Roland Vanderbeke is een ‘jonge veteraan’ van Vonk. In september 1983 was hij een bevoorrechte getuige van, maar vooral een actieve deelnemer aan de stakingsbeweging van de openbare diensten. Als machinist behoorde hij tot de kern van syndicale militanten van de Regie voor Maritiem Transport die het vuur aan de lont gingen steken in de openbare diensten in Oostende. Het relaas dat hij hier vertelt van deze woelige weken is om verschillende redenen interessant. Ten eerste maken we doorheen dit vraaggesprek de staking ‘van binnenuit’ mee. Geen enkel krantenartikel of academische ‘paper’ kan hier aan tippen. Verder geeft hij overtuigende voorbeelden van hoe een groep marxistische vakbondsmilitanten en jongeren in belangrijke mate de koers van een sociaal conflict kunnen beïnvloeden. Dit was mogelijk dankzij een goede sociale inplanting, een serieuze dosis durf, militanten die gevormd waren en georganiseerd waren in een politieke stroming, en een programma dat kon aanslaan. We laten hem hier aan het woord.

De staking in Oostende was een van de meest solide in België. Hoe is de bal aan het rollen gegaan?

De staking bij het spoor, gericht tegen de regeringsmaatregelen, was reeds enkele dagen algemeen. Toevallig was er een vergadering van de Technische Comités afdelingen DEK en MACHINE R.M.T. (varend personeel) over gemeenschappelijke problemen. Daar stelde ik dat het onderwerp wel belangrijk was, maar dat er iets veel ernstiger aan de hand was: de zware aanval van de regering op de verworvenheden van het personeel van de openbare diensten. Daarbij verwees ik naar het verzet van de spoorbonden. Na een korte discussie – de tijd was blijkbaar rijp voor actie – besloot de grote meerderheid van de delegees om de staking te vervoegen, het liefst samen met de CCOD, het latere CVCC (ACV). Het Uitvoerend Bestuur moest dringend worden samengeroepen (vertegenwoordigers van alle Technische Comités), aangezien zij bij hoogdringendheid de staking kon uitroepen, een beslissing die later door een algemene ledenvergadering bekrachtigd moest worden. Onmiddellijk werd ook contact opgenomen met de CCOD. Diezelfde avond nog had een gemeenschappelijke vergadering plaats op het niveau van een uitgebreid Uitvoerend Bestuur. In de loop van de dag namen individuele delegees van beide bonden, die samen in de Vriendenkring van de machinisten zaten, reeds contact op met elkaar. Toen de vergadering ’s avonds plaatsvond was de beslissing tot staking de facto reeds genomen. Van in het begin werd aan de RMT duidelijk gemaakt dat de contractuelen (niet-vastbenoemden) die mee staakten de volle bescherming genoten. Er werd ook een intersectorale vergadering gepland van de afdeling ACOD Oostende. De volgende dag was de staking bij de RMT een feit. In principe was ze voor 24 uur, maar ze werd telkens verlengd na beslissing aan de poort van het RMT-terrein. Ze werd zes of zeven dagen volgehouden.

De RMT nam een bijzondere plaats in in deze staking, of niet?

Inderdaad, de RMT was het grootste bedrijf uit Oostende en omgeving. Ze had een kleine 2.500 personeelsleden in overheidsdienst en werd gezien als een syndicaal bastion. Deze naam dankte ze vooral aan de zeer strijdvaardige machineafdeling, die bij stakingen uit het verleden haar lesje had geleerd: de delegees moeten zelf de touwtjes in handen houden, zelf de binding vormen van een gemeenschappelijk vakbondsfront. Kenmerkend voor een RMT-staking was het 24-uren-per-dag-piket, waarvan het gros zich aan de hoofdingang aan het Stationsplein ophield. Ze hielden het vol tot aan de laatste stakingsdag. Maar ook de ingang aan de Oosteroever werd bemand. Dat vergde heel wat zelfdiscipline van een ‘wild bunch’. Traditioneel kreeg dit piket het bezoek van vrienden, familieleden, gepensioneerde personeelsleden die ook piket liepen en van de pendelaars. Dit zijn zeer belangrijke steunelementen bij langdurige stakingen.

Van bij de aanvang was het gemeenschappelijk front zeer hecht. Delegees en leden liepen er rond in het roodgroen: ze droegen bijvoorbeeld rode halsdoeken en groene petten of omgekeerd, rode en groene vlaggen werden in paren opgesteld. Een duidelijk signaal dus voor de vakbondsbureaucraten! Elke dag was er een briefing aan de poort. Er kwam een officiële soepbedeling en een officieuze drankbedeling op gang. Onder onze impuls werden ‘vliegende piketten’ opgezet die aan de Oosteroever bedrijven en piketten van andere sectoren gingen opzoeken en versterken, of ze tot staking overhaalden. Sectoren kwamen ook gewoon naar de poort om hulp te vragen. Om het werk wat te verlichten werd de toegang aan de oostzijde afgezet met een spoorwegwagon van de vismijn, terwijl ook de kasseien van de toegangsweg werden verwijderd.

Na enkele dagen – onder aanhoudende regen en storm – werd vanuit ACOD nationaal, dat onder zeer grote druk stond van de regering en van de ‘SP-oppositie’, de vraag gesteld om het belachelijke regeringsvoorstel te aanvaarden of om voort te staken. De vakbondssecretarissen (een echte ACOD-bureaucraat, bij CCOD een in wording) wilden afzonderlijke raadplegingen houden van hun leden en in aparte zalen. De delegees en leden van beide bonden verwierpen op nogal agressieve wijze deze aanpak: elke raadpleging zou aan de poort gehouden worden als gemeenschappelijk front. “Samen piket aan de poort, samen beslissen” was het motto. Het resultaat: een grote meerderheid wou verder staken.

Jullie zijn er ook in geslaagd de basisdelegees goed te organiseren en spectaculaire acties te voeren gericht op de uitbreiding van de staking.

Omdat we beseften dat de staking lang zou duren, werd het 24-urenpiket zeer belangrijk. De leden moesten uit de talrijke herbergen uit de buurt worden gehouden: stakersgeld en veel verteer gaan niet samen. Op die manier komt de steun van het thuisfront immers in gevaar en wordt langdurig staken onmogelijk. Bovendien was er gratis drank beschikbaar aan de poort. Elke dag diende men acties op te zetten, ludieke zoals voetbalwedstrijden op het stationsplein, maar ook acties die de controle op het gebeuren in eigen handen hielden en de stakingsbeweging konden uitbreiden. Ik wil hier even de meest opvallende van onze acties opsommen.

Ten eerste was er de bezetting van een distributiestation van de televisie. Dit innemen van een tussenstation van de zogenaamde West-Vlaamse distributiemaatschappij was een merkwaardige en belangrijke actie. Het vliegend piket nam het in en met de hulp van de technici van het bedrijf werd het station zodanig geprogrammeerd dat alle programma’s bij de start van de nieuwsuitzendingen onderbroken werden. In de plaats verscheen op het scherm van alle kanalen een stakingsboodschap en een oproep voor een algemene interprofessionele staking.

Ten tweede was er de blokkade van een zeesluis. Een doorn in het oog van de stakers was het in- en uitvaren van de schepen van een private ferrymaatschappij die de haveninstallaties van de stad gebruikte. Het stadspersoneel van de ACOD-LRB bleek tot weinig actie bereid. Een kern van militanten besloot hier een oplossing voor te zoeken. Een eerste sluis werd onklaar gemaakt door aanpassing van de elektrische installatie. De apparatuur voor de noodbediening verdween in het water. Bij de eigenlijke zeesluis werd de controlekamer ingenomen. De aanwezige personeelsleden, die we vroegen om mee te staken, vroegen of ze contact mochten opnemen met hun vakbondsverantwoordelijke. Dit werd toegestaan. Vijf minuten later overviel de rijkswacht het piket, waarna de controlekamer ontruimd werd. De vakbondsverantwoordelijke had zijn plicht gedaan; wij zouden later wel met hem afrekenen. Toen een van de schepen wilde binnenvaren, kwam er tot onze verbazing geen beweging in de sluisdeur. Na enige tijd werden duikers opgeroepen om de deuren te controleren. Onder luid applaus van de stakers brachten de duikers tientallen fietsen, winkelkarretjes, stellingbuizen en dies meer aan de oppervlakte. Creatieve zielen hadden die reeds de vorige nacht in de sluis gekieperd. Het duurde nog uren vooraleer de sluis opnieuw bruikbaar was. Ook later werden sluisdeuren en bruggen regelmatig door grote groepen stakers bezet.

We hebben ook nog het Loodswezen van Vlissingen ingenomen. Tot grote ergernis van de stakers bleek ook de leiding van de LRB Antwerpen, met ondermeer Guy Lauwers, niet bereid om de haven af te sluiten door de bezetting van bruggen en sluizen. Om de staking meer kans op slagen te geven was het belangrijk om deze vitale aanvoerroute af te snijden, waardoor een reactie van het havenpatronaat en van het VBO, en dus druk op de regering, niet kon uitblijven. Daarom besloten we het loodswezengebouw op Nederlands grondgebied in te nemen. Zo gezegd zo gedaan. Met zo’n twintig, waarvan sommigen dachten dat ze een pint gingen drinken aan de oostkant van de haven, en versterkt met lokaal personeel, werd het gebouw gekaapt. Alle loodsen die ter plaatse waren en niet bereid waren om te staken, werden in hun kamer opgesloten, anderen liet men niet meer toe tot het gebouw. Deze bezetting werd minstens 24 uur volgehouden, met als gevolg dat alle Schelde-verkeer van en naar Antwerpen dagenlang werd ontregeld. Of er reactie kwam!

Zeer belangrijk waren ook de sectorale, intersectorale en interprofessionele vergaderingen die de coördinatie van de staking door de basis verzekerde. Sectoraal werd er gewoon aan de poort vergaderd of in een herberg in de buurt. Vele intersectorale vergaderingen waren er niet, vele delegaties van andere sectoren bezochten het RMT-piket of kwamen het versterken, ook vanuit centrales uit de privé-sector. Wel waren de sectorale vergaderingen ook open voor leden van andere sectoren. Dit was ondermeer het geval met vergaderingen van de Post en RTT (voormalig Belgacom). Zelfs de vertegenwoordigers van de scholierencomités (door Vonk opgezet) hadden er spreekrecht en namen er het woord. Na enkele dagen zagen we in dat de staking moest uitbreiden of zou doodbloeden. Op initiatief van Vonk-militanten werd dan ook het ABVV-gebouw bezocht toen daar een lokaal interprofessioneel comité plaatsvond. In rood en groen getooide militanten van beider strekking stapten gewoon de zaal binnen en vroegen er het woord. Dat viel niet in goede aarde bij de paniekerige bureaucratische leiding, die ons verzocht de zaal te verlaten. Aangezien we via Vonk en de JS veel jonge militanten kenden uit o.a. de metaal en de textielcentrales enzovoort, werd onze motie zoals afgesproken toch naar voren gebracht. Met als gevolg dat het ABVV uit de regio vanaf maandag – het was dan woensdag – een algemene staking van 48 uur afkondigde.

Dit ging volledig in tegen de nationale ABVV-richtlijnen, die 60/61-toestanden vreesde [verwijzing naar de Grote Staking van 1960-61, n.v.d.r.]. Jammer genoeg brokkelde de stakingsbereidheid, vooral vanuit CCOD-hoek, reeds vanaf de donderdag snel af. De volgende dag werd ook door de ACOD de staking afgeblazen.

Welke rol heeft Vonk gespeeld in de staking in Oostende?

Op initiatief van de Vonk-militanten werden er voor het eerst vliegende piketten ingezet naar het voorbeeld van de Waalse kameraden. Die bezochten o.a. de scholen, de stadsdiensten die dan weinig stakingsbereid waren en versterkten de piketten van de kleinere sectoren wanneer daarom gevraagd werd. Ook namen we het initiatief om in de stakende scholen scholierencomités op te zetten.Wij stimuleerden ook het gemeenschappelijk vakbondsfront vanuit de basis door direct contact te houden met de basismilitanten., waardoor de basis een stap voor bleef op de bureaucratische neigingen van de leiding. Tijdens heel deze periode werkten we met eigen vlugschriften en verkoop van ons blad. Daarin werd steeds de nadruk gelegd op de noodzaak van het verbreden van de strijd en van het uitroepen van een algemene interprofessionele staking.

Wat kunnen delegees en jongeren vandaag onthouden uit deze strijd?

Duidelijk was dat PS en SP reeds van in het begin deze staking met lede ogen aanzagen, hoewel ze in de oppositie zaten. Zware druk werd dan ook uitgeoefend op ACOD/ABVV om deze staking spoedig te beëindigen. De ABVV-top gaf de richtlijn aan de centrales om in geen geval deze staking te vervoegen.

Ook de CCOD/ACV stond onder zeer grote druk, want de CVP/PSC zaten in de regering. Een staking om wat stoom af te blazen dreigde uit de hand te lopen. Het oproer van de algemene staking van 60/61 was men blijkbaar nog niet vergeten. Het werd duidelijk dat hoe langer de staking duurde, hoe meer de berichtgeving van de pers totaal onbetrouwbaar werd. En op zulke ogenblikken is goede informatie over het stakinggebeuren in het hele land van cruciaal belang. Dit had men kunnen opvangen door zelf een communicatienet op te zetten op lokaal, regionaal en nationaal vlak. Maar om stoom af te blazen heb je dat niet nodig, zodat desinformatie en negatieve berichtgeving vrij spel kregen.Vele militanten hebben dan voor het eerst ingezien dat de belangen van de vakbondstop, van sommige bestendigen en bureaucraten niet altijd gelijklopend zijn met deze van hun basis. Daarom werd het door ons gelanceerde idee van het opzetten van militantencomités als voor de hand liggend aanvaard. Deze comités bestonden uit basisdelegees, en dit op sectoraal en intersectoraal vlak, die de plaatselijke vakbondsleiding konden bijstaan en bijsturen. Wij zagen ze ook in een formule gemeenschappelijk vakbondsfront, maar dit was moeilijker verkoopbaar, hoewel er binnen de RMT reeds geruime tijd de facto een gemengd militantencomité bestond. Bij de eerste grote stakingen na ‘83 werd dan ook met zo een comité gewerkt, maar dit volledig tegen de zin van de vakbondsleiding in. Ten slotte werd dit dan maar opgedoekt. Tot daar enkele herinneringen bij de twintigste verjaardag van de grootste en langst durende staking bij de openbare diensten sinds de grote staking van 60/61.