In Nederland begonnen scholieren acties te organiseren op 12 november na een oproep van het Landelijk Aktie Komitee Scholieren (LAKS). Het LAKS eist een verlaging van de 1040-urennorm. Op 23 november kwam het tot een regelrechte scholierenstaking op verschillende plaatsen. De acties waren meestal vreedzaam.

Na een spoeddebat in het Nederlands parlement, dat niet toegaf aan de jongeren, werd een nieuwe staking aangekondigd voor 30 november. Op 30 november hebben naar schatting 15.000 scholieren geprotesteerd op het Museumplein in Amsterdam. Deze manifestatie verliep vreedzaam en was goed georganiseerd. Nadat de manifestatie gedaan was, waren er nog ongeregeldheden tussen enkele relschoppers en de politie, die met veel mankracht en enkele waterkanonnen was uitgerukt. Op andere plaatsen werden ook ludieke acties gehouden. Dan durft men beweren dat de jeugd apathisch is!

Wat gebeurt er de laatste tijd toch in Nederland, een land dat steeds de reputatie gehad heeft een gezagstrouw land te zijn, waar consensus het sleutelwoord was? Zoals we al eerder aangaven ging Nederland van het meest stabiele land in de jaren '90, over de stormachtige opkomst van radicaal rechts rond Fortuyn en de sociale brutaliteit in maatpak van Balkenende, tot een explosie van vakbondsstrijd en de spectaculaire overwinning van de SP. Op een tijdspanne van enkele jaren zwaaide de slinger wild van rechts naar links. Het land van de sociale consensus is het land van het sociaal conflict geworden.

Het is alleszins hartverwarmend om te zien hoeveel jonge mensen op straat komen, de maatschappij een spiegel voorhouden en opkomen voor hun democratisch recht op onderwijs. De laatste jaren is heel wat hervormd in Nederland, dus laten we even een korte duik in het verleden nemen.

Korte geschiedenis onderwijshervormingen

In 1993 zorgde men ervoor dat de definitieve schoolkeuze werd verschoven naar de leeftijd van vijftien jaar. Die keuze is in de realiteit echter vervroegd. Volgens Ton van Haperen, lerarenopleider aan de Universiteit Leiden, sturen basisscholen vandaag de dag zestig procent van de kinderen op twaalfjarige leeftijd naar het vmbo (In Vlaanderen is dit het beroepsonderwijs). In Amsterdam ligt dat percentage zelfs op zeventig. Hij stelt dat "de kloof tussen vmbo en havo/vwo [respectievelijk technisch en algemeen secundair onderwijs in Vlaanderen, n.v.d.r.] door het geëxperimenteer van het laatste decennium onoverbrugbaar is geworden, verliest dit deel van de jeugd elk perspectief op doorstroming naar hogeschool of universiteit. Een drama, want de Europese doelstelling luidt juist dat vanaf 2010 de helft van de jongeren een diploma in het hoger onderwijs dient te halen."

In 1998 werd dan de zogenaamde "tweede fase" ingevoerd voor havo/vwo: meer nadruk op "leren leren", zelfstandig werken, kunnen in plaats van kennen in de hogere cyclus (de laatste drie jaar van het middelbaar). Dat moest de aansluiting met het hoger onderwijs verbeteren. Ook hier weer is ze juist verslechterd: "Vele studenten maken hun studies niet af en er zijn veel klachten over de toenemende achteruitgang van het niveau van de eerstejaars", aldus Ton Van Haperen.

Ook met het vmbo (het hervormde beroepsonderwijs) gaat het vanaf de start in 1999 in een razend tempo bergafwaarts. Het samengaan van het oude voorbereidend beroepsonderwijs en het mavo (middelbaar algemeen voortgezet onderwijs) zou de reputatie van het beroeps moeten verbeteren. Ton Van Haperen: "In werkelijkheid is die reputatie slechter dan ooit, getuige de hoge uitvalcijfers, de berichten over de verloedering van de schoolcultuur en de talloze geweldsincidenten."

1040-urennorm: cijfers en reacties

Waarover gaat het scholierenprotest eigenlijk? In 2006 werd de wet op het voortgezet onderwijs aangepast en moesten scholen 1000 lesuren per jaar aanbieden. Na amendering werd dat echter 1040 uur. Halen ze die niet, dan worden ze zwaar beboet, met alle gevolgen voor het budget van de respectievelijke school. De boetes kunnen oplopen tot 200.000 euro. Dit betekent geen educatieve excursies, geen geld voor computers, mediatheken, boeken enzovoort.

Wat blijkt nu uit de praktijk? Veel scholen kunnen al niet die oude norm halen. Scholen in Nederland zijn officieel verplicht 40 weken per jaar les te geven. In de praktijk komen veel scholen niet boven de 36 weken uit. Om toch maar aan de hoge boetes te ontkomen moesten kinderen langer naar school en werden weken met examens volgestopt met lessen. Leraren klaagden dat ze geen tijd meer hadden voor na- en bijscholing omdat ze constant moesten opdraven om de norm te halen.Uren waarvoor geen leraar beschikbaar was door het tekort werden opgevuld met zogenaamde tussenuren waarbij leerlingen ‘vrij' krijgen en zichzelf nuttig moeten bezig houden. Huiswerk maken zit er niet in, zo'n ‘nuttig bezighouden' ontaardt meestal in een grote chaos (we zijn allemaal jong geweest niet waar) en diegenen die willen werken worden constant afgeleid. Daar bovenop komt dat door het nieuwe leren het huiswerk vooral werkstukjes zijn die met de computer gemaakt moeten worden, een computer waar men geen toegang toe heeft tijdens die tussenuren in het merendeel van de gevallen. Het netto effect is dat de schooldag voor zowel leraar als leerling langer wordt.

Volgens de inspectie haalt het merendeel van de scholen de norm niet, ondanks al deze ‘oplossingen'. Dat dit niet motiverend werkt voor de leerlingen hoeft geen betoog. Volgens een PISA-enquête (programme for international student assessment) opgenomen in het OESO rapport (Education at a glance 2007) dacht slechts 41 procent van de 15-jarige leerlingen in 2005 ooit een universitair diploma te halen. Van de dertig onderzochte landen scoort Nederland daarmee een 26e plaats. Er is echter meer. Van de 59 procent anderen dacht 29 procent dat een middelbaar diploma het hoogst haalbare was en een ongelofelijke 30 procent gelooft dat zelfs dat niet haalbaar is. Ondertussen zijn die scholieren 17-18 jaar. Wie staat er vandaag op straat? Precies.

Ook de invoering van zogenaamde gratis werkboeken blijkt een probleem. Er wordt 300 euro per leerling (rijk of arm maakt geen verschil) voorzien, maar dat is te weinig om aan de prijzen vandaag hand- en werkenboeken voor alle vakken te voorzien. Het gevolg is dat directies aan de verschillende vakleraars laten weten dat ze geen werkboeken mogen aankopen. De leraar die inzit met zijn vak en de kwaliteit wil behouden, wordt zo verplicht zelf oefeningen te maken, waardoor de werkdruk verhoogt. De scholen zitten daardoor in de problemen: ofwel vragen ze extra geld aan de ouders om het boekenaanbod te behouden, ofwel gaat de kwaliteit achteruit.

Laat ons niet echter alleen de cijfermatige toer opgaan. We reproduceren hier enkele reacties op de online versie van het NRC Handelsblad:

"Ik doe zelf vier gymnasium en ik moet per week 34 lesuren volgen. Omdat mijn school niet genoeg geld heeft voor meer leraren, laat staan lokalen en lesmaterialen, is sinds het begin van dit schooljaar het begrip KWT (keuzewerktijd) ingevoerd voor de bovenbouw. Hierbij moet je alle uren die je tekort komt per week inhalen op een overvolle, lawaaiige studiezolder. Ik ben zelf een goede leerling, ik heb helemaal niet weinig vakken, integendeel, ik doe misschien wel meer dan de gemiddelde leerling en toch moet ik ZES uren op die zolder zitten. Dit komt echter niemand ten goede. De afgeschreven leraar die daar ‘surveilleert' wordt alleen nog maar meer overspannen omdat niemand naar hem luistert, ikzelf heb er ook geen profijt van, want ik werk thuis veel beter en als ik de uren niet maak, krijgt mijn school een boete. Als ik van een 1040 uren naar een 960 uren rooster ga, maak ik nog steeds evenveel lesuren, mag ik mijn huiswerk lekker thuis maken, krijgt de school geen boete en wordt de afgeschreven leraar niet nog meer overspannen! Ik zal echt meer, en helemaal niet beter les krijgen als ik 1040 uren moet doen!" Lotte

"Wat ik trouwens wel erg belangrijk vind is dat er geluisterd wordt naar ons, de minderjarige middelbare scholier. Wij kunnen niet stemmen, maar we hebben wel degelijk een stem en een mening over dingen. Behandel ons niet als kleine kinderen. Want we zijn (tenminste, de meeste van ons) oud en wijs genoeg om te weten wat goed voor ons is. Laat de leerlingen die niet willen leren maar lekker in hun eigen sop gaar koken. Later hebben ze spijt en zullen ze hun eigen kinderen eens laten zien wat leren is." Noa

"Andere scholen, wellicht waren er scholen bij die het qua onderwijstijd echt niet goed deden, hebben ook boetes gekregen van tussen de 1 en 2 ton [een ton is honderdduizend euro, n.v.d.r.]. Dat betekent dat er op die scholen mensen moeten worden ontslagen. U kunt zich voorstellen dat daar het onderwijs niet beter van wordt." Hans van den Berg

"Mijn neef helpend met zijn eindexamen dit jaar, blijkt dat zijn eindexamenniveau Wiskunde I (algebra en differentiaalrekening) en Engels in 2007 ruwweg overeenkomt met dat van mijzelf bij het afronden van klas 4 Atheneum B. Mijn neef heeft dus van 2001-2007 in zes jaar geleerd waar wij vier jaar over deden. Het hiervoor vereiste aantal lesuren per jaar bedraagt 4/6 x 1100 = 747 uur per jaar. De scholen doen er op last van de minister 1040 uur per jaar over, in een veel lager tempo dan gewenst.De klacht van het LAKS, dat scholen de tijd van hun leerlingen verspillen, is derhalve terecht." Onderwijs Specialist

"Veel reacties hier zijn van een oudere generatie, die als ze het even voorrekenen langer dan 1040 uur op school zaten. De huidige generatie scholieren klagen dus eigenlijk om niets. Nou mooi dat men dat vindt, maar er wordt één heel belangrijk punt vergeten. Vroeger waren er simpelweg veel meer leraren. Dus kan er een hoger aantal uren gehaald worden zonder dat je daar erg lang voor op school hoefde te zitten." Julian

Lerarenuitval

Een van de grote oorzaken van het tekort aan lessen is de grote uitval van leraren. Volgens het bureau Regioplan viel 5 procent van de lessen uit in het schooljaar 2004-2005, zonder vervanging. Dat is gemiddeld ongeveer één les per week dus. In 40 procent van de gevallen was dit te wijten aan ziekte. In de grote steden, waar de klassen groter zijn, was het ziekteverzuim groter. De onderzoeker zag een mogelijke oorzaak van dit alles in de grote werkdruk voor leraars, maar daar zijn wij wel zeker van.

Sinds kort weten de mensen van de Post ook hoe fijn het wel werken is een bedrijf dat steeds meer druk aan haar werkenden oplegt door steeds langer en harder te werken in minder tijd (de geo-route). Gevolg: veel ziekteverzuim, en daarbij dan nog eens versleten worden voor luiaards. Ook dit valt de leraars ten deel, van wie vaak gedacht wordt dat ze een fantastische baan met veel vakantie hebben. Mocht dit werkelijk zo zijn zou er natuurlijk geen lerarentekort zijn in de eerste plaats. Voor alle duidelijkheid: de cao van de leraren is gebaseerd op een 36-urige werkweek van 47 weken per jaar. Omdat dit werk echter in 40 weken moet gebeuren, hoort een leraar ruim 42 uur per week te werken. De meeste voltijdse leraren komen daar echter nog eens bovenuit, bijscholing bijgerekend. Een stuk meer dan de gewone werkweek dus. Daar bovenop komen dan de ouderavonden en eventuele naschoolse activiteiten zoals op kamp met de klas. Door de verplichting de uren te vullen zijn er veel leraars die niet meer kunnen deelnemen aan allerlei studiedagen en congressen waarop ze zichzelf verder kunnen ontplooien of ideeën uitwisselen met hun collega's. Vele leraars mogen immers pas gaan van hun directie als ze voor een vervanger kunnen zorgen, iets wat door het tekort bijna onmogelijk is. Het gevolg is dat creatievere manieren van lesgeven en de inzet van allerlei didactische hulpmiddelen worden bemoeilijkt, wat de kwaliteit niet ten goede komt en het moreel van leerling en leraar verder terugdringt door het monotone lesgeven.

Daar bovenop komt dan ook nog eens dat het tekort aan leraren de komende jaren flink zal toenemen. Een op de vijf leraren in het middelbaar onderwijs gaat in de komende tien jaar met pensioen. Tot 2015 zijn er 100.000 nieuwe leraren nodig. De vraag is echter of het beroep wel zo aantrekkelijk is. In 2005 stapte ongeveer 50 procent van de geschoolde leraren niet in het onderwijs, volgens een rapport over de evolutie van het beroep leraar van Eurydice, het Europese netwerk van onderwijs.

Hoe komt dit? Laten we er even de OESO-indicatoren voor onderwijs bij nemen voor het geval van Nederland. Hoe zit het met het startsalaris? Men zou denken dat een van de zaken om het beroep aantrekkelijker te maken het optrekken van de lonen is, maar wat blijkt uit de cijfers van de OESO? Een schamele drie procent, dit ten tijde van de prijsstijgingen. Ja, maar goed, dat zal wel beteren met meer ervaring? Helaas, op het einde van de rit, met veel ervaring is de leraar slechts twee procent beter af dan zijn collega tien jaar geleden. Ter vergelijking, in Finland gaat het hier om respectievelijk 38 procent en 12 procent en in Noorwegen in beide gevallen om 14 procent. Zou het kunnen dat daardoor meer mensen het vak leraar aantrekkelijker zijn gaan vinden en de kwaliteit daarom een stuk hoger ligt? Hoe dan ook, de lerarenvakbond steunt alvast de acties van de scholieren.

Loon zegt natuurlijk niet alles. Hoe zit het met het percentage van het BNP dat geïnvesteerd wordt in onderwijs? Onderwijs is de manier om jezelf te ontplooien en de wereld te begrijpen, dus daar kan niet op bespaard worden. Volgens het rapport van de OESO gaf Finland in 1995 6,3 procent van BNP aan onderwijs, in 2004 was dat 6,1 procent. Nederland ging in dezelfde periode van 4,8 procent (1995) naar 5,1 procent (2004). Kleine verschuivingen dus. Het is natuurlijk zo dat het BNP van Nederland hoger ligt en een kleiner percentage bijgevolg in werkelijkheid meer geld is, maar daar tegenover staat dat het aantal leerlingen in Nederland veel hoger ligt. Ook Noorwegen, een ander land met kwalitatief hoog onderwijs, zit in dezelfde orde als Finland: van 6,3 procent van naar 6,2 procent. Denemarken ging van 6,2 procent in 1995 naar 7,2 procent in 2004. Een meer vergelijkbaar land, België, dat ook de reputatie heeft een goed onderwijs te hebben, stond in 2004 op 6,1 procent. Van de dertig onderzochte landen staat Nederland op de 23e plaats op vlak van investeringen.

Ter vergelijking, het beste Europese land is IJsland met 8 procent. Dit zegt wel niets over de verdeling zelf van het geld, de VS staan bijvoorbeeld ook hoog met 7,4 procent, maar dit wordt zeer ongelijk verdeeld. Het OESO zegt er ook bij dat de investeringen in onderwijs achterlopen op de economische groei tussen 1995 en 2004. Met andere woorden, de groei van de nationale inkomsten is hoger dan de groei van de onderwijsbudgetten. Meer geld gaat naar lastenverlagingen voor het bedrijfsleven, terwijl het investeren in het onderwijs vertraagt. Zo trekt Balkenende 3 miljard euro uit voor lastenverlaging en slechts 1 miljard voor onderwijs. Of dat ook gehaald zal worden valt af te wachten nu een crisis in de economie dreigt door de kredietcrisis in de VS die voor alle exportgerichte landen in de wereld (België en Nederland zijn bij uitstek exportlanden) die handel drijven met de VS gevolgen zal hebben. Als de begroting niet klopt doordat de verwachte groei van 2 procent niet gehaald wordt, zal mijnheer Balkenende weer matiging preken. Dan bedoelt hij geen matiging voor de bedrijven, maar wel voor de gewone mensen en de sociale uitgaven als onderwijs.

Overdaad schaadt, maar matiging nog meer

De hele problematiek staat niet los van de rest van de maatschappij. Het protest kadert in een breed ongenoegen in de maatschappij, dat al enkele jaren steeds meer tot uiting komt. Balkenende voert de agenda van het Nederlandse bedrijfsleven uit: willen zij overleven op de internationale markt moeten zij hun winstvoeten (en dus de waarde van hun aandelen) hoog houden. Dit doen ze door de mensen langer te laten werken voor hetzelfde loon of door loonmatiging (wat op het einde van de maand neerkomt op een daling van het loon, de prijzen blijven immers stijgen). Loonmatiging bereiken ze door meer mensen op de arbeidsmarkt te gooien, zodat de lonen naar beneden gaan. Als de baas kan kiezen, zal hij natuurlijk diegenen die voor het minste geld werk aannemen. In tegenstelling tot wat men steeds gelooft, wordt de gewone mens van het activeren van de ‘luie' werkloze helemaal niet beter. Integendeel, men gebruikt hem als stormram om de lonen te verlagen, zoals in de 19e eeuw. Dat die werklozen er in de eerste plaats gekomen zijn doordat vele bedrijven naar Oost-Europa zijn getrokken (daar zijn de lonen nog lager en kunnen de heren nog meer poen scheppen) vergeten we even voor het gemak. We mogen de hoge heren niet in verlegenheid brengen nadat we hen zoveel lastenverlaging hebben gegeven zodat wij voor hen ‘mogen' werken.

Een andere bron van werkloosheid is de privatisering van vele overheidsbedrijven in sleutelsectoren. Doordat deze bedrijven plots moesten concurreren ging de service achterui, en telde alleen de ‘bottom line', de winst. Dit verhaaltje werd ons aangepraat met het lokaas dat de prijzen zouden verlagen door de concurrentie. In de theorie blijkt dit niet te werken want in vele sectoren zitten we nu met quasi-monopolies in privé-handen die de prijzen kunnen dicteren. Dit is onaanvaardbaar. Als zout in de wonde kwamen daarbij de vele verloren banen door de herstructureringen! Het is een fabel dat overheidsbedrijven van nature log en bureaucratisch inefficiënt zijn. Het is wel zo dat men de meest winstgevende delen van een bepaalde dienst (bijvoorbeeld de randstad voor de postbedeling en het spoor) liberaliseert, terwijl de overheid mag instaan voor de verlieslatende gebieden. Zo zorgt de regering er natuurlijk voor dat de zelfgeschapen mythe uitkomt en stuurt ze aan op meer liberaliseringen, met alle gevolgen van dien. Een van de oorzaken voor de aanval op de sociale verworvenheden en de besparingen is het feit dat de overheid veel inkomsten aan haar neus voorbij zag gaan door het uit handen geven van overheidsbedrijven, inkomsten die gebruikt hadden kunnen worden om zaken als de sociale zekerheid, of inderdaad het onderwijs, te financieren!

Niet alleen de werkende mens moet langer werken voor het patronaat en uren kloppen, nu pakken ze onze kinderen ook nog eens aan. Deze 1040-urennorm getuigt van de obsessie die de maatschappij - of tenminste de heersende klasse - heeft met de cijfertjes. De onderwijsinspectie wordt nu immers opgedragen om naar de behaalde uren te kijken en dan pas naar het behaalde resultaat. NRC handelsblad pakte niet voor niets uit met de kop ‘Prikklok in de klas' (NRC 29/11). Het versterkt het beeld van de leerfabriek.

Dat het ook anders kan, bewijst een land als Venezuela. Het land kreeg in 2006 een prijs van Unicef voor het uitroeien van ongeletterdheid in anderhalf jaar tijd. Slechts één land in de regio deed hen dit voor, niet toevallig Cuba. Hoe werd dit gedaan? Venezuela nationaliseerde de oliebedrijven en gebruikte de winst om te investeren in sociale werken zoals onderwijs. Er werden massale campagnes "leren lezen" opgezet in het kader van socialisme van de 21e eeuw. Mensen leerden elkaar lezen, met als eerste leesboek de grondwet, zodat ze meteen ook hun grondrechten te weten kwamen. Ter vergelijking, in Nederland zijn volgens de stichting "Lezen & Schrijven" 250.000 analfabeten en 1,3 miljoen laaggeletterden (dit houdt in dat men in staat is bijvoorbeeld de eigen naam te schrijven of losse woorden te lezen, maar niet een langere tekst snel en correct kan lezen). In percentage uitgedrukt is dat bijna 10 procent van de bevolking. Dit is niet alleen schokkend voor een rijk ontwikkeld land, het is ook nog eens zeer verkwistend: in datzelfde onderzoek uitgevoerd door Stichting Lezen & Schrijven, blijkt dat laaggeletterdheid Nederland jaarlijks 537 miljoen euro kost. Geld dat, inderdaad, niet naar onderwijs kan gaan.

Gevolgen voor jongeren en ouders

Nochtans zitten jongeren lang op school in Nederland. Volgens de OESO-indicatoren zitten scholieren in Nederland tussen 7 en 14 jaar 8080 uren op school. Daarmee scoort alleen Italië met 8269 uren slechter van de dertig onderzochte landen. Finland scoort een eerste plaats met 5522 uren. Dit heeft natuurlijk gevolgen voor de vrije tijd van zowel leerling als leerkracht, maar ook voor de zelfontplooiing. Allerlei hobby's en sportactiviteiten komen onder druk te staan, terwijl dit nochtans uitlaatkleppen kunnen vormen na een dag op school (geen overbodige luxe gezien de huidige toestand!). Diezelfde mensen die voor deze verhoging van de druk gezorgd hebben, staan waarschijnlijk ook in de eerste rij om te klagen over hoe dik en lui de Nederlandse jeugd geworden is. Niet moeilijk natuurlijk, als ze niet aan sport kunnen doen. Zelfs Johan Cruyff klaagt dat de gemiddelde techniek van de Nederlandse voetballer over de laatste dertig jaar achteruit gegaan is omdat er niet meer op straat gespeeld wordt.

Aangezien ook de ouders steeds langer moeten werken, komt het gezinsleven onder druk te staan. Samen eten, laat staan elkaar zien om eens te spreken, wordt steeds lastiger. Ouders verliezen zo contact met en gezag over hun kinderen, terwijl ze er zelf niet aan kunnen doen, er moet immers brood op de plank komen. Jongeren beginnen dan elders rolmodellen te zoeken, of gaan de straat op. Uiteraard vinden we ook hier weer dezelfde klagende mensen terug, zij die mee het probleem geschapen hebben. Gezinnen onder druk zetten, dat horen we nooit als het over normen en waarden gaat!

Een bijkomend gevolg voor de jongeren is ook dat het lastig wordt om een baantje uit te oefenen na school. Het leven wordt natuurlijk duurder, ondanks alle beloftes gedaan met de liberaliseringen. De jongeren zien zich verplicht om te werken voor alles wat ze willen. De bedrijven willen natuurlijk niets liever dan een goede omzet en dus scheppen ze allerlei behoeftes bij de jongeren via reclame, die vervolgens bij hen komen werken om die dingen te kopen. Dit is zeer goed gezien natuurlijk, want een jobstudent is een stuk goedkoper voor de baas, zo moet hij geen duur volwaardig contract aan iemand anders uitbetalen. Diezelfde jongere zal een paar jaar later voelen welk effect dat heeft op de arbeidsmarkt als hijzelf geen volwaardige baan kan vinden omdat de volgende groep jobstudenten klaarstaat om ipods en gsm's te verdienen.

Tegenwoordig wordt status afgemeten aan bezit en niet langer aan kennis (voor de oudere lezers, hoeveel aanzien hadden leraars bijvoorbeeld vroeger niet?). Het credo is zo'n beetje geworden dat je bent wat je bezit. De jongeren echter de moderne snufjes ontzeggen zien we ook niet zitten. Een oplossing zou eerder het verlenen van een studentenloon zijn zodat jongeren zich kunnen concentreren op leren en niet op werken. Zo komt er tijd vrij om aan sport, hobby en zelfontplooiing te doen, en is de jongere meer thuis. Nu nog een oplossing voor de vermindering van de werktijd van de ouders, maar dat valt buiten dit artikel.

Conclusie

Deze protesten vormen een uitdrukking van het diepe ongenoegen binnen de maatschappij, een ongenoegen waar ook de jongeren niet buiten staan. Het moge duidelijk zijn dat het neoliberale model op haar einde loopt als we na 150 jaar kapitalisme nog steeds 10 procent mensen hebben in Nederland die amper of niet kunnen lezen of schrijven. Latijns-Amerikaanse landen die kiezen voor een socialisme van de 21e eeuw bieden ons duidelijk een ander model, een model dat in een ontwikkeld westers land nog veel beter zou werken door de hoge productiviteit en kennis. Binnen het kapitalisme, de concurrentielogica en de winstmaximalisatie zullen sociale uitgaven steeds verder uitgehold worden, iets wat de rechtse kabinetten van de jaren '80 en '90 al flink gedaan hebben. De puinhoop in een van de pilaren van de maatschappij, het onderwijs, is daar een rechtstreeks gevolg van. Dat is wat we mogen verwachten van onze toekomst onder het kapitalisme.

Indien we de sleutelsectoren van de economie zouden nationaliseren komt er opnieuw geld vrij voor sociale uitgaven. Een grondige verlaging van de werktijden zonder verlies van loon zorgt ervoor dat jongeren en hun ouders meer tijd met elkaar kunnen doorbrengen, maar zichzelf ook meer zouden kunnen ontplooien door bijvoorbeeld aan politiek te doen. Die verlaging van de werktijd kan gebruikt worden door te investeren in het efficiënter maken van arbeid door middel van technologie, daar waar verbeteringen in efficiëntie vandaag vaak gebruikt worden om mensen af te danken en de loonkost te verlagen. Op die manier kunnen mensen mee gaan beslissen welke domeinen meer investeringen nodig hebben... lastenverlagingen voor de rijken of een kwaliteitsvol onderwijs? Op lokaal niveau kan de school dan verder gedemocratiseerd worden, met inspraak voor ouders, leerlingen en leraars over de leerstof, over wat de taken van een school zijn (moet deze naar buiten in de buurt komen en extra schoolse activiteiten ontplooien om de sociale banden te versterken, of enkel lesgeven), wat er met het budget moet gebeuren enzovoort. Enkel met deze ideeën en maatregelen kunnen we ervoor zorgen dat ons onderwijs behouden blijft en zelfs nog versterkt wordt.

Lees ook Nederlandse scholierenstaking: een schok voor Balkenende IV