What passing-bells for those who die as cattle?
Only the monstrous anger of the guns.
Only the stuttering rifles' rapid rattle
Can patter out their hasty orisons.

(Wilfred Owen, Anthem for Doomed Youth)

Op het elfde uur van de elfde dag van de elfde maand van 1918 drong de wapenstilstand door op het westelijke front. Een jaar na de zege van de Russische Revolutie trad het Duitse proletariaat op het toneel van de wereldgeschiedenis en beëindigde ze de ‘Grooten Oorlog'. Oostenrijk-Hongarije schikte zich snel en het oude regime stortte in.

Het kapitalisme was in een impasse gekomen aan het begin van de 20e eeuw. De grote machten werden gedomineerd door interimperialistische conflicten onderling en klassenstrijd in het thuisland. De revolutie van 1905 had niet alleen tsaristisch Rusland door elkaar geschud, ook stakingsgolven in Duitsland en Frankrijk hadden het voorheen rustige klimaat doen daveren. Economische stagnatie in 1907-1909 bezorgde de strijd een tijdelijk respijt, maar in 1910 mobiliseerden de Duitse arbeiders opnieuw en de Britse arbeiders volgden hen met een staking in 1912. Beide landen samen mobiliseerden een miljoen mensen, een vooroorlogse piek.

De strijd was niet alleen economisch: er werden massale demonstraties van tienduizenden arbeiders gehouden tegen de oorlog tussen de grootmachten. De sfeer die zich in 1910 ontwikkelde rond de strijd om stemrecht in Pruisen was van die aard, dat de leiding van de in naam marxistische Sociaal-Democratische Partij van Duitsland, zich verplicht voelde om de partijleden in toom te houden. Deze periode was er een van toenemende polarisatie.

De eerste wereldoorlog en de werkende klasse

WO I, een conflict tussen de grote imperialistische machten, doorsneed deze radicaliserende golf. Stakingscijfers daalden fel tussen 1914 en 1916. De overheersende sfeer in Europa was die van zwarte reactie. De leiders van de socialistische internationale capituleerden voor de burgerij en stemden voor de oorlog, met uitzondering van Rusland en Servië. De deelnemers aan de anti-oorlogsconferentie van Zimmerwald in 1915, die in Zwitserland werd gehouden, konden zoals destijds gegrapt werd in twee rijtuigen vervoerd worden.

Het uitbreken van de oorlog zorgde tijdelijk voor een nationalistische, chauvinistische reflex. Die verdween snel toen de gruwelen van de loopgravenoorlog bekend raakten, maar de werkende klasse was aanvankelijk eerder gechoqueerd dan woedend. Dit was echter niet meer het geval in 1916. De Spartakisten, een linkse fractie binnen de Duitse Sociaal-Democratische Partij, had agitatie tegen de oorlog opgewekt in de fabrieken en 10.000 arbeiders kwamen in mei naar buiten tegen de oorlog. Toen Karl Liebknecht, de leider van de Spartakisten, gevangen werd genomen, staakten 50.000 mensen. In november demonstreerden 30.000 arbeiders in Frankfurt. De situatie was veranderd.

In 1917 waren er overal in Europa stakingen en betogingen. Serieuze stakingsgolven overspoelden Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië in 1917. De werkende klasse was de oorlog moe en de inflatie begon. Voedsel werd gerantsoeneerd en hongeropstanden waren schering en inslag. In Duitsland, dat het ergst getroffen werd, waren de rantsoenen teruggevallen naar 1100 calorieën per dag (een Duitse oorlogsplannende commissie beval 3000 aan). In de oorlog was het tot een patstelling gekomen, zowel aan het westelijke front als aan het Oostfront. De woede bereikte een kookpunt.

De oorlog moe

De Europese arbeiders waren de oorlog beu. In Berlijn en Leipzig staakten 200.000 arbeiders in april en in Parijs kwamen 250.000 arbeiders op straat in december. In 1918 staakten een miljoen mensen in Groot-Brittannië. In Oostenrijk-Hongarije mobiliseerde een algemene staking in januari 700.000 mensen en de halve oorlogsvloot muitte de volgende maand. Het roofzuchtige verdrag van Brest-Litovsk dat de Duitse legerleiding opdrong aan de Bolsjewieken na de Russische Revolutie, leidde ertoe dat een miljoen Duitse arbeiders de werktuigen neerlegden. Europa stond in brand.

De moraal binnen het leger werd erg aangetast door deze inzinking aan het thuisfront. De soldaten raakten hun wil tot vechten kwijt, brieven van thuis uit berichtten ondanks de sterke censuur over de verschrikkelijke situatie in Duitsland. Bevelvoerders van het Duitse leger deden een paar wanhopige, laatste gokken. In de zomer van 1918 arriveerden versterkingstroepen uit het Russische front en de Duitse legerleiding probeerde een beslissende overwinning te halen voor de troepen uit de VS in Frankrijk landden. Dit bleek, zoals het oude Arabische spreekwoord zegt, het strootje te zijn dat de kameel zijn rug brak. Het voorheen redelijk gedisciplineerde Duitse leger viel in duigen en massale deserties vonden plaats. Naar schatting een miljoen soldaten keerden hun rug naar de oorlog en vertrokken huiswaarts.

De legerleiding werd steeds wanhopiger. De grote zeevloot, die om goede redenen in de havens was gebleven sinds 1916, kreeg het bevel om uit te varen op 28 oktober. De matrozen weigerden uit te varen, op 3 november namen ze de controle over de stad en richtten een raad op. Op 6 november werden ze vervoegd door arbeiders en soldaten in Hamburg, Bremen en Lübeck. Op 7 en 8 november gebeurde hetzelfde in Dresden, Leipzig, Chemnitz, Magdeburg, Brunswick, Frankfurt, Keulen, Stuttgart en Nuremberg.

Op 9 november viel Berlijn in handen van de soldaten en arbeiders die hun raad in de hoofdkantoren van het hoge bevel opgezet hadden! Op 10 november werd een nieuwe regering van volkscommissarissen verkozen op een gezamenlijke bijeenkomst van Berlijnse arbeiders- en soldatenraden. Deze volkscommissarissen waren Sociaal-Democraten uit verschillende hoek. De Duitse Revolutie was begonnen.

Angst voor revolutie

Het Duitse hoge bevel moest de geallieerden nu om genade smeken. Hun wanhopige gok was mislukt en de onvoorwaardelijke wapenstilstand, voordien afgewezen, werd nu ondertekend. Lloyd George, Clemenceau en Wilson, die allen met problemen kampten thuis, waren niet geneigd tot genade. De geallieerden handhaafden de scheepsblokkade als middel om hun draconische vrede aan de nieuwe Duitse regering op te dringen.

Terwijl het Duitse hoge bevel door paniek overmand werd, waren ook de Britse en Franse legertop bang. Berichten over ongehoorzaamheid overspoelden de leiding van de Britse en Franse troepen. De geallieerden hielden de Duitse bevolking op de grens van een hongersdood. Voor de oorlog voerde Duitsland ongeveer twintig procent van het voedsel in. Gedeeltelijk door incompetentie en gedeeltelijk door noodzaak was de binnenlandse productie eveneens drastisch gedaald tijdens de oorlog. Het resultaat was rampzalig voor de bevolking. De vraag die de generaals en politici zichzelf stelden, was hoelang de Franse en Britse soldaten hun Duitse broeders en zusters zouden laten creperen van de honger.

Het Duitse goud

De leiding van de geallieerden had haar ogen gericht op de goudreserves en het kapitaal van Duitsland. Als Duitsland toestemming kreeg om te importeren, zou het met de goudreserves moeten betalen en dan zou er minder goud zijn voor de herstelbetalingen. Vooral Frankrijk was er op gebrand dat de goudreserves aan de geallieerden overhandigd werden en voerde de felste oppositie tegen het opheffen van de blokkade.

Tijdens een veelzeggend moment in de onderhandelingen, zo vertelde de beroemde econoom Keynes tien jaar later, stond Lloyd George op om de Franse minister van financiën, Klotz, aan te vallen. Lloyd George kondigde aan dat, tenzij Clemenceau een einde stelde aan de obstructie, M. Klotz bekend zou staan als diegene die in lijn met Lenin en Trotski het bolsjewisme in Europa verspreidde. Volgens Keynes redeneerde Lloyd George dat "zolang de orde in Duitsland wordt gehandhaafd, er een golfbreker bestaat tussen de landen van de geallieerden en de revolutionaire wateren erachter. Als die golfbreker weggespoeld wordt, kan ik niet spreken voor Frankrijk, maar beef ik voor mijn eigen land."

De meest vooruitzienden onder de Britse en Franse burgerij zagen het gevaar dat de revolutie in Rusland stelde. Nu werd Duitsland er ook door bedreigd en indien dit niet gecontroleerd werd, zou de revolutie zich kunnen verspreiden helemaal tot Frankrijk en Groot-Brittannië. Anderzijds zaten zowel de Britse als de Franse regering zwaar in de schulden na de oorlog en wilden ze de terugbetalingen niet aan hun eigen werkende klasse opleggen uit angst voor de effecten.

In 1917 verdiende het Russische proletariaat een plek in de geschiedenisboeken voor de eerste succesvolle arbeidersrevolutie. In 1918 volgde het Duitse proletariaat. De burgerij van West-Europa wilde de revolutie wanhopig weghouden van Frankrijk en Groot-Brittannië, maar ze waren het niet eens over de manier waarop dit diende te gebeuren. Uiteindelijk kozen ze ervoor om te proberen de Duitse regering te stabiliseren en de blokkade op te heffen. Dit stelde echter geen einde aan de Duitse Revolutie, die nog zes jaar voortduurde.