De huidige crisis wordt door burgerlijke economen en politici soms als een kredietcrisis of een financiële crisis beschreven, andere keren dan weer als een bankencrisis, een vertrouwenscrisis of een crisis van de euro. Onder burgerlijke economen verstaan we de economische experts, ten dienste van de kapitalistische ondernemingen, denktanks zoals Itinera of Econoshock en de meeste professoren economie. Dezelfde visie op de crisis vinden we in zeer grote mate ook terug in de documenten en nota’s van de leiding van SP.a en PS, maar ook de top van ABVV en ACV is doordrongen van een gelijkaardige denkwijze. Zelfs de syndicale studiediensten ontsnappen niet aan dat denkpatroon. De economische analyses van de syndicale studiediensten volgen steeds een of andere ‘school’ van burgerlijke economen, meestal die van Keynes (meer weten over Keynes? klik dan op http://www.vonk.org/20020202251/kan-het-keynesianisme-de-economische-crisis-oplossen.htm). Een eigen socialistische kijk (laat staan een marxistische visie) op de kapitalistische economie komt niet aan bod in hun publicaties.

Wat is reformisme?

Reformisme, in al zijn verschillende vormen en gedaanten, is de overheersende politieke stroming in de arbeidersbeweging (vakbonden en SP.a en PS). De meeste reformisten hebben reeds lang elke ambitie laten varen om te breken met het kapitalistisch systeem en het te vervangen door een socialistische maatschappij. Het reformisme houdt anderzijds ook niet van het kapitalisme zoals het er nu uitziet. Het wil het kapitalisme hervormen tot een socialer en vriendelijker systeem. Ze zijn op zoek naar een soort van kapitalisme met een menselijk gezicht. Reformisten gaan er ook prat op ‘realist’ te zijn. Verwachten van een wild dier zoals een tijger dat het zich een vegetarisch dieet laat opleggen getuigt niet meteen van veel zin voor ‘realiteit’. Toch is dat wat de reformisten met het kapitalisme willen doen. De illusie dat het kapitalisme (opnieuw?) sociaal kan zijn is gebaseerd op de herinneringen aan de (uitzonderlijke) periode van economische groei en sociale vooruitgang na de Tweede Wereldoorlog. Uit die tijd stamt de sociale zekerheid, het uitgebreid sociaal overleg, de ondernemingsraden, comités voor veiligheid en preventie en talrijke andere verworvenheden. Het was een periode gekenmerkt door een aanhoudende groei, een gouden tijdperk van het kapitalisme, althans in West-Europa. Er bestonden toen (financiële) marges die een sociaal beleid mogelijk maakten. Het reformisme is vergroeid met de golden sixties en seventies, en die periode komt niet terug. Zelfs toen moesten de hervormingen dikwijls door de arbeidersbeweging afgedwongen worden via strijd.

Reformisten denken en handelen enkel binnen het huidige systeem en kunnen zich geen andere wereld voorstellen dan de bestaande kapitalistische. ‘Out of the (capitalist) box’ denken is niet aan hen besteed. Het reformisme in de vakbond beperkt zich niet tot diegenen aan de top die lid zijn van SP.a of PS. Om reformist te zijn, hoeft men geen lid te zijn van een van die partijen. De verschillen tussen de heersende ideeën in de SP.a en in de vakbonden zijn niet altijd zo groot als men denkt. Indien vakbonden en SP.a/PS soms botsen, dan is het omdat een vakbond nu eenmaal onder sterkere druk van zijn achterban staat. De vakbonden verzetten zich ook tegen maatregelen die hun positie in de instellingen verzwakt. Maar hun analyse van de crisis en de oplossingen die ze voorstellen lopen niet ver uit elkaar. Dit verklaart waarom vakbonden in verschillende landen (CCOO en UGT in Spanje, de FNV top in Nederland enzovoort) akkoorden sluiten die sociale achteruitgang betekenen. Als je vandaag blijft vasthouden aan een reformistische visie en volhoudt dat het kapitalisme het enige mogelijke systeem is, dan zal het resultaat een beleid van stervensbegeleiding van ons ‘sociaal model’ zijn. Daarom staat reformisme niet meer voor progressieve sociale hervormingen, maar voor afbraak van sociale verworvenheden.

De verschillende benamingen van de crisis aan het begin van dit artikel omschrijven slechts symptomen. Ze zijn het gezicht van een grondigere crisis, een overproductiecrisis, de crisis van het kapitalisme zelf die zich wereldwijd uitdrukt in overtollige productiecapaciteit. We staan niet voor een crisis van korte duur maar een die minstens een decennium zal duren, onderbroken door korte perioden van herstel. Het kapitalisme wil deze crisis te boven komen door een sociale achteruitgang van historische proporties te organiseren. Aangezien in elk land de consumptie van de bevolking het grootste deel van de economie uitmaakt, kan dit enkel leiden tot grotere achteruitgang.

Een verkeerde analyse zorgt voor verkeerde remedies. De eerste reacties op de crisis in 2008 riepen op tot regulering van de financiële sector. Anderen zien heil in het verkleinen van de rol die het financiekapitaal speelt in de economie.

Het klopt dat de financiële sector in de jaren 1980-90 enorm is gegroeid. Dit is echter geen nieuwe tendens in de kapitalistische economie. Lenin beschreef dit fenomeen aan het begin van de vorige eeuw al in zijn boek over het imperialisme. Marx legde in ‘Het Kapitaal’ in de 19de eeuw ook al het toegenomen belang van de rol van het krediet uit. Als gevolg van de massale injectie van krediet in de economie en de waanzinnige aangroei van niet-productieve investeringen in speculatie en ingewikkelde financiële producten is alles wel in een stroomversnelling gekomen.

Ideologie

Deze dubbele tactiek (krediet en financiële speculatie) was een poging om de crisis van de jaren 1970 te bezweren. Het zijn kenmerken van het zogezegde ‘neoliberalisme’, een beleid dat actief werd ondersteund door opeenvolgende regeringen. Uiteindelijk werden zware recessies enkel uitgesteld en werden de onderliggende problemen gigantisch veel groter. De huidige crisis is daarom ook zo diep. In tegenstelling tot wat de reformisten geloven is dit niet gewoon het resultaat van een ideologische verschuiving. Het ideologisch offensief van rechts beantwoordt niet aan een of andere gril van de kapitalisten maar aan een dwingende materiële noodzaak. Niet omdat zij de economie van hun land – laat staan van de wereld –veilig willen stellen, wel om hun winsten op peil te houden en het hoofd boven water te houden in een wereldwijde concurrentie..Hetzelfde kan men zeggen van de draconische soberheid die de arbeidersklasse nu wereldwijd wordt opgelegd.

Denken dat de soberheid ‘ideologisch’ is en dat een fundamenteel ander beleid mogelijk is binnen het kapitalisme (met behulp van een andere ideologie) is dagdromerij. Het ‘neoliberalisme’ is de uitdrukking van de belangen van de kapitalistische klasse. De soberheidsmaatregelen zijn ‘ideologisch’ in de mate dat ze een politieke uitdrukking geven aan de materiële belangen van de kapitalisten.

Tijdelijk, zeer tijdelijk, kunnen bepaalde maatregelen ten voordele van de arbeidersklasse worden doorgevoerd om zware sociale protesten of zelfs revoluties te bezweren. Strijden voor hervormingen en verbeteringen (zelfs de kleinste) is natuurlijk noodzakelijk. Maar van zodra het sociaal protest wegebt, er een nieuwe crisis toeslaat of een revolutionaire beweging niet tot het verdwijnen van het kapitalisme leidt, zullen de kapitalisten terugnemen wat ze onder druk ‘gegeven’ hebben. De algemene tendens vandaag is er een van systematische afbouw van sociale wetgeving en regels. De kapitalisten en de regeringen schrikken er niet voor terug de confrontatie met de arbeidersbeweging te zoeken. Als ze hun doel kunnen bereiken met ‘overleg’ en ‘onderhandelen’ zullen ze dat doen. Zoniet blazen ze deze ‘tradities’ vrolijk op. Indien regeringen niet buigzaam genoeg zijn worden ze opzij gezet en vervangen door regeringen van ‘technocraten’. Zo werden onlangs in Griekenland en Italië zonder voorafgaande verkiezingen regeringen van bankiers aangesteld. Op die manier willen de ‘markten’ een mouw passen aan het ‘gebrek aan politieke leiding’ in sommige landen.

Regulering is het ‘buzzword’ geworden. Iedereen neemt het in de mond, maar de reformisten maken er hun paradepaardje van. Vooral de banken moeten worden gereguleerd. Aan welke maatregelen wordt er dan gedacht?

Splitsing spaar- en zakenbank

Om de economie en de spaarders te beschermen tegen het kapitalistisch casino en zijn compulsieve gokkers wil men de zaken- en spaaractiviteiten van de banken scheiden. De band tussen beide activiteiten zou aan de basis liggen van de huidige crisis. Spaarbanken en zakenbanken zouden daarom van elkaar gescheiden moeten worden. Wanneer de spaargelden worden beschermd, zouden de overheden tijdens een crisis niet meer tussenbeide moeten komen om de spaarders te redden. Het eerste wat in dat verband moet worden opgemerkt is dat zo een maatregel in het verleden in de VS reeds werd genomen. Zo werd in 1933 de Glass-Steagall Act gestemd. Bill Clinton stelde hier echter een einde aan in 1999 door de banksector te dereguleren. Wat de ene regering doorvoert kan een andere dus ongedaan maken. Als de kapitalisten de regelgeving willen wijzigen kunnen ze dit bewerkstelligen door druk uit te oefenen op de regering. Het drama van de huidige tijd is dat regeringen die in naam socialistisch zijn – zoals de Spaanse onder Zapatero en de Griekse onder Papandreou – op het moment van de waarheid altijd plooien voor de kapitalistische dictaten. Wij ijveren voor een echte socialistische regering, een regering die niet alleen de belangen van de werkende bevolking verdedigt maar ook vergroeid is met de arbeidersbeweging, in de eerste plaats met de vakbonden. Een dergelijke regering moet durven weerstaan aan de kapitalistische druk en aan de druk van de ‘markten’. Een regering die dat duidelijk maakt zou zeer vlug de krachtsverhoudingen in het land (Europa – de wereld…) in haar voordeel kunnen veranderen. Maar waarom dan zich beperken tot het ‘reguleren’ van het kapitalisme? Waarom dan niet overgaan tot de overname van de grote en levensnoodzakelijke sectoren van de economie?

Op zich lost de splitsing tussen spaarbanken en zakenbanken niets op. De crisis van 2008 is niet begonnen door toxische financiële producten maar met het ineenstorten van de hypotheekmarkt (een klassieke bankactiviteit) in de VS als gevolg van de ‘subprime’ crisis. In Groot-Brittannië was de hypotheekbank Northern Rock de eerste grote bank die gered moest worden. In de jaren 1980 was het de Savings & Loans bank die zorgde voor paniek op de financiële markten. Deze bank was een spaarbank die kredieten verleende. Vandaag zijn het de staatsleningen (ooit de veiligste van alle financiële activiteiten) die in crisis zijn.

Kapitaalratio verhogen

Een ander voorstel tot hervorming is de verhoging van de kapitaalratio van de banken. Op die manier houden de banken meer geld in kas. De kapitaalratio is de verhouding tussen het eigen vermogen van een bank en de uitstaande leningen. De EU wil de kapitaalratio van de Europese banken optrekken naar 9 procent. Zwitserland denkt er aan die ratio op te trekken van 9 naar 19 procent. Sommigen hebben het zelfs over een noodzakelijke ratio van 40 procent. Onder het kapitalisme zal het eerste effect van zo een maatregel zijn dat de kostprijs voor leningen duurder wordt zodat bedrijven zich moeilijker kunnen financieren. Bovendien is het ook zo dat in de 19de eeuw de gemiddelde kapitaalratio van een bank 20 à 30 procent bedroeg. Toen gingen banken ook al over kop. Meer zelfs dan vandaag…

Een openbare bank

Een nieuwe openbare of coöperatieve bank midden in een zee van privébanken zal snel de speelbal worden van de wetten van de vrije markt. Het zal niet de openbare bank zijn die de praktijk van de privébanken beïnvloedt. Het omgekeerde is veel waarschijnlijker. De ervaring met de ASLK of het Gemeentekrediet, voor ze geprivatiseerd werden, mag zeker niet worden geïdealiseerd. Ook openbare banken kunnen functioneren zoals de ergste privébanken. In de jaren 1980 legde het Gemeentekrediet soberheidsplannen op aan de gemeenten in ruil voor nieuwe leningen. Dit zorgde voor veel protest en lange stakingen in steden zoals Antwerpen, Brussel en Luik. Een openbare bank lost ook een ander probleem van de huidige crisis, de coördinatie van de financiële stromen, niet op. Enkel een algemene nationalisatie van de bank en financiële sector kan daar een aanzet toe zijn. Minder kortzichtige economen zoals Paul De Grauwe denken dit ook. Alleen wil hij de banken nationaliseren om ze later, wanneer ze weer sterk zijn, terug te kunnen verkopen aan de privésector. Dat is niet wat wij verstaan onder nationalisatie.

Schaf de ratingsagencies af!

De belangrijkste kredietbeoordelaars, Fitch, Standards & Poor en Moody’s zwaaien de plak. Hun beoordelingen (AAA, AA+ en zo verder tot en met C, voor de slechtste leerling van de klas) worden als oorzaak gezien van de stijging van de rente en de besparingen. Hier wordt eigenlijk oorzaak en gevolg met elkaar verward. Uiteindelijk tekenen ratingsagencies een objectieve verslechtering of verbetering op van de terugbetalingsmogelijkheden van overheden en privé-instellingen. Ze werken als een soort thermometer die koorts vaststelt. De thermometer stuk gooien of een andere aanschaffen die op een andere manier de koorts meet, verandert niets aan de belabberde toestand van de overheidsfinanciën. Een thermometer die wel getekend is door klassenbelangen. Zo hadden diezelfde agencies niets in de gaten toen zij de illustere zakenbank Lehman Brothers een AAA-statuut gaven tot vlak voor het faillissement. Vertrouwen geven aan dergelijke organisaties onder het motto dat zij ‘onafhankelijk’ zouden zijn is de ergste vorm van hypocrisie en onwetendheid.

Uit de euro stappen?

Sommigen (een minderheid) opperen dat onze problemen voortvloeien uit het Belgisch lidmaatschap van de Europese Unie en de euromunt. We zouden kunnen ontsnappen aan de soberheid die ons wordt opgelegd door de Unie te verlaten. Ons land zou kunnen ontsnappen aan de effecten van de financiële instabiliteit van de euro door onze oude nationale munt weer in te voeren. Vergelijkbare reacties bestaan ook in andere landen en dikwijls hebben ze daar meer steun dan bij ons.

IJsland was het eerste land om financieel schipbreuk te leiden. Een land dat haar nationale munt niet eens heeft ingeruild voor de euro en dat ook geen deel uitmaakt van de EU. Ook andere landen, zoals Roemenië, die niet tot de euroclub behoren, gaan gebogen onder zware soberheid. Het is juist dat de Europese regelgeving steeds strakker en dwingender wordt in het opleggen van de soberheid aan nationale regeringen. Los van deze regelgeving zijn het de economische wetten van het kapitalisme die bepalen wat er gebeurt. Aan deze wetten kunnen we niet ontsnappen door uit de EU te stappen. Groot-Brittannië, dat wel tot de EU behoort maar haar nationale munt behield, zit ook niet bepaald in goede papieren. Ze kunnen de ‘Pond’ devalueren maar Portugal, Ierland, Italië, Spanje en Griekenland hebben voor 350 miljard dollar schulden bij de Britse banken. Veertig procent van de Britse uitvoer gaat naar landen in de eurozone. De Britse economie staat dus in tegenstelling tot haar aardrijkskundige ligging niet los van de rest van Europa (en de wereld).

Wat Griekenland betreft zien sommigen een ‘oplossing’ in een gecontroleerde uitstap uit de euro. Griekenland zou dan haar oude munt herinvoeren, de Drachme, die onmiddellijk zou worden gedevalueerd. Griekenland, zou dan volgens deze redenering competitiever worden. Verhoogde uitvoer zou de economie dan uit de recessie kunnen trekken.

De invoering van de Drachme zou gepaard gaan met een snelle devaluatie van misschien wel 60 procent. Indien de uitvoer hierdoor goedkoper wordt, mag men niet vergeten dat de invoer die in euro’s betaald zal moeten worden natuurlijk plots in dezelfde verhouding duurder wordt. Dit zal de inflatie sterk aanwakkeren, wat voor de Griekse bevolking neerkomt op een vorm van soberheid omdat haar koopkracht dan opnieuw daalt.

Goedkope invoer van Griekse producten zal ongetwijfeld ook leiden tot protectionistische tegenmaatregelen van de EU-landen. Zeker op een moment van vernieuwde recessie in de eurozone wanneer exportkampioenen zoals Duitsland moeilijkheden ondervinden met hun eigen uitvoer.

We mogen ook niet vergeten dat de Griekse overheids- en privéschuld in euro’s of dollars moet worden terugbetaald. Een devaluatie van de nieuwe Griekse munt verhoogt verhoudingsgewijs de prijs van de terug te betalen schuld. Daar bovenop moeten we in zo’n geval rekening houden met kapitaalvlucht en een daling van buitenlandse investeringen. Zowel binnen als buiten de EU ziet de toekomst van Griekenland er bijzonder slecht uit. De enige zinvolle exit is die uit het kapitalisme, samen met de andere landen van de EU en de rest van de wereld.

Een versterkte Europese Centrale Bank en euro-obligaties?

Sommige oplossingen richten zich specifiek tot de crisis van de eurozone. Om de euro te redden wordt er in Europese linkse middens (geledingen van de Europese Socialistisch Partij, GUE/UEL en het Europees Vakverbond) gedacht om de Europese Centrale Bank onbeperkte fondsen te geven voor de overname van de schulden van de EU-landen. Een bijkomende maatregel is de ECB het recht te geven euro-obligaties uit te schrijven. Deze standpunten worden ook bepleit door het ABVV en het ACV.

Dit komt neer op een massale overdracht van geld van sterke EU-landen naar zwakkere landen met een hoge schuldgraad. In de praktijk dus een transfer van geld van Duitsland, die over de grootste financiële reserves beschikt, naar de PIGS-landen. Als het om kleine economieën gaat zoals Griekenland, Ierland en Portugal is dat relatief gemakkelijk. Wanneer het echter over de Spaanse en zeker als het over de Italiaanse economie gaat, wordt dit al veel problematischer. Of wanneer bijvoorbeeld de Franse banken moeten worden gered. De vraag is of de financiële schouders van Duitsland dan breed genoeg zijn om die last te torsen. Als dit gebeurt zal het niet om één enkele overdracht gaan maar om een financieel infuus over een lange periode. De hamvraag is van waar dat geld zal komen. Het antwoord is verhoogde soberheid in Duitsland. Bij zo een overdracht van gelden zullen de Duitse arbeidersklasse en de werkende bevolking van de ‘ontvangende’ landen soberheidsmaatregelen worden opgelegd.

Het idee dat de ECB de geldkraan moet opendraaien is verwant met de ‘quantitative easing’ van Washington en Londen. Onder ‘Quantitative easing” verstaat men het bijdrukken van geld door de centrale banken om de schulden op te kopen. Nergens heeft dit de crisis opgelost. Bovendien creëert het een reëel risico op inflatie. Stijgende inflatie ondergraaft de koopkracht en is eveneens een vorm van soberheid. De nieuwste maatregelen van ‘economic governance’ waarbij de begroting en de fiscale marges van nationale regeringen sterk worden beknot, tonen een Europa van permanente bezuinigingen. Onder het kapitalisme is er geen oplossing mogelijk voor de Europese arbeidersklasse.

Relancebeleid?

Een andere kritiek van het ABVV en het ACV is dat de soberheid geen relancebeleid mogelijk maakt. Dat is natuurlijk waar. Het huidige beleid van soberheid fnuikt de groei van het BBP en duwt de economie verder in recessie. De rechtstreekse en onrechtstreekse koopkracht daalt en de kredieten voor de ondernemers worden schaarser en duurder. De crisis wordt dieper. “Als groep zullen de grote economieën van de rijke wereld in 2012 een krimp van de budgetten van meer dan 1 procent van het BBP voorgeschoteld krijgen. Dat is twee keer zoveel als in 2011. Nooit in de geschiedenis is de collectieve buikriem strakker aangehaald”, stelt Trends (De wereld in 2012) vast. De kapitalisten weten dat. Toch is het die weg die wordt ingeslagen. Ze doen dit niet omdat ze tegen het stimuleren van economische groei (relance) zouden zijn. Dit doen ze niet uit een of andere ideologisch vooroordeel maar omdat ze gevangen zitten in de tegenstellingen van hun eigen systeem. In het kapitalisme kan groei niet uit een hoed getoverd of aan- en uitgeschakeld worden zoals het licht in de badkamer. Mocht dat het geval zijn, dan zouden er zich nooit groeiproblemen, laat staan recessies, voordoen. Een kapitalist denkt echter nooit in termen van het algemeen belang, maar aan het belang van zijn eigen bedrijf, zijn eigen regio, zijn eigen land, zijn eigen werelddeel. Zeker in tijden van crisis gaat dit ten koste van de andere bedrijven, andere regio’s en land, andere werelddelen.

Groei onder het kapitalisme komt er als gevolg van investeringen in de productie waarmee men winst hoopt te maken. In de laatste 50 jaar zijn de winstmarges nooit zo groot geweest als nu (The Economist, 15 oktober 2011) en toch wordt er nauwelijks geïnvesteerd in de reële productie. Dit is het gevolg van de ‘overtollige productiecapaciteit’. De keuze voor investering gaat naar speculatieve activiteit zoals munten (Zwitserse franc), financiële producten, kunstvoorwerpen, grondstoffen, en edele metalen, waaronder goud enzovoort.

Hoe denkt men de groei te kunnen stimuleren in volle crisis? Door de rente te verlagen? Die staat zowel in de VS als in de EU reeds historisch laag. Door openbare investeringen? Maar overal in de industrielanden worden de overheidsbegrotingen beknot om de schulden gemaakt met de redding van de banken terug te kunnen betalen. De ‘markten’ (banken, financiële instellingen) eisen dat de tekorten en de schulden worden teruggedrongen. De invoering van de ‘gouden regel’, die het begrotingstekort beperkt tot een minimum (bv. 0,4 procent van het BBP in Spanje) beantwoordt niet een ideologische gril maar aan de dwang van de banken. Zo zien die snel hun geld terug ten koste van alle andere openbare uitgaven. Dit is de ijzeren wet van het kapitalisme.

Fiscale maatregelen

Het ABVV heeft als antwoord op de soberheidsbegroting van Di Rupo een alternatief uitgetekend. “We hebben het geld gevonden” heet de campagne. Het goede aan het ABVV-voorstel is dat het cijfermatig antwoordt op de leugen dat er “geen geld meer zou zijn”. Door middel van een eenvoudige rekensom stelt de vakbond dat er minstens 8 miljard euro voorhanden is in de zakken van rijken en kapitalisten. Het ABVV denkt dan vooral aan fiscale maatregelen om aan die 8 miljard te geraken. De globalisering van de inkomens brengt 2,5 miljard op, de invoering van twee nieuwe belastingschijven voor de zeer hoge inkomens vult het laatje met 55 miljoen en vooral de afschaffing van de schandalige notionele interestaftrek levert 5 miljard op.

Welke regering dit beleid moet voeren, laat de bond spijtig genoeg in het midden. Alvast niet deze coalitieregering. Een echte linkse regering actief gesteund door de vakbonden kan hier ongetwijfeld mee van start gaan. Maar opgepast. De rijken en de kapitalisten gaan zich niet zomaar gewonnen geven. Zij vegen hun voeten aan wetten of regeringen. Via ‘fiscal engineering’ uitgestippeld door dure en gespecialiseerde studiebureaus vinden ze ongetwijfeld een heleboel achterpoortjes (legaal en illegaal) om de maatregelen te omzeilen. Kapitaalvlucht en andere economische dreigementen zullen ons naar het hoofd geslingerd worden. Indien nodig zullen ze zich niet beperken tot verbale dreigementen. Het patronaat zal ook overgaan tot effectieve straatmobilisatie. De mediahysterie die werd ontketend tegen de staking van 22 december zal in het kwadraat worden herhaald. Een open confrontatie staat dan op de agenda. Hierop moeten we voorbereid zijn. Dit betekent in de eerste plaats begeleidende maatregelen zoals de afschaffing van het bankgeheim, een vermogenskadaster en de nationalisatie van de banken. Dan moet de controle door het personeel en de vakbonden in de bankensector zorgen voor precieze informatie en maatregelen tegen alle vormen van sabotage van het beleid. Dit moet dan ook op internationale schaal worden georganiseerd door de arbeidersbeweging. Er komt dus veel meer bij kijken dan je op eerste gezicht zou denken. Reformisten denken dat het mogelijk is om de tanden van de tijger een per een uit zijn bek te halen zonder dat het wilde dier terugbijt. Als het maar op een wettelijke manier gebeurt! Dit is het verschil tussen een reformistische benadering en een marxistische, die veel realistischer is.

Geen gemorrel in de marge meer!

Vandaag is de arbeidersbeweging verwikkeld in een strijd tegen de afbouw van bestaande verworvenheden. Een zeer defensieve strijd. Die moet absoluut gevoerd worden. Maar we moeten ook in het offensief gaan voor grote sociale hervormingen. Tegelijkertijd moeten we duidelijke begrijpen dat dergelijke hervormingen niet meer mogelijk zijn binnen het kader van het kapitalisme. In een tijd dat het kapitalisme een grondige crisis doormaakt is het reformisme geen oplossing. Het antwoord moet even grondig zijn als de crisis die de problemen veroorzaakt. Een echt socialistisch programma verbindt de strijd voor onmiddellijke eisen met de nood voor een volledige verandering van de maatschappij. De grote hefbomen van de economie in overheidshanden en de invoering van een democratisch geplande huishouding kunnen een einde maken aan de ellende van ongelijkheid, uitbuiting en onzekerheid.