en ontspanningszalen worden door de opdrachtgever geschrapt. Als je vandaag doorheen de Blokken van het Kiel wandelt, valt onmiddellijk het gevoel van ruimte op en het vele groen. De appartementen zelf lijken naar onze normen piepklein, maar zestig jaar geleden was een betaalbaar appartement met een eigen toilet én badkamer een ongehoorde luxe.

Het belang van zijn ideeën vandaag

In 1968 schreef Renaat Braem het schotschrift “Het lelijkste land ter wereld” waarin hij België beschrijft als “een door een krankzinnige bijeengenaaid lappendeken”.

Hij schuift een aantal voorstellen naar voren die vandaag ongemeen actueel klinken.

  • De gemeenten zouden grond moeten aankopen en laten beheren door een grondregie, op termijn moest dat uitmonden in “een nationalisatie van de grond” (je kunt enkel plannen wat je bezit).
  • De individuele woningbouw moest afgeremd worden, absolute voorrang aan het bouwen van sociale woningen. Met de 6 procent sociale woningen vandaag in Vlaanderen zou dat geen overbodige luxe zijn.
  • Openbare projecten moeten via openbare wedstrijden toegekend worden. Met de mislukking van de Oosterweelverbinding in het achterhoofd is dat zeker een zinvol voorstel.

Renaat Braem was vooral ook een rasoptimist: zijn realisaties stoelden op een positieve maatschappijvisie. Hij bleef geloven in een nieuwe maatschappij. Hij besloot zijn biografie met de woorden: “Alle macht aan de verbeelding, want de verbeelding wordt werkelijkheid als de utopie eindelijk de massa’s bezielt. Dan beginnen we te bouwen aan het schoonste land ter wereld!”