Van politieke boeken wordt wel eens gezegd dat ze saai en ingewikkeld zijn. Dat is allerminst het geval met het boek van Peter Franssen over Gaby Colebunders. In zeer verstaanbare, bijna spreektaal, schetst hij de levensloop van ‘de meest bekende vakbondsafgevaardigde van Vlaanderen’. Het is geschreven in de ‘ik-vorm’ waardoor het net aanvoelt alsof er iemand z’n levensverhaal zit te vertellen. Het is een hard verhaal waarin strijd centraal staat, maar ook een warm verhaal over solidariteit en vriendschap. De grote sterkte is wellicht de authenticiteit van het geheel. Je krijgt als het ware een dwarsdoorsnede van de ziel van een doorwinterd strijdsyndicalist, doorspekt met levenslessen en tactische inzichten.

Opgroeien in de mijncité Texas, een arme wijk in Genk, is zijn eerste kennismaking met een harde wereld van ongelijkheid. Mensen waren er zo arm dat ze kolen gingen zoeken op de mijnterrils. Hierdoor riskeerden ze fikse geldboetes want de mijnbazen vonden dit diefstal. Zelf woonden ze in grote villa’s met tuinen van 20 are en meer. Die waren zo groot dat ze een meid en een halftijdse tuinier nodig hadden om het allemaal netjes en chique te houden. Dit allemaal op kosten van de mijn. De mijnwerkers die met hun levensgevaarlijke arbeid duizend meter onder de grond voor dit geld zorgden, woonden in krakkemikkige huisjes, niet veel meer dan een krot.

Toen men het tijd vond om de mijn te sluiten moest ook Texas verdwijnen. De Genkse Texanen gingen in verzet en voorop liep Jef Ulburghs, een priester-arbeider uit de naburige deelgemeente Zwartberg. Jef vond dat een goed christen aan de kant van de armen moest staan. De strijd werd verloren maar Jef Ulburghs bleef een bron van inspiratie voor Gaby tot op de dag van vandaag. Toen hij enkele jaren later ook in Zwartberg woonde nam Ulburghs de jonge Colebunders mee naar mijnwerkersstakingen en betogingen. Dat waren volgens eigen zeggen de eerste vonken die bij hem het strijdvuur aanstaken. Toen de strijd voor het openhouden van de mijnen begon was hij 13 en tegen de tijd dat hij 17 was en werk moest gaan zoeken waren de mijnen dicht.

Na zijn eerste job en tevens kennismaking met het echte vakbondsleven bij Eurogolf, begint hij op 18-jarige leeftijd onder druk van zijn schoonfamilie te werken bij Ford. Twee jaar later, in 1992, besluit Ford een nachtploeg in te stellen en daarvoor 3.000 arbeiders aan te werven. Gaby wordt delegee van het ABVV en groeit uit tot een populaire figuur in de nachtploeg.

Buiten het boeiende strijd- en levensverhaal van Gaby zelf bevat het boek ook een schat aan feitelijke informatie en inzichten. Zo stonden bijvoorbeeld elk jaar 4.500 nieuwe werkkrachten klaar in de provincie Limburg. Door het verdwijnen van de mijnindustrie was Ford de enige grote industriële kracht in de provincie en kon daardoor, zeker aanvankelijk, de lonen laag houden. De fabriek in Genk werkte 48 uren terwijl de werkweek in de Antwerpse en Keulse Ford-fabrieken reeds 40 uren was. Van de 178 hectare industrieterrein die het bedrijf in Genk nodig had, werden 145 ha van de staat gekocht aan 5 frank per vierkante meter. De overige 33 hectare kochten ze van de gemeente Genk aan 60 procent van de geschatte marktwaarde. De voorkeursbehandeling en de cadeaus aan Ford hielden daarmee niet op. Toegangswegen tot de bedrijfsterreinen, spoorwegen, bruggen, rioleringen, elektriciteitsvoorzieningen en waterleiding werden gratis en voor niks aangelegd door de provincie. Gedurende vijf jaar moest Ford geen belasting betalen op haar personeel. Het bedrijf moest geen grondbelastingen betalen en de interesten op haar leningen werden betaald door de staat. Een bedrag van 50 miljoen frank per jaar. In die jaren stelde de staat zelfs méér dan gratis arbeiders ter beschikking. In februari 1966 sloot de regering-Harmel (CVP en SP) via de RVA een contract met de directie van Ford over de opleiding van 415 ex-mijnwerkers. Volgens het contract zouden die mensen een omscholing krijgen. In werkelijkheid kwamen ze vrijwel meteen in de productie terecht. Ford eiste in ruil wel een grote hap uit het budget dat bedoeld was voor reconversie van de mijnen. Ford kreeg 34 miljoen frank of 82.000 frank per mijnwerker. Ford betaalde die mensen 33,14 frank per uur. Reiskosten, sociale zekerheid e.d. vielen ten laste van de RVA. De loonkost voor een ex-mijnwerker kwam daarmee op 6.500 frank per maand. De 415 mijnwerkers bleven gemiddeld 6 maanden. Ieder van hen kostte Ford in die hele periode gemiddeld 40.000 frank. De multinational kreeg daarvoor een vergoeding van 82.000 frank, meer dan twee keer wat ze aan loon mee naar huis kregen dus. Toen het contract ten einde was hield Ford enkel 17 van de 415 ex-mijnwerkers in dienst. Ook onder de regering van Vanden Boeynants in 1969 en 1971 deden zich opnieuw situaties voor waarbij Ford werkkrachten nodig had en opnieuw gebruik kon maken van door de RVA betaald personeel.

Het is onbegonnen werk om de schat aan informatie en inzichten die in dit boek de revue passeren allemaal weer te geven in enkele paragrafen. In essentie gaat het over de strijd van de arbeidersklasse voor een menswaardig bestaan. Het conflict met de krachten die haar uitbuiten (de kapitalisten) en degenen die kost wat kost de vrede willen bewaren en alles bij het oude willen laten (de gevestigde politiek). Gaandeweg wordt Gaby zelf ook bewuster van zijn positie in de maatschappij. Hij ziet in dat vakbondswerk op zich niet genoeg is en dat de ontluikende arbeidersklasse ook een eigen partij nodig heeft. Hij sluit zich aan bij de PVDA waarvoor hij kandidaat is op 25 mei 2014.

Voor het volledige relaas van zijn syndicale werk, de strijd tegen de sluiting en hoe men er uiteindelijk in slaagt dezelfde sociale voorwaarden af te dwingen voor het personeel van de onderaannemers als van Ford zelf, willen we u graag naar het boek zelf doorverwijzen. Alhoewel het boek in de ik-vorm is geschreven en het uiteindelijk over Gaby Colebunders gaat, wordt geen kans onbenut gelaten de verdiensten van andere mensen in de verf te zetten. Zo steekt Gaby zijn bewondering voor de Argentijnse revolutionair Che Guevara niet onder stoelen of banken en spreekt hij met veel warmte en respect over bepaalde syndicale militanten en afgevaardigden uit zowel ACV als ABVV die hem de knepen van het vak leerden.

Een zeer opmerkelijk figuur in dat rijtje is wel Max De Vries, een 100-jarige Limburgse verzetsstrijder uit de tweede wereldoorlog. De Vries was een van de initiatiefnemers van de mijnstaking in mei 1941, tijdens de Nazi-bezetting. In een omzendbrief hadden de bezetters in 1940 laten weten dat ‘aansporen tot neerleggen van arbeid, moedwillig neerleggen van arbeid of aansporen tot het uitsluiten van werknemers krijgsrechtelijk beslecht zal worden’. De bezetter had de bevolking op voedselrantsoen gezet. Omdat de bezetter zoveel mogelijk kolen wilde hadden de ondergrondse mijnwerkers een extra rantsoen gekregen. De bovengrondse mijnwerkers eisten dit ook en op 16 mei 1941 gingen 180 van hen in Winterslag in staking. De dag daarop werden ze gevolgd door bovengronders in de mijnen van Waterschei en Zwartberg. Op het hoogtepunt van de staking waren 2.200 mijnwerkers, zowel boven als ondergronds, in staking. Ze eisten gelijke rantsoenen en een loonsverhoging. Daarop schaften de Duitsers de extra rantsoenen voor de ondergronders af maar zonder resultaat. Ze bleven staken en na 10 dagen gaf de bezetter toe. De rantsoenen werden gelijkgesteld en zowel de bovengrondse als de ondergrondse mijnwerkers bekwamen een loonsverhoging. Het commentaar van Gaby daarop vat de geest van het hele boek samen; “Veel mensen zien de geschiedenis als het verleden dat evengoed vergeten kan worden. Maar zo’n verhaal is leerrijk. Zelfs onder heel moeilijke omstandigheden kan je overwinningen behalen – als je tenminste de wil hebt je niet neer te leggen bij onrecht en uitbuiting en als je de mensen wilt organiseren. De ontmoeting met Max heeft mij gesterkt en me geholpen onze strijd bij Ford te verwerken”

Wie in Limburg woont, kan op 25 mei stemmen voor Gaby Colebunders die de PVDA lijst voor het Vlaams Parlement trekt en Max De Vries die als 11e opvolger op dezelfde lijst staat. De anderen raden we aan op vergelijkbare kalibers te stemmen en alvast het boek aan te schaffen; Gaby Colebunders: het verzet van een vakbondsman door Peter Franssen, 19,90 euro, te koop in de boekenhandel of te bestellen via http://www.epo.be/uitgeverij/boekinfo_boek.php?isbn=9789491297588http://www.epo.be/uitgeverij/boekinfo_boek.php?isbn=9789491297588