In het tijdperk van kapitalistisch verval is de bourgeoisie niet langer in staat de beschaving van de mens vooruit te brengen. Dit verval van het kapitalistische systeem dreigt elk aspect van het sociale leven te infecteren. De meest negatieve effecten van het verval zijn te vinden in de culturele wereld. De huidige periode in de geschiedenis van het kapitalisme wordt, naast al het overige, gekarakteriseerd door de afwezigheid van elke grote artistieke creatie, originele gedachte of filosofie. Het betreft een periode van extreme oppervlakkigheid, intellectuele armoede en spirituele leegheid. Het is een periode waarin een George W. Bush president van de machtigste natie op aarde kan worden en Jeff Koons wordt gezien als een kunstenaar van formaat.

Jeff Koons, de Amerikaanse popartiest, mag dan geen artistiek genie zijn, zijn producties leveren beslist heel wat geld op. Recent verkocht iemand een standbeeld van Koons met de naam ’Michael Jackson and Bubbles’, dat de fameuze popster in de nabijheid van een aapje uitbeeldt. De aankoopprijs van dit moderne meesterwerk was in 1991 het luttele bedrag van 250.000 dollar, maar het werd later verkocht voor 5,6 miljoen dollar. Een sluwe investeerder heeft dus na een periode van iets meer dan tien jaar een aardige winst gemaakt op een bescheiden uitgave. Waarom zou ook maar iemand zich nog bezighouden met een productieve investering als dergelijke winsten kunnen worden gemaakt met ‘kunst’?

Bij het verslag over dit markante succes schreef de Londense Evening Standard: “Hedendaagse stukken vormen vandaag de dag veruit de best presterende sector van de kunstmarkt.” De recent gepubliceerde Zurich Art Market Research Art and Antiques Index laat zien dat de ‘hedendaagse kunst’ sinds 1996 is verdubbeld in waarde, alleen in het jaar 2002 al met 26 procent. De belangstelling van de kapitalisten in kunst stijgt in tegengestelde proportie met hun wil om te investeren in de ontwikkeling van de industrie, wetenschap en technologie en om dingen te creëren die echt nuttig zijn voor de meerderheid van de mensheid.

Er bestaat een bloeiende internationale kunstmarkt, waar investeerders alles wat beschikbaar is gewillig opkopen, vaak tegen de meest absurde prijzen. Voor de geïnteresseerde is er zelfs een website met een bestand dat details bevat over ongeveer 290.000 kunstenaars en wereldwijde veilingverslagen vanaf 1700. De economische afdeling voorziet in prijsindexen, prijsniveaus per categorie, trend van ingekochte hoeveelheden, aantal transacties, specificatie van de omzet tussen verschillende markten en tussen mediumtypen en verkoopcomposities. Wie van grafieken, kaarten en diagrammen houdt wordt hier zeker en vast tevreden gesteld, hoewel van kunst zelf geen sprake is. Kunst wordt hier voorgesteld als niet veel meer dan een stuk koopwaar: het staat op dezelfde lijn als kauwgom, ondergoed en Irakese olie.

Groot-Brittannië, dat het grootste deel van haar productie-infrastructuur heeft verloren en dat grotendeels een parasitaire rentenierseconomie is geworden, is nu verantwoordelijk voor ongeveer 23 procent van de hedendaagse kunstmarkt in de wereld, omdat het een grote hoeveelheid vulgaire producties produceert van zogenaamde kunst die in het huidige speculatieve klimaat altijd een koper kan vinden. Op deze wijze voedt de ene parasitaire branche de andere. Een typische advertentie voor deze ‘productiebranche’ stelt ons de vraag: “Op welke manier zou je 5760 pond in 7152 pond willen veranderen op korte termijn?” De korte termijn is vandaag de dag het enige waar de kapitalisten geïnteresseerd in zijn. Het Britse kapitalisme is niet langer in staat auto’s te produceren, maar het heeft wel de markt weten te interesseren voor vulgaire kunst. Wat een vernietigende commentaar voor de voormalige werkplaats van de wereld! Is het verbazingwekkend dat Groot-Brittannië is geëindigd als niet veel meer dan een satelliet van het Amerikaanse imperialisme?

Het grootste knooppunt van deze handel vormt natuurlijk de VS, die verantwoordelijk zijn voor niet minder dan 56 procent ervan. Wat we niet hoeven te vertellen is dat deze gigantische uitgaven aan kunstwerken zeer weinig te maken hebben met esthetiek. De meeste gekochte werken zijn niet bedoeld om te kunnen worden gezien maar als een economische investering of – om de dingen bij hun juiste naam te noemen – als speculatie. De stukken zullen niet te zien zijn voor het publiek en het gros zal zelfs niet worden aanschouwd door de kopers ervan, die veelal de grote banken en ondernemingen zijn.

Een deel van deze kunstwerken (het goedkopere hedendaagse type) zal worden geleasd voor vertoon in de bestuurskamers en recepties van ondernemingen. Het grootste deel van het goede materiaal zal echter worden opgeborgen in de kluizen van de banken totdat de prijs goed is om ze weer te verkopen. In het geval van werken zoals ‘Michael Jackson and Bubbles’ zal dit waarschijnlijk wel de beste plek zijn. Maar tussen de kunstwerken die op deze manier afgeschermd worden, zitten echte schatten van wereldkunst. Onschatbare oude meesters, die het gemeenschappelijke bezit van de gehele mensheid zouden moeten zijn, zitten verborgen in de spaarpot van een vrek, waar ze nooit het daglicht zullen zien. Op deze manier wordt de mensheid beroofd van een kostbaar deel van haar erfgoed.

De plundering van Irak

Het meest hartverscheurende voorbeeld van de manier waarop het kapitalisme het culturele erfgoed van de mensheid vernietigt, is wat net in Irak is gebeurd. Deze uitgestrekte schatkamer van de menselijk beschaving, die meer dan vijfduizend jaar in de tijd teruggaat, is systematisch geplunderd, in puin gereden en vernietigd als gevolg van de Anglo-Amerikaanse verkrachting van Irak.

De obscene plunderorgie van enkele van de rijkste archeologische musea in de wereld moet bij alle geciviliseerde mensen een gevoel van walging en verontwaardiging hebben teweeggebracht. De criminelen die deze misdaden uitvoerden waren niet alleen ongeorganiseerde bendes. Zij handelden zo snel en hun activiteiten waren zo grondig dat het onmogelijk is te geloven dat zij louter ordinaire, spontaan handelende, arme stadsbewoners waren. De musea vormden systematisch een doelwit, niet alleen in Bagdad, maar ook in Babylon, de bakermat van de wereldbeschaving. The Sunday Mirror (13 april) meldde:

“Gisteren huilde Nabhal Amin, plaatsvervangend directeur van het Irakese nationale museum, nadat een stel stompzinnige vandalen het gebouw plunderden en beroofden. Het gebouw huisveste bijna 200.000 onschatbare antiquiteiten, die 8.000 jaar beslaan – onvervangbare sculpturen, ingeschreven stenen tabletten en gesneden reliëfs van een half dozijn culturen, waarbij de Soemerische, Assyrische en Babylonische rijken zijn inbegrepen. Mr. Amin zakte in elkaar wanneer hij zei: ‘Ze hebben 170.000 antieke stukken geroofd of vernietigd […] die miljarden dollars waard waren.’”

De om en bij het dozijn personen die deze vorm van cultureel vandalisme uitvoerden wisten wat ze deden. Men zag hen een antieke deuropening wegvoeren, terwijl anderen voorwerpen doorzochten, waaronder een 4.000 jaar oude zilveren harp uit het oude koninkrijk Ur. Dit was geen blinde plundertocht maar een doelbewuste, van tevoren geplande actie. Waarschijnlijk waren de verwoeste voorwerpen door andere, minder bewuste elementen vernield, of beschadigd door het tuig, in hun haast te krijgen waar ze voor kwamen. Het is ondenkbaar dat dit het werk is geweest van gewone Irakezen. Het is ook duidelijk dat wie die mensen ook waren, ze erg goed georganiseerd waren, zich bewust waren van de waarde van de gestolen objecten en waar ze de objecten van de hand konden doen. De uiteindelijke plaats van bestemming van de voorwerpen moet buiten de grenzen van Irak liggen.

Zainab Bahraini, een in Irak geboren professor in de Mesopotamische kunst die nu in de VS leeft, waarschuwde:

“Veel van deze stukken zullen verdwijnen op internationale kunstmarkten en nooit meer worden gezien. Als deze bendes de museums beginnen binnen te gaan en te plunderen, zal het verlies niet te overzien zijn”

En zo gebeurde. De curator van het museum in Babylon probeerde de schatten te beschermen door de ingang van het museum dicht te metselen, maar zonder succes. De georganiseerde bende die inbrak in het museum groef een gat aan de zijkant van het gebouw en plunderde alles behalve de zware stenen friezen die ze niet konden dragen. De curator van het museum huilde bij het aanzien van zijn geschonden museum, en de hele wereld zal met hem meehuilen.

Maar sommige mensen zullen niet huilen. Sommigen mensen zullen erg gelukkig zijn met de verkrachting van een oude beschaving. De bendes die de musea van Irak beroofden en de oude schatten stalen, waren georganiseerd door een kring van internationale kunstdealers. Deze gieren zaten te wachten op een gouden mogelijkheid, nadat de strijdkrachten van het Amerikaanse imperialisme Irak hardhandig hadden onderworpen. Hun agenten waren erop voorbereid om snel te handelen en waren er zeker van dat de bezettende strijdkrachten zich niet met hun activiteiten zouden bemoeien. Niemand zou vragen wat ze aan het doen waren. Niemand zou zich bemoeien met het vervoer van de gestolen goederen. Niemand zou ze tegenhouden bij de grens met Jordanië. Het was allemaal net zo simpel als het doen van de was!

Het kan niet makkelijk zijn geweest om grote standbeelden te transporteren zonder opgemerkt te worden. Het is zeer wel mogelijk dat er een soort van samenwerking was aan de kant van de Amerikanen. Ze waren op zijn minst verantwoordelijk voor criminele veronachtzaming wat betreft de plundering, het toekijken terwijl ziekenhuizen werden geruïneerd en de diefstal van medicijnen. De Amerikanen namen een houding van brutale onverschilligheid aan tegenover het lijden van de Irakese bevolking, waarvan ze beweerden ze te komen bevrijden. En hun minachting voor de waardigheid van Irak blijkt ook uit hun onverschilligheid tegenover de vernietiging van haar cultuur. Dit gedrag laat niet de humane bezorgdheid van werkelijke bevrijders zien, maar de arrogantie van imperialistische veroveraars.

Rumsfeld en de vrijheid om te plunderen

Het meest veelzeggende commentaar kwam van Donald Rumsfeld. Toen werd gevraagd naar het plunderen en de wanorde in Bagdad antwoordde hij met verheven kalmte dat vrijheid een erg fijn ding was en dat vrije mensen soms onjuiste dingen doen. Omdat ze vrij zijn, mogen ze plunderen, roven, brand stichten en musea en ziekenhuizen ruïneren. Dit is blijkbaar een kleine prijs die betaald moet worden voor het verkrijgen van vrijheid? De fervente toewijding van Mr. Rumsfeld aan de principes van de vrije markt, inclusief het heilige recht om te plunderen, reikt blijkbaar niet tot aan de oliehandel. Amerikaanse troepen verplaatsten zich direct om het ministerie van olie en het ministerie van Defensie te verdedigen, terwijl ziekenhuizen, scholen en musea aan hun lot werden overgelaten. Dit kleine detail brengt duidelijk de waarden en prioriteiten van het kapitalistische systeem aan het licht.

Voor de kapitalisten hebben kunst, cultuur en onderwijs geen intrinsieke waarde. Deze zaken zijn alleen maar van belang voor zover zij een bron van verrijking verschaffen voor diegenen die reeds walgelijk rijk zijn. Als ze kunnen wegkomen met het sluiten van scholen en ziekenhuizen in Europa en de VS met het oog op belastingbesparing, zullen ze dat vrolijk doen. Als ze mensen kunnen laten betalen voor publieke diensten zoals musea, bibliotheken en kunstgalerijen, zullen ze die privatiseren. Als dat niet genoeg geld oplevert, zullen ze worden gesloten.

De culturele wereld van de vroege 21e eeuw is een woestijn waarin alles ondergeschikt is aan één enkel principe: winst. Donald Rumsfeld is niet verontrust over de verdwijning van een groot deel van het culturele erfgoed van de mensheid omdat hij niet gelooft in gemeenschappelijke erfgoederen, maar enkel in privé-eigendom. Waarom zouden al deze oude standbeelden moeten vermolmen in een museum in Bagdad terwijl er profijtelijk gebruik van kan worden gemaakt door een handige kunsthandelaar in New York? Voor mensen zoals Rumsfeld zijn kunstwerken alleen van belang wanneer ze zijn omgevormd tot koopwaar. Als hij zijn gelijk had zou de inhoud van ieder museum en kunstgalerij in de wereld te koop worden gezet en aan de hoogste bieder worden overgedragen. Dit zijn echte marktprincipes. Dit is het element waaruit de democratie zou moeten worden gemaakt!

Het is van geen belang dat deze eigenaardige vorm van ‘democratie’ inhoudt dat een handvol gigantische ondernemingen, geleid door een kleine ongekozen kliek miljardairs ongehinderd heersen over de wereld. Het is een onbeduidend detail dat deze ‘principes van de vrije markt’ de systematische ontmanteling van alle verworvenheden die de arbeidersklasse de afgelopen honderd jaar heeft bewerkstelligd en de terugkeer naar de donkere Middeleeuwen met zich meebrengen. Het feit dat deze ‘principes’ een bedreiging voor de cultuur en de beschaafde waarden vormen, is hoegenaamd niet belangrijk. Het enige wat telt is dat het kapitaal regeert en wordt toegestaan de plundering van de hele wereld zonder belemmering te kunnen uitvoeren.

De moraal van Bush

De oude beschavingen van het Midden-Oosten hadden vele barbaarse kenmerken, hoewel deze nooit zo barbaars waren als de manier van handelen van de imperialisten van vandaag de dag. De oude beschavingen aanbaden barbaarse en bloeddorstige goden. Een van hen was de god Moloch, die een constante stroom van menselijke offers eiste, gewoonlijk kleine kinderen. Oprechte christenen zoals George W. Bush en zijn luitenant Donald Rumsfeld nemen dit als bewijs voor de morele superioriteit van hun religie, die ze nu de bevolking van Irak willen aansmeren door middel van de diensten van een leger van evangelische missionarissen afkomstig uit de Bible Belt in de VS.

We betwijfelen ten zeerste of deze missionarissen een warm onthaal zullen krijgen in Irak, ondanks het feit dat ze goed uitgerust zullen zijn met geld en eten, waarmee ze de hongerige bevolking hopen om te kopen om hun religieuze bindingen te veranderen. De bevolking van Irak heeft genoeg gelegenheden gehad de morele superioriteit van het christendom zoals dat bedreven wordt door Bush en Rusmfeld, te observeren en zullen daaruit de volgende conclusie hebben getrokken: dat dit het meest bloeddorstige, gemeenste en meest barbaarse geloof is dat de wereld ooit heeft gezien.

In de laatste twaalf jaar heeft de barbaarse economische blokkade van Irak meer dan een miljoen kinderen gedood. Niemand weet hoeveel onschuldige vrouwen en kinderen zijn gedood tijdens de recente gevechten. Maar het is zeker dat er nog veel meer mensen de komende maanden dood zullen gaan als gevolg van de vernietiging door bommen van wat er nog van de infrastructuur over was. In vergelijking met de praktijken van de Amerikaanse imperialisten in Irak lijkt Moloch een goedaardige god.

De echte religie van George W. Bush en de klasse die hij zo goed typeert is niet het christendom, maar de aanbidding van Mammon, de god van de weelde. Zij zijn bereid om elk aantal mannen, vrouwen en kinderen op te offeren aan deze meedogenloze god. Het gaat hier om een religie die geen hart heeft, geen ziel en geen geest en volledig is toegewijd aan het opstapelen van de rijkdommen van deze wereld. De volgende zal dan voor zichzelf moeten zorgen, want een rijke man stelt zich tevreden binnen het aanzicht van de Heer.

Kapitalistische neergang

In haar periode van opgang speelde de bourgeoisie een progressieve rol bij de ontwikkeling van de productieve krachten en werden de grenzen van de beschaving en cultuur vooruit gebracht. Maar tijdens de periode van seniel verval zijn de kapitalisten niet langer geïnteresseerd in de ontwikkeling van de productiekrachten. De nauwe grenzen van het kapitalisme kunnen niet eens de productiekrachten bevatten die al gecreëerd zijn. De wereldeconomie bevindt zich in een crisis omdat er te veel auto’s zijn, te veel staal, te veel schoenen en te veel computers. In een wereld waar 35 miljoen mensen omkomen van de honger worden boeren in Europa en de VS betaald om geen voedsel te produceren omdat er te veel graan, vlees en melk zou zijn.

De oorlogen die het ene na het andere land verscheuren zijn een symptoom van het feit dat het hele systeem zich in een diepe crisis bevindt en gespleten is door onoplosbare contradicties. Breuklijnen en scheuren verschijnen overal in de kapitalistische wereldorde. In een systeem dat geen waardering heeft voor het mensenleven, dat totaal onverschillig is voor het leed van miljoenen kleine kinderen, welke kans is er dan voor de cultuur? Wie kan ernstig over de schoonheden van de kunst, de muziek en de literatuur praten wanneer we aan alle kanten zijn omgeven door barbarij?

We bevinden ons te midden van een algemene achteruitgang van wat ooit beschaving werd genoemd. Dit is het onvermijdelijke resultaat van het feit dat het huidige socio-economische systeem haar historische bestaansreden heeft overleefd. De beschaving wordt tegengehouden door twee gigantische belemmeringen voor vooruitgang: privaat eigendom van de productiemiddelen en de natiestaat. Maar de bourgeoisie is niet in staat in te zien dat zij een reactionaire barrière voor de menselijke ontwikkeling is geworden. Ze klampt zich vast aan de macht zoals een stervende man zich aan het leven vastklampt. Hiermee heeft ze de wereld veroordeeld tot een periode van opwellingen, oorlogen en chaos. Alle pogingen om zichzelf te redden zijn uiteindelijk gedoemd te mislukken. Haar neergang is onomkeerbaar, maar niettemin dreigt ze de samenleving met zich mee naar beneden te trekken.

Aan het begin van de 21e eeuw is de bourgeoisie volledig reactionair, verrot, corrupt en gedegenereerd geworden. Dit feit staat geschreven op de gezichten van de meest vooraanstaande vertegenwoordigers van de overheid van de Verenigde Staten van Amerika. De handelingen van de klasse van mensen die nu de wereld beheersen, vormen een schrikbarende bedreiging voor de toekomst van de menselijke cultuur en beschaving. De gebeurtenissen in Irak hebben dit feit met markante helderheid aan het licht gebracht.

De strijd tegen het imperialisme en het kapitalisme is nu een strijd geworden om de verworvenheden van de menselijke cultuur te verdedigen tegen de vernietigende kracht die dreigt hen onder de voet te verbrijzelen om te kunnen voldoen aan een onverzadigbare hebzucht. De arbeidersklasse kan niet onverschillig staan tegenover het lot van de cultuur. Dit is het fundament waarop het toekomstige socialistische bouwwerk zal moeten worden opgebouwd. We kunnen de bourgeoisie niet toestaan dat ten gronde te richten! De opgebouwde verworvenheden van 5.000 jaar menselijke beschaving moeten worden verdedigd, gewaardeerd, vergaard en bewaard ten voordele van onze kinderen en kleinkinderen.

Dit alles geldt honderd keer meer voor de jongeren. De jongeren hebben meer te verliezen van de verwoestingen van het kapitalisme dan wie ook. We moeten de aanval op het onderwijs een halt toeroepen en een fatsoenlijke en humane opleiding voor iedereen eisen. Het monopolie van de bourgeoisie op de cultuur en het onderwijs moet worden doorbroken! Cultuur is voor iedereen, niet voor de verrijking van een handvol welgestelde parasieten. Jonge mensen moeten begrijpen dat hun toekomst de actieve deelname aan de strijd voor het socialisme vereist. Het is onmogelijk om neutraal te zijn!

De oorlog in Irak heeft de breedste lagen van de maatschappij wakker geschud. Het heeft niet alleen op de arbeidersklasse een effect gehad, maar ook op de studenten, de intellectuelen en de kunstenaars, die hun afkeer voor de onrechtvaardige oorlog hebben getoond. Nu is deze oorlog voorbij. Maar de strijd is nog maar net begonnen. Het is nodig om de conclusies te trekken.

Het is de plicht van al diegenen die kunst en cultuur koesteren om de ernst te beseffen van deze bedreiging van alles wat zij voor dierbaar houden. Kunstenaars, musici, schrijvers en intellectuelen hebben ook een rol te spelen in de strijd voor een betere toekomst. Het kapitalisme, met haar zielloze geloof van ‘marktwaarden’, is de negatie van de creatieve geest, die de drijfveer is voor kunst en cultuur. De dictatuur van de grote monopolies verstikt het potentieel voor een vrije ontwikkeling van de menselijke creativiteit, om welke ze niks geven. De beste vertegenwoordigers van de kunstenaars, de schrijvers en de musici worstelen om hun recht op vrijheid van meningsuiting te laten gelden. Naast de zieltogende ‘officiële’ kunst, die alle symptomen laat zien van het verval van het systeem van waaruit ze is ontsproten, zullen er nieuwe trends opkomen die de revolterende geest van de nieuwe generatie weerspiegelen. De anti-oorlogsbeweging heeft hen tot actie aangespoord. Maar betekenisvolle actie vereist een serieus programma en een perspectief.

Kunst kan nooit echt vrij zijn onder het kapitalisme. De nieuwe tendensen in de kunst, de literatuur en de muziek kunnen zichzelf alleen stevig vestigen op het fundament van een nieuwe maatschappij die zich heeft bevrijd van de wurgende greep van het winstbejag, de hebzucht en het egoïsme – een maatschappij waarin mensen tot elkaar in verhouding staan als echte menselijke wezens. De naam van deze maatschappij is het socialisme. Het is tijd om alle angst en twijfel opzij te zetten en zich met de arbeidersklasse te verenigen in het revolutionaire gevecht om de maatschappij te veranderen en een nieuwe wereld op te bouwen die leefbaar is voor de mensheid.