Na twee jaar onafgebroken mobilisatie staat de Italiaanse werkende klasse nu op een tweesprong. Sinds 2001 is Italië getuige van een ononderbroken reeks massamobilisaties, waarschijnlijk de grootste ooit uit de Italiaanse geschiedenis. Dit alles maakt deel uit van een internationaal bewustwordingsproces van de werkende klasse dat zich momenteel over Europa verspreidt. De recente massastakingen in Frankrijk en Oostenrijk zijn de jongste tekenen die aantonen hoe breed en diep het proces is dat nu op massale schaal plaatsvindt.

Laten we kort de belangrijkste gebeurtenissen in Italië van de afgelopen twee jaar bekijken. In juni 2001 waren de drie vakbonden van metaalwerkers verdeeld over de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). We moeten daarbij onthouden dat er drie belangrijke vakbondsfederaties zijn in Italië, de CGIL, de CISL en de UIL. Traditioneel gezien was de CGIL steeds verbonden met de linkse partijen. Elk van deze vakbonden heeft haar eigen metaalafdeling, chemieafdeling enzovoort. De metaalafdeling van de CGIL heet de FIOM-CGIL, en het zijn zij die het merendeel van de metaalwerkers vertegenwoordigen.

In juni 2001 weigerde de FIOM-CGIL, onder druk van haar basis, om het akkoord te tekenen. Ze riepen op voor een nationale eendagsstaking en kregen 250.000 arbeiders op straat. Daarop volgend zagen we massale mobilisaties in Genua voor de G8-top en gigantische betogingen tegen de oorlog in Afghanistan. In 2002 was er een explosie van stakingen naar aanleiding van de tegenhervormingen in de arbeidswet. Er waren onder andere twee algemene stakingen van één dag (op 16 april en op 18 oktober) en een massademonstratie georganiseerd door de CGIL in Rome op 23 maart, die ongeveer twee miljoen mensen aantrok.

In juli slaagde de overheid erin verdeeldheid te zaaien onder de vakbonden. Ze kwam tot een afzonderlijk akkoord met de CISL en de UIL. Deze twee waren bereid een gedeeltelijke toegeving te doen rond het belangrijkste conflictpunt: artikel 18 van de arbeidswet, die arbeiders tegen onrechtvaardige individuele ontslagen dient te beschermen. De CGIL wilde niet tekenen en riep de staking van 18 oktober uit.

Tijdens de herfst van 2002 voerden de arbeiders van Fiat een bittere strijd tegen 8.000 afdankingen en tegen de dreigende sluiting van twee fabrieken. In december kwam Fiat tot een akkoord met de CISL en de UIL, maar ook dit werd verworpen door de FIOM-CGIL. Nochtans gaven de leiders van de FIOM geen leiding en lieten ze de arbeiders van Fiat op een beslissend moment geïsoleerd achter. Dit was een nederlaag, hoewel geen beslissende, maar ze vergrootte het zelfvertrouwen van de bazen en van de vakbonden, die bereid waren met de rechtse vleugel van de regering-Berlusconi samen te werken.

Tussen november vorig jaar (Europees Sociaal Forum in Florence) en april dit jaar werden de straten opnieuw gevuld door de massale oppositie tegen de Golfoorlog. We zagen duizenden betogingen, weg- en spoorwegblokkades en een sterke manifestatie van twee miljoen mensen in Rome op 15 februari. De afgelopen twee jaar waren er een hele reeks betogingen, gaande van gastarbeiders- en studentenprotesten tot protesten tegen de brutale corruptie en arrogantie van de Berlusconi-kliek enzovoort.

Deze massabetogingen toonden duidelijk aan dat het tij gekeerd was, na een twintig jaar lange periode van achteruitgang. Nu was er bij de massa blijkbaar een onvermoeibare bereidheid om op straat te komen en te protesteren.

Vandaag zijn we echter na twee jaar lang betogen op een cruciaal punt gekomen. Geen enkele massabeweging kan blijven voortgaan indien ze niet op zijn minst enkele resultaten boekt. Geen enkele massabeweging ontwikkelt zich in een rechte lijn voorwaarts. Dit is allemaal nog meer waar indien de leiding er niet in slaagt een strategie te ontwikkelen die tot de overwinning leidt. Dit is het probleem waarmee de Italiaanse werkende klasse en vooral haar voorhoede momenteel geconfronteerd worden.

Het probleem van de leiding

Als het enkel aan de wil van de massa had gelegen, dan had de regering-Berlusconi bij verschillende gelegenheden omvergeworpen kunnen zijn. De regering is inderdaad verscheidene malen aan het wankelen gebracht. De leiders van de massaorganisaties weigerden echter koppig om de regering tot aftreden te dwingen. Ze wilden de situatie niet doen escaleren tot een beslissend moment. Ze wilden enkel de ontevredenheid van de arbeiders en druk van onderen uit gebruiken om zo hun prestige en gezag onder de massa te herstellen. Hun autoriteit was sterk ondermijnd geweest na vijf jaar van ‘centrumlinkse’ coalitieregering (1996-2001) en door hun nederlaag bij de verkiezingen van mei 2001. De vakbondsleiders hadden lustig meegewerkt met deze ‘centrumlinkse’ regering en hadden zo de beweging afgeremd bij het protest tegen een hele reeks besparingen.

De leiding van de Partito Rifundazione Comunista (PRC) draagt ook een deel verantwoordelijkheid voor dit alles. Wanneer wij, als marxistische oppositie binnen de PRC, bovenstaande vraag stelden tijdens het interne partijdebat, was het antwoord van Bertinotti [de algemeen secretaris van de PRC, n.v.d.r.] dat de tijd niet rijp was voor het neerhalen van de regering. Hij zei dat het hoofddoel van de massaorganisatie slechts was om verder te mobiliseren: “Het doel van de beweging is de groei van de beweging zelf”.

Nochtans dient gezegd dat de hoofdverantwoordelijkheid ligt bij Sergio Cofferati en de CGIL-leiding in haar geheel. Toen Cofferati als algemeen secretaris van de CGIL opriep voor de stakingen van 2002, was er een algemeen gevoel van opluchting. Eindelijk, dachten de arbeiders, ze gaan dan toch hun koers wijzigen, ze hebben dan toch begrepen dat we terug moeten vechten. Als resultaat van de oproep van de CGIL-leiders, begonnen de meeste arbeiders, inclusief de meeste bewuste lagen, de afgevaardigden enzovoort, de leiding te vertrouwen. Ze dachten dat hun taak er in bestond te wachten op de oproep ‘van de top’ en dan te mobiliseren. Op hetzelfde ogenblik voelde men algemeen aan dat Democratisch Links (de DS is uit de splitsing van de oude Communistische Partij ontstaan), ofwel haar beleid zou wijzigen, ofwel zou splitsen. Arbeiders voelden aan dat op een of andere manier de rechtse fractie, die een stevige grip op DS had, op het punt stond in een crisis te belanden.

Recente gebeurtenissen tonen echter aan dat de zaken veel gecompliceerder in elkaar zitten. De taak om het beleid van de rechtse vleugel en haar leiders, die de arbeidersorganisaties domineren, te verslaan, is lang niet volbracht. Na twee jaar strijd hebben de regering en de bazen het gevoel dat ze het grootste gevaar overleefd hebben. Pas geleden was er opnieuw verdeeldheid onder de metaalvakbonden en nogmaals ondertekenden de bazen een afzonderlijk akkoord met FIM-CISL en UILM-UIL. Dit is veel drastischer dan het akkoord van juni 2001. Het gaat niet enkel meer over lonen, maar het opent ook de weg voor verdere toegevingen wat interim-arbeid en flexibiliteit betreft en het is een aanval op de rechten van arbeiders op de werkvloer.

De FIOM-CGIL organiseerde een staking op 16 mei. Er bestaat geen twijfel over dat er op de werkvloer woede en verbittering heerst door hetgeen de bazen en de criminele vakbondsleiders hebben gedaan. Nochtans gaan deze gevoelens gepaard met een gevoel van bezorgdheid en van wantrouwen in de FIOM-leiders. De arbeiders zijn allesbehalve overtuigd dat de huidige leiding van de FIOM in staat is om de strijd naar een overwinning te leiden. Ze begrijpen instinctief dat dit soort strijd, om succesvol te zijn, van bij het begin een militante strijd dient te zijn.

Op 15 juni vindt een referendum plaats over artikel 18 van de arbeidswet. Dit als resultaat van een campagne die voornamelijk door de PRC werd georganiseerd vorig jaar. Er werden 600.000 handtekeningen verzameld voor het wijzigen van de wet, om deze zo bindend te maken voor alle bedrijven. Momenteel slaat de wet enkel op bedrijven met meer dan vijftien werknemers. Terwijl de CGIL besloten heeft het referendum te steunen (niet met volle zin), heeft de meerderheid van de DS besloten dat ze voor onthouding zullen gaan (het referendum heeft 50 procent nodig om erdoor te komen). Het nieuwe is dat Cofferati beslist heeft die onthoudingspositie te steunen. Deze stap wil zeggen dat hij na twee jaar van conflict nu zoekt naar verzoening met de leiding van de DS. Het is eigenlijk een open verraad ten opzichte van zijn vorige houding (toen hij verklaarde dat de rechten van werkenden voor iedereen gelijk moesten zijn). Deze draai van Cofferati veroorzaakt een crisis in de linkervleugel van de DS, die zich eigenlijk begint op te splitsen in verschillende secties.

Een nieuwe fase

De afgelopen jaren is het slechts de rol van de leiding van de arbeidersorganisaties die de rechtse regering gered heeft. Op deze basis heeft de regering-Berlusconi ademruimte gewonnen, maar de algemene toestand in Italië blijft er een van instabiliteit en conflicten op alle niveaus in de samenleving. De lessen van de afgelopen twee jaar zullen steeds duidelijker worden voor de meest bewuste arbeiders en jongeren. Ze zullen begrijpen dat het niet voldoende is deel te nemen aan acties en stakingen, hoe groot deze ook mogen zijn. Het is broodnodig een dieper doorzicht in de situatie te krijgen. De arbeiders moeten een stevige controle op hun eigen organisaties krijgen. En bovenal dienen de arbeiders correcte methoden, organisatie en programma te ontwikkelen.

De voorbije twee jaar zijn miljoenen mensen, voornamelijk jongeren, wakker geschoten en zijn ze deel gaan nemen aan het politieke leven. Ze hebben zich bij de massabeweging gevoegd en zagen voor het eerst in hun leven de kracht en het potentieel van massale en collectieve actie. Tijdens de volgende fase zullen ze ongetwijfeld kritisch nadenken over de ervaringen die ze hebben opgedaan. Er zal een verlangen zijn om te begrijpen wat juist de rol is van de verschillende trends en strekkingen in de beweging. Er zal vraag zijn naar theoretische verklaringen, zowel rond wereldgebeurtenissen als rond de klassenstrijd waaraan ze begonnen zijn deel te nemen.

Dit is dus een sleutelfase in de ontwikkeling van de krachten van het marxisme, dat een groter publiek kan en zal krijgen onder de meest actieve en bewuste lagen. Op die manier bereiden wij ons voor op een nieuwe golf van onvermijdelijke conflicten, die waarschijnlijk niet zo veraf zijn.