Brochure TTIP 1 page 001Het vrijhandelsverdrag tussen de VS en de EU, Transatlantic Trade & Investment Partnership, beter bekend onder de afkorting TTIP, heeft terecht veel stof doen opwaaien. Al bijna 3 miljoen Europeanen hebben een petitie tegen dit verdrag ondertekend.

Door pro-kapitalistische politici wordt het verdrag gepresenteerd alsof het slechts een vrijhandelsverdrag is, een nieuw verdrag dat slechts een logische stap is in het tijdperk van globalisering. Het vergemakkelijkt de handel tussen de VS en de EU, maakt producten goedkoper en zorgt voor meer banen. Wie kan daar nu op tegen zijn?

Er wordt echter steeds meer bekend over de duistere zijde van dit verdrag, waarover de onderhandelingen achter gesloten deuren plaatsvinden. Het verdrag betekent dat vele reguleringen op het gebied van arbeidsrechten, milieu- en gezondheidswetgeving als handelsbelemmering gezien worden die moeten verdwijnen. De lagere Amerikaanse standaarden moeten in Europa worden toegepast, om zo de Europese bedrijven competitief te houden. Volgens de FNV zijn de banen die erbij zouden komen, 'pulpbanen'. Een ander voorbeeld is de aanval op het Europese voorzorgsbeginsel. Dat gaat ervan uit dat men geen producten op de markt toelaat tenzij men zeker is dat die producten absoluut veilig zijn voor de volksgezondheid. Dit principe werd in het verleden toegepast om bijvoorbeeld met chloor behandeld vlees of genetisch gemanipuleerde organismen van de Europese markt te weren. In de VS bestaat dit beginsel niet. Het is een regelrechte aanval op de Europese werkende klasse. Alles ten faveure van de winsten van de multinationals.

Het meest controversiële is de voorgestelde geschillenregeling ISDS (Investor State Dispute Settlement). Hiermee kunnen buitenlandse bedrijven claims indienen als deze door overheidsbeleid winsten zouden mislopen. Het is de ultieme dictatuur van multinationals via tribunalen achter gesloten deuren. Het klinkt als een kwaadaardige samenzwering, maar dergelijke anti-democratische tribunalen bestaan reeds en Nederland speelt een belangrijke rol bij het faciliteren van deze claims.

Een voorbeeld van ISDS betreft het Zweedse energiebedrijf Vattenfall, dat een schadevergoeding van €1,7 miljard eiste tegen Hamburg, omdat de milieuwetgeving te sterk zou zijn en daardoor de bouw van een kolencentrale niet door kon gaan. Uiteindelijk paste Hamburg zijn regelgeving aan om geen schadevergoeding te hoeven betalen. Een ander geval is het Amerikaanse bedrijf Renco, dat de staat Peru aanklaagde voor $800 miljoen, omdat deze een contract niet verlengd heeft nadat Renco's werkzaamheden tot enorme vervuiling en verwoesting van regenwoud leidden. Het Franse bedrijf Veolia klaagde Egypte aan omdat het minimumloon verhoogd werd!

Niet gek dus dat er veel verzet is ontstaan tegen dit verdrag. Maar wat is het alternatief? Is vrijhandel niet noodzakelijk? Of is er juist nood aan protectionisme?

Vrijhandel

TTIP wordt gepresenteerd als een vrijhandelsakkoord tussen de VS en de EU, welke welvaart en banen voor ons allen gaat opleveren. Het credo is, vrijhandel is goed voor ons allen. Verschillende reguleringen zullen te komen vervallen, waardoor handelsverkeer tussen EU-lidstaten en de VS vergemakkelijkt wordt.

Vrijhandel leidt tot toegenomen welvaart, stellen de liberale voorstanders van vrijhandel. Dit rust op een bepaald idee, 'meer handel = meer waarde'. In feite is het niet handel, maar arbeid dat waarde creëert. Het zijn niet de handelaren die het scheppen, maar de arbeiders, zowel zij die met hun handen als zij die met hun hoofd werken. Karl Marx wist deze arbeidstheorie van waarde het verst uit te werken, daarbij voortbouwend op klassieke Britse economen als Adam Smith en David Ricardo. Omdat arbeiders niet de volledige waarde betaald krijgen van wat zij produceren, creëren zij ook meerwaarde die door de bedrijfseigenaar (de kapitalist) wordt toegeëigend en (deels) opnieuw geïnvesteerd wordt in nieuwe productietechnieken of andere sectoren, om de concurrent voor te blijven. Deze productieve investeringen produceren de groei onder het kapitalisme.

Desalniettemin speelt (vrij)handel wel een uiterst belangrijke rol binnen het kapitalisme. Het is noodzakelijk voor de kapitalisten om de door de arbeiders geproduceerde meerwaarde zoveel mogelijk te realiseren. Daarvoor zijn er afzetmarkten nodig. Omdat de nationale markten altijd beperkt zijn (de kapitalisten proberen de lonen in hun eigen land zo laag mogelijk te houden om competitief te blijven), is er altijd behoefte aan buitenlandse afzetmarkten. Daarnaast betekent de afwezigheid van handelsbarrières dat productie verplaatst kan worden naar landen waar de lonen lager zijn, om zo meer meerwaarde te realiseren dan hun concurrenten. Dit is wat er gebeurd is met de zogenaamde 'deïndustrialisering' van het Westen. We leven niet in een 'post-industriële' samenleving zoals sommigen claimen, maar veel industrieën zijn simpelweg naar Aziatische landen verplaatst, terwijl de overgebleven industrieën in het Westen kapitaalintensiever zijn geworden en minder personeel nodig hebben.

Het is geen toeval dat de voorstanders van vrijhandel altijd de rijkste en meest ontwikkelde landen zijn. Het zijn namelijk hun industrieën die het winnen van de minder productieve producenten in minder ontwikkelde landen. Dit zagen we reeds in de 17e eeuw, toen de Republiek der Nederlanden voor vrijhandel pleitte in de handel met Oost-Indië, waar de Portugezen een monopolie hadden. De gerenommeerde jurist-filosoof Hugo de Groot schreef Mare Liberum, waarin de zeeën als vrijhandelsgebied werden vastgelegd waar niemand een monopolie had. Dit document werd vervolgens gebruikt als rechtvaardiging om Portugese schepen te enteren en te plunderen, omdat zij het 'natuurlijke recht' van de vrije zee zouden schenden. In deze tijd verwierp Engeland het principe van de vrije zee, omdat zij haar scheepvaart en visserij wilde beschermen tegen de Nederlanders.

In de 18e en 19e eeuw had Engeland de rol van Nederland overgenomen en werd zij de dominante kapitalistische wereldmacht, met economen als Smith en Ricardo die als ideologen hiervoor dienden. Het was pas toen dat Engeland een pleitbezorger werd van vrijhandel. Frankrijk en de Duitse staten verscholen zich toen nog achter tariefmuren. De reden hiervoor is duidelijk: vrijhandel is vooral voordelig voor de sterkste landen en kapitalisten. Het heeft de historische tendens om de zwakkere producenten uit te schakelen, waardoor de markt door een steeds kleinere groep bedrijven gedomineerd wordt.

Imperialisme en oorlog

Eind 19e eeuw was Groot-Brittannië de aanjager van vrijhandel. Duitsland en de VS gingen zich ook steeds meer op de wereldmarkt begeven als opkomende concurrenten. De ideologen van vrijhandel zagen een toenemende economische integratie. Dit was de eerste periode van globalisering, lang voordat het woord een trend werd in de jaren 1990. De liberale ideologen van vrijhandel geloofden dat handel en economische integratie tot geleidelijke groei van welvaart en vrede zouden leiden.

De heersende klassen van de grootmachten raakten echter in conflict. Het grootkapitaal was reeds zo gegroeid dat de thuismarkten niet meer genoeg waren. Het was noodzakelijk om meer gebieden onder controle te krijgen die konden dienen als afzetmarkt, en tegelijk als bron van grondstoffen en nu ook als bestemming voor de export van kapitaal. Zo ontstond er een nieuwe fase van kapitalisme, welke door Lenin het imperialisme genoemd werd. De grootmachten verdeelden de rest van de wereld in kolonies, semi-kolonies en protectoraten. Conflicten tussen de heersende klassen over herverdeling van de kolonies en markten leidden tot de Eerste Wereldoorlog, waarin miljoenen doden vielen.

Zo zien we dat de heersende klasse voor vrijhandel pleit wanneer het haar uitkomt, maar tevens over kon gaan op een oorlogseconomie waarin de staat een grote rol speelt. Het is geen ideologisch vraagstuk, maar is gebaseerd op welke tactiek haar belangen het meest dient. Vrijhandel is een tactiek, maar ook protectionisme en oorlog zijn 'tactieken'. Een nieuwe periode van vrijhandel was er in de 'roaring twenties', maar deze kwam ten einde met de beurskrach van 1929. Daarna was er een periode van protectionisme, welke eindigde met de slachting van de Tweede Wereldoorlog, in feite een voortzetting van de Eerste Wereldoorlog op grotere schaal.

Amerikaans imperialisme

Na de Tweede Wereldoorlog werd het verzwakte Britse rijk ontmanteld. De rol van Groot-Brittannië op wereldschaal werd nu overgenomen door de Verenigde Staten, wiens industrie tijdens de Tweede Wereldoorlog intact bleef. Met de Bretton Woods conferentie werden de Wereldbank en het IMF opgericht en werd de dollar aan goud gekoppeld. Dit systeem bleef in stand tot de vroege jaren '70 en leidde tot een enorme groei van de wereldhandel in vergelijking met de vooroorlogse periode. In Europa zag men dat Duitsland en Frankrijk met kleinere landen de Europese Economische Gemeenschap oprichtten, om zo te trachten een vrijhandelsblok te vormen dat een tegenwicht kon vormen tegen de VS.

Het Amerikaanse imperialisme werd op deze manier de aanjager van vrije handel in de kapitalistische wereld, met West-Europa als reservespeler. Desalniettemin was er in deze tijd ondanks de enorme stijging van de wereldhandel veel staatsinvloed in de economieën van de kapitalistische landen. Het was pas na de crises van de jaren '70 en '80 dat de zogenaamde neoliberale ideeën binnen de kapitalistische klasse dominant werden. Staatsbedrijven moesten geprivatiseerd worden en bedrijven moesten vrij spel krijgen. Westers kapitaal moest vrij toegang krijgen tot de voormalige koloniën. De ongeremde  vrije markt werd een dogma in de strijd tegen de werkende klasse van zowel de Eerste als Derde Wereldlanden.

Het herstel van het kapitalisme in de Sovjet-Unie en het Oostblok, met de integratie van China en India in de wereldmarkt, zorgden voor een extra boost voor het wereldkapitalisme. Vooral de jaren '90 waren vol met illusies over ongebreidelde groei  door vrijhandel, als gevolg van een enorm ideologisch tegenoffensief tegen marxisme, communisme en socialisme. Ondanks de enorme overmacht van de VS na de val van de Sovjet-Unie, waarbij de VS de rest van de wereld probeerde te domineren via de Wereldhandelsorganisatie (WTO), is deze trend om tot één blok te komen ten einde gekomen wegens de verschillen tussen de heersende klassen, plus de afnemende kracht van het Amerikaanse imperialisme als gevolg van de economische crisis en de gefaalde militaire missies in Irak en Afghanistan.

Is protectionisme een sociaal alternatief?

Sommigen ter linkerzijde pleiten voor protectionisme als alternatief voor vrijhandel en globalisering. Met protectionistische maatregelen zoals invoertarieven, belastingen en handelsbelemmeringen willen zij de globalisering van kapitaal tegengaan. Dit zou een sociaal alternatief moeten zijn voor de neoliberale politiek van vrijhandel en globalisering.

Het eerste om te benadrukken is dat de zogenaamde vrijhandelsakkoorden als TTIP en TPP zelf een soort van protectionisme zijn, maar dan op basis van handelsblokken die door grote economieën gedomineerd worden. Vrijhandel en protectionisme zijn twee zijden van dezelfde munt, het beschermen van de belangen van het bedrijfsleven. TTIP combineert de meest negatieve eigenschappen van beide.

De kapitalisten van alle geïndustrialiseerde landen zijn groot gegroeid door tenminste enige vorm van protectionisme. Landen als Frankrijk, Duitsland, de VS, Japan en Zuid-Korea hebben allemaal op een bepaald punt handelsbarrières gehad tegen de goederen van de dominante kapitalistische grootmacht (Nederland, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten). Wanneer landen in Afrika, Azië, Latijns-Amerika en de Cariben door Westerse landen en instanties wordt voorgehouden dat ontwikkeling enkel mogelijk is door het opengooien van hun markten, getuigt dat van cynisme en een gebrek aan historisch besef.

Tegelijk moeten we altijd inzien dat het onder druk zetten van Derde Wereldlanden door het IMF en de Wereldbank (dat wil zeggen, door de VS en de EU) niet voortkomt uit een verkeerd neoliberaal gedachtegoed, maar gewoon puur imperialistische politiek is in het belang van de Amerikaanse en Europese multinationals. Tegelijk met het prijzen van vrijhandel, voeren de VS en EU op landbouwgebied een protectionistisch beleid dat vooral rampzalig is voor Afrikaanse landen.

Protectionisme is geen oplossing voor onze problemen. In de huidige omstandigheden zou protectionisme de economische crisis verergeren. We moeten niet vergeten, het was niet de beurskrach van 1929 zelf die tot de Grote Depressie van de jaren '30 leidde. Het waren de protectionistische maatregelen waarmee landen op elkaar reageerden, die ervoor zorgden dat het kapitalisme in een extreem diepe crisis kwam die enkel door de Tweede Wereldoorlog werd 'opgelost'.

De waarheid is dat we sinds de crisis van 2008 de terugkeer van verschillende protectionistische maatregelen zien. We kunnen zelfs spreken over een trend van 'deglobalisering'. De groei van de wereldhandel is gekelderd. De internationale handel hinkt achter de groei van het wereld bbp. Dit is de eerste keer sinds 1983. Sinds 2008 trekt de handel slechts nog met 3 procent per jaar aan. Van 1983 tot 2008 was dit 6 procent. Voor 2008 was de groei van de handel twee keer zo groot als deze van de wereldproductie. Er is een constante dreiging van valutaoorlogen als gevolg van devaluaties. Met de afnemende macht van het Amerikaans imperialisme, de grootmacht die na de instorting van de Sovjet-Unie overal ter wereld de 'vrije markt' oplegde, zien we een grote concurrentiestrijd tussen regionale machten en handelsblokken ontstaan, die allemaal een stuk uit de krimpende taart voor zichzelf willen.

Naast een concurrentiestrijd tussen regionale blokken, zien we ook onenigheid binnen het Europese blok. Zolang er sprake was van economische groei, wezen de neuzen binnen de Europese Unie en de Eurozone dezelfde kant op. Met de komst van de eurocrisis bleek echter hoe zwak het Euro-project was. Nu is er geen sprake van een trots Europees kapitalistisch blok, maar van staten die het oneens zijn over financiële noodsteun en de opvang van vluchtelingen. Er is zelfs de kans dat Groot-Brittannië de Europese Unie verlaat op basis van een referendum, wat een verdere klap zou zijn voor het Europese kapitalistische blok. Het is de zwakte van de Europese Unie welke ervoor gezorgd heeft dat met TTIP een juniorpartner dreigt te worden van het Amerikaanse imperialisme in een gezamenlijk blok.

Op industrieel gebied zien we het zogenaamde 'reshoring', waarbij industrie (tenminste deels) wordt teruggehaald naar het moederland. De Europese Unie is voorstander hiervan en wil in 2020 het aandeel industriële productie als onderdeel van het BBP verhogen van 16% naar 20%. Deze productie is na 'reshoring' veel meer kapitaalintensief dan in de Aziatische landen waar deze oorspronkelijk naartoe verhuisde, dus veel banen levert dit allemaal niet op. Het toont vooral de onzekerheid en de protectionistische stromingen van dit tijdperk.

Hoewel TTIP en TPP vrijhandelsverdragen zijn voor de lidstaten onderling, zijn deze tegelijk symptomen van een toenemend protectionisme op wereldschaal. Het zijn in feite toegevingen van de VS dat hun pogingen om een nieuwe wereldorde op te zetten op basis van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), gefaald hebben. Om de belangen van Amerikaans kapitaal veilig te stellen, wordt er daarom getracht om samen met de EU een Trans-Atlantisch blok te vormen tegen Rusland en China (TTIP). Tegelijk wordt er getracht om met Aziatische en Oceanische landen een handelsblok te vormen tegen China (TPP). Dit alles duidt erop dat de macht van de VS en de EU op wereldschaal verder afnemen. De 'gewone mensen' mogen via afbraak van democratische rechten, arbeidswetgeving en lagere milieu- en gezondheidsregelgeving betalen voor de zwakte van de Amerikaanse en Europese kapitalisten.

Een socialistisch alternatief

Het is niet zeker of TTIP getekend zal worden. Er zijn immers altijd conflicterende belangen tussen de kapitalisten van verschillende landen. Sommige Europese regeringen kunnen direct ISDS-claims verwachten indien TTIP getekend wordt, aangezien het vooral Amerikaanse bedrijven zijn die deze zullen indienen.

We kunnen echter niet ons lot in handen leggen van de regeringen die de belangen van de bedrijven boven die van de werkende klasse stellen. Als TTIP verworpen wordt, zullen direct de onderhandelingen starten voor een TTIP-light, waar de Europese kapitalisten iets meer voordeel hebben tegenover de Amerikaanse. Het is daarom nodig dat de arbeidersbeweging, in samenwerking met de milieubeweging en linkse partijen, op onafhankelijke wijze mobiliseert tegen TTIP.  Met onafhankelijk verstaan we los van de Nederlandse of Belgische regering en staat. In 1998 zorgde massale mobilisatie voor het begraven van het Multilateraal Investeringsakkoord (MIA) dat alle rechten gaf aan de multinationale investeerders. Sinds een paar jaar is er ook massaal protest van jongeren en vakbonden tegen de TTIP. Daarnaast is er nood aan een alternatief voor zowel het vrijhandelskapitalisme en het protectionisme.

Marx en Engels mengden zich in de 19e eeuw in het debat over 'vrijhandel vs. protectionisme'. De Anti-Corn Law League wilde de invoerrechten op graan afschaffen, terwijl de grondbezitters zich daartegen verzetten. Zoals Marx en Engels stelden waren de liberale voorstanders van vrijhandel tegelijk de grootste uitbuiters van de arbeiders. Het waren veelal industriëlen die goedkoper graan wilden, omdat goedkoper graan betekende dat de lonen van de arbeiders verder gedrukt konden worden. Om die reden bepleitten Marx en Engels een onafhankelijk standpunt in dit vraagstuk, vanuit het standpunt van de werkende klasse. Hoewel de wereld op sommige punten veel veranderd is, kunnen we met TTIP een gelijksoortige positie innemen.

De verspreiding van het kapitalisme over de aardbol heeft, zoals Marx en Engels lang geleden in het Communistisch Manifest uitlegden, een zeer destructieve rol gespeeld. Hele gemeenschappen raken ontheemd en moeten verhuizen om elders werk te zoeken wanneer lokale industrieën ten onder gaan. Dat was in de late 19e eeuw het geval in Nederland toen goedkoop Amerikaans graan tot een trek naar de steden leidde. Tegenwoordig zien we soortgelijke fenomenen in Derde Wereldlanden. Tegelijk hebben de groeiende wereldhandel en economische integratie op wereldschaal, samen met de ontwikkeling van nieuwe middelen van productie en communicatie, echter ook de voorwaarden gecreëerd voor een betere en eerlijke wereld, voor een paradijs op aarde.

Er zijn momenteel twee grote barrières voor de verdere ontwikkeling van de mensheid: het private bezit van de productiemiddelen en de natiestaat. De beperkende rol van de natiestaat is door de kapitalisten zelf ook duidelijk geworden. De oprichting van de Europese Unie en de pogingen om tot vrijhandelsblokken te komen, zijn precies pogingen om de natiestaat deels te overkomen. Dit gebeurt echter op een alles behalve harmonieuze wijze, waar de meer ontwikkelde landen over de minder ontwikkelde landen domineren en grote bedrijven meer macht krijgen ten opzichte van werknemers en kleine bedrijfjes.

Wat de kapitalisten echter niet willen veranderen, is hun bezit over de productiemiddelen. Een steeds kleiner wordende groep van banken, verzekeringsmaatschappijen en multinationals controleert de productie en distributie van koopwaren over de hele wereld. Het productieproces bij hen vindt plaats door samenwerking van arbeiders over landen in de hele wereld, die allemaal deelhandelingen verrichten op de wereldmarkt om zo in hun levensonderhoud te voorzien. Tegelijkertijd wordt er binnen deze bedrijven op massieve schaal gepland om operaties in vele landen goed te laten verlopen. Wat we hier hebben zijn geplande economieën op zichzelf!

Het probleem is dat terwijl de productie steeds meer een maatschappelijk karakter krijgt, er geen maatschappelijke controle is over de productie of over de enorme winsten die er gemaakt worden. Bedrijfswinsten staan ondanks de crisis op recordhoogtes, maar er zijn duizenden miljarden euro's die simpelweg opgepot worden en niet geïnvesteerd worden. De reden hiervoor is dat we ons in een crisis van overproductie bevinden en het voor de kapitalisten voordeliger is om minder te investeren in reële productie en meer in vastgoedspeculatie en dergelijke.

Op deze manier hebben de besluiten van een kleine groep bedrijven, effecten voor gemeenschappen over de hele wereld. Met verdragen zoals TTIP, welke bepalingen rond ISDS bevatten, wordt hun macht enkel nog meer vergroot. Dit is niet enkel ondemocratisch of immoreel, het is tevens volledig onnodig. Met onze huidige staat van technologie hebben we geen privaat eigendom van de productiemiddelen meer nodig. Door het gebruik van computers en smartphones is het tegenwoordig een peulenschil om deze giganten op democratische wijze collectief te runnen en de meerwaarde te investeren in sociale doeleinden. Dit kan op democratische wijze, zonder een bureaucratische kaste zoals in de voormalige Sovjet-Unie.

Dit gaat echter niet vanzelf. Het vergt een internationale strijd van de werkende klasse tegenover de kapitaalbezitters. Het is nodig om de belangrijkste banken, verzekeringsmaatschappijen en multinationals te nationaliseren onder democratische controle van de werknemers. Met een inkorting van de werkweek zonder loonverlies kunnen we echte banen creëren en met de extra vrije tijd kunnen we de economie en samenleving op werkelijk democratische wijze besturen.

Dit kunnen we echter niet alleen binnen Nederland realiseren. Een socialistische oplossing voor de overheersing van de multinationals kan enkel internationaal zijn. De strijd is overal ter wereld dezelfde. Enkel op basis van een vrijwillige socialistische federatie van Europa en uiteindelijk de hele wereld, kunnen we de strijd winnen en de mensen daadwerkelijk boven de winsten plaatsen.