image006In november komen wereldleiders voor de 21ste keer in Parijs samen om een oplossing te vinden voor het ecologische probleem. Maar de verwachtingen zijn laag: waarom zouden ze nu wel ernstige maatregelen kunnen nemen daar waar ze de vorige 20(!) keer gefaald hebben? “Verander het systeem, niet het klimaat!”, waren de woorden van de Latijns-Amerikaanse revolutionair Hugo Chavez. Nu is het de niet mis te verstane slogan van de mobilisaties in Parijs.

Klimaatcrisis

Er zijn al talloze klimaatrapporten opgesteld, afkomstig van de meest prominente wetenschappelijke instellingen zoals de NASA. Ze tonen unaniem hetzelfde aan: als we voortgaan zoals we bezig zijn, staat ons een opwarming van het klimaat op aarde van 5°C te wachten. Of met andere woorden: een catastrofe. De limiet die ons ecosysteem aankan, ligt immers op 2°C. De gevaren die de destabilisering van het klimaat met zich meebrengt, kennen we al op een relatief kleine schaal en op min of meer geïsoleerde wijze. Ook nu zijn de gevolgen al voelbaar. Het zijn bijna uitsluitend de armsten die getroffen worden, denk maar aan de Orkaan Katrina in New-Orleans of het oprukken van de woestijn in Sub-Sahara-Afrika. Op een bepaald ogenblik zet kwantiteit zich echter om in kwaliteit: als de limiet van 2°C bereikt wordt, zullen al deze gevolgen zich op hetzelfde moment voordoen en op elkaar inwerken. Daardoor zal hun effect versterkt worden, op een manier die wetenschappers onmogelijk kunnen voorzien en modelleren. Wat ons te wachten staat, is dus een verandering van het gehele klimaatregime op aarde. Dat betekent dat de basis waarop alle leven op aarde zich ontwikkelt, grondig zou veranderen...

De ervaring van Kopenhagen 2009

Hoe is het mogelijk dat de wereldleiders zo incapabel zijn, zeker gezien de ernst van de situatie? Om dit te begrijpen volstaat het om naar het debacle van de klimaatconferentie van Kopenhagen in 2009 te kijken. In tegenstelling tot vandaag, werden er toen wel hoge verwachtingen gesteld. Maar na een week discussiëren, moesten de machtigste mannen en vrouwen van de wereld met lege handen naar buiten komen. De conferentie was immers uitgelopen op een hypocriete handelsoorlog, die de politici met een ecologische mantel der liefde wilden bedekken. Onder het mom van een milieutaks, wilden de Amerikaanse politici protectionistische maatregelen nemen tegen Chinese producten... Niet omdat ze echt bekommerd waren om de klimaatverandering: terug op eigen bodem steunen diezelfde senatoren met volle overgave de belangen van de Amerikaanse olie- en agro-multinationals. De echte reden achter dit voorstel was om het Amerikaanse imperialisme te versterken tegenover de opkomende Chinese concurrentie. De Amerikaanse markt moest voor een hoop “niet ecologische” producten afgesloten worden van de Chinese export. Natuurlijk weigerden de Chinezen daarop nog mee te werken – als e dat ooit al van plan waren. De leidende politici zijn zich maar al te goed bewust van het ecologische gevaar. Hun onvermogen is in essentie niet te verklaren door een ‘zwak karakter’ of ‘onbeslistheid’. Die karaktertrekken verdwijnen immers als sneeuw voor de zon van zodra ze de belangen van hun heersende klasse verdedigen. De echte reden voor het uitblijven van een internationaal akkoord, is omdat ze volledig mee functioneren in het systeem. Eens je het kapitalistische systeem aanvaardt, ben je gedwongen om mee te denken en handelen met de belangen van de kapitalistische klasse. Op basis van hun nauwe winstbelangen, is het onmogelijk om tot het nodige internationale politieke akkoord te komen. Tenslotte zal het niet de heersende klasse u zijn die het meeste te lijden heeft onder de gevolgen van de klimaatopwarming!

De kapitalistische “groene economie”

Door het flagrante falen van de politici en de staat, moest de heersende klasse het over een andere boeg gooien. Zo zagen markteconomen hun kans schoon hun geliefd zinnetje boven te halen: laissez faire, laissez passer! Ze bedoelen: laat de marktmechanismen werken, en er zullen vanzelf oplossingen ontwikkeld worden. En inderdaad, bepaalden bedrijven begonnen in te spelen op een marktniche van klimaatbewuste en koopkrachtige consumenten. Van bepaalde producten kan je nu een meer ecologische variant kopen. Plots begonnen allerlei intellectuelen en journalisten stukken te schrijven over het succes van de “groene economie”. Deze nicheproducten zouden op termijn veralgemeend worden. Het kapitalisme zou zichzelf zo voortstuwen naar de nodige groene transformatie. Na een goed decennium, zijn de resultaten echter al even grijs als na een dozijn klimaatconferenties. De CO2- uitstoot is op wereldschaal tussen 2000 en 2010 per jaar met 2,2 procent toegenomen. In tegenstelling tot wat de voorstanders van de “groene economie” beweren, zijn deze nieuwe producten een nichemarkt gebleven. Het geheel van de werking van de kapitalistische productie is er - zeker op internationale schaal – fundamenteel niet energie-efficiënter op geworden. Dat is niet alles. Eigenlijk is deze sector vooral gestoeld op leugens en bedrog. Op een erg directe manier in het geval van Volkswagen (dat jarenlang wagens verkocht die uitgerust waren om het meten van emissies bij de autokeuring te manipuleren), maar vaak ook op meer verdoken manieren. Zo wordt voor allerlei ecologische labels slechts de laatste productiefase in rekening genomen - als er al iets in rekening wordt genomen. Alle voorgaande fasen in het productieproces worden op precies dezelfde ecologisch-onvriendelijke manieren geproduceerd.

De groei van deze groene nichemarkt, is niet los te zien van de overproductiecrisis waarin het kapitalisme verzeild is geraakt. Om hun winstvoet op peil te houden, zijn kapitalisten gedwongen om steeds meer producten te verkopen. Zeker in oververzadigde sectoren zoals de autoproductie is de strijd tussen een handvol giganten bikkelhard. In deze situatie werd deze groene nichemarkt gezien als een manier om min of meer dezelfde producten toch verkocht te krijgen door ze in een groen jasje te verpakken. Het mag dan ook niet verbazen dat de publiciteitsproductie in diezelfde periode een enorme toename heeft gekend.

Individuele gedragsverandering

Elk materieel belang schept haar eigen verantwoording en ideologie. Dat geldt hier ook. Geconfronteerd met het falen van een politieke en een economische oplossing, heeft de heersende klasse het nodig om de schuld voor het probleem op anderen af te schuiven. Soms krijgt dit een regelrechte racistische invulling, wanneer gesteld wordt dat het probleem is dat de fertiliteit in arme landen te hoog ligt. Het meest aanvaarde idee is echter dat er op individueel vlak een gedrags- en mentaliteitsverandering moet optreden. Volgens deze analyse is het fundamentele probleem dat de mensheid (lees: de arbeidersklasse) vast zit in een “consumeristische maatschappij”. Indien mensen ecologisch bewuster leven, zijn ze in staat hun eigen CO2-uitstoot praktisch tot nul terug te brengen. Dit idee wordt nadrukkelijk door aanhangers van het kapitalistische systeem verdedigd om de evidente reden dat zo de schuld bij anderen wordt gelegd. Er wordt immers naar beneden gestampt, naar diegenen die niet de tijd, de specifieke kennis, de interesse of het geld hebben om aan de vereisten van de “groene” niche-productie te voldoen. Ook in meer militante kringen en ngo’s leeft deze individualistische kijk, zij het dan in een radicalere vorm. Het grootste probleem met deze individualistische analyse is dat ze simpelweg onjuist is. Over het algemeen ligt het aandeel van de consumptie van de “gezinnen” in de globale vervuiling rond de 10 procent. Dat wil zeggen dat 90 procent van de vervuiling plaatsvindt tijdens de verschillende productiestadia (bewerking, transport, verkoop). Alle aandacht wordt zo op 10 procent van het probleem gericht, terwijl zulke individualistische analysekaders 90 procent van het probleem buiten schot laten. Dat heeft natuurlijk een impact op de actievormen en de politieke perspectieven. Omdat veel ngo’s en andere organisaties in de groene beweging ‘de analyse van een gebruikers-en consumentenbewustzijn’ als uitgangspunt nemen, draaien veel acties louter om sensibilisering. Als er politieke eisen gesteld worden, gebeurt dat maar al te vaak in de vorm van een vraag, gericht aan regeringen en heersende klasse. Ondanks alle schijnbare radicaliteit van dergelijke directe actie en politieke betrokkenheid, leiden deze perspectieven naar een reformistische beweging. De grondoorzaak van het probleem - de korte-termijn winstbelangen van het kapitalistische systeem - wordt niet meer aangekaart. Zo kan de beweging gemakkelijk opgeslokt worden in het systeem, zoals met de groene partijen in Europa is gebeurd.

Revolutie en mentaliteitsverandering

Dat wil niet zeggen dat er geen mentaliteitsverandering zal moeten optreden. Als marxisten staan we achter progressieve waarden en normen, en dragen we die uit. Maar meer nog willen we dat elk individu echt de materiële, psychologische en intellectuele vrijheid heeft om een levensvisie te ontwikkelen. Onze strijd is dus niet moreel als die vermeende moraliteit een obstakel vormt voor de eenheid in de strijd tegen het kapitalisme.

Waarden en normen kunnen niet door een kleine groep aan de hele samenleving worden opgelegd. Ze kunnen op grote schaal overgenomen worden op het ogenblik dat een doorgaans onverschillige massa haar apathie opzij schuift en haar lot in eigen handen neemt. Het is tijdens momenten van strijd dat mensen met echt vernieuwende ideeën gehoor kunnen krijgen. Revoluties gaan niet alleen gepaard met een politieke machtsovername, maar ook allerlei nieuwe ideeën in de kunst, de wetenschap en de moraal komen aan de oppervlakte of worden gevormd. Dat was ook de ervaring na de Russische Revolutie van 1917. Hoewel de Sovjet-Unie niet bepaald symbool staat voor een ecologisch bewust maatschappijmodel, was dat in haar beginjaren totaal anders. Gedurende die pioniersperiode kwam alle revolutionaire energie in de Russische samenleving vrij. Hieraan kwam echter een abrupt einde door de stalinistische machtsovername. Al in mei 1918 – in volle burgeroorlog – vaardigde de Sovjet-regering een decreet “over bossen” uit. Hierin werden de eerste maatregelen vastgelegd om een plan op te stellen voor de herbebossing en een duurzame landbouw. Hiervoor werd ook een bevoegd orgaan opgericht: de centrale administratie van bossen. Het decreet voorzag ook in een beschermd statuut voor “natuurmonumenten” die ten alle koste beschermd moesten worden. Later werden ook zogenaamde zapovedniki of natuurreservaten ingesteld ,een pionierend idee in die periode. Lunacharsky (1875-1933), volkscommissaris van onderwijs tot zijn afzetting door Stalin in 1929, nam evenzeer de nodige maatregelen om van ecologische  kennis en bewustzijn een belangrijk onderdeel van het onderwijsprogramma te maken. Ook bio- en  ecologisch  onderzoek werd gesubsidieerd. Hieruit zijn de baanbrekende theorieën van Vladimir Vernadsky (1863-1945) voortgekomen. Onder de term “biosfeer” formuleerde deze prominente sovjet-wetenschapper in de jaren 1920 als eerste het idee dat alle levende en niet-levende materie in éénzelfde systeem functioneert. De menselijke samenleving is daarvan volgens Vernadsky een onlosmakelijke component; ze is er afhankelijk van, maar is ook de sleutel tot de ontwikkeling ervan. Het aan de macht komen van Stalin vormde het abrupte einde van dit alles. Alle instellingen die aan de heuse ecologische beweging vorm gaven, werden opgedoekt, wetenschappers en ander personeel opgesloten of erger. Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek - “Wetenschap omwille van de wetenschap” - werd aangevallen en bestempeld als “burgerlijke tijdsverspilling”. Diersoorten en natuurgebieden werden gereclasseerd volgens hun al dan niet onmiddellijke nut. Alle ecologische inzichten werden aan de kant geschoven ten voordele van de volledige onderwerping van de natuur aan de kortetermijnbelangen van de mens, met alle gevolgen van dien. (bron: http://isreview.org/http://isreview.org/issue/72/marxism-and-environment ) Een andere samenleving zal dus niet per definitie duurzaam of ecologisch bewust zijn. Maar de revolutie die nodig is om het kapitalisme omver te werpen, zal de meest levendige en (ecologisch) bewuste krachten in de samenleving op het voorplan brengen.

De sociale en ecologische irrationaliteit van het kapitalisme

Ecologische overwegingen zijn niet los te koppelen van sociale eisen. Werkende mensen nemen in veel gevallen de auto om naar het werk te gaan, omdat ze geen andere keuze hebben; net zoals ze fastfood eten omdat er noch de tijd, noch het geld is voor voedsel van betere kwaliteit. Om dergelijke problemen het hoofd te bieden, is er nood aan massale en sociaal nuttige investeringen. In haar laatste rapport, maakt de gezaghebbende Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC 2014) een schatting hoeveel de overgang naar een groene(re) productie zou kosten. Een internationale omschakeling van de energieproductie, het transport, de bouwsector en de industrie naar de meest gevorderde groene-energietechnologie, zou 483 miljard $ aan bijkomende investeringen per jaar kosten. Daarnaast zou er nog een pak geld naar onderzoek en technologische ontwikkeling moeten gaan. De ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen kan veel sneller en diepgaander. Ook minder bewandelde paden lijken veelbelovend. Zo wordt het voorbeeld gegeven van het CCSsysteem. Deze technologie zou ons in staat kunnen stellen om CO2 op grote schaal uit de lucht te pompen en onder de grond op te slaan. Voorlopig is deze technologie nog veel te duur en zijn de mogelijke neveneffecten nog niet getest, maar het stemt zeker tot nadenken over het onderontwikkeld technologisch potentieel dat bestaat. We gaven reeds enkele fundamentele kritieken op het concept van de “groene economie”. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat er in de laatste decennia vooruitgang is geboekt op vlak van ontwikkeling van duurzame technologie. Het onderzoek hiernaar gebeurt veelal op (publieke) universiteiten. Die ervaren echter steeds meer financiële problemen om hun diepgaand en fundamenteel onderzoek (onderzoek dat geen schijnbare onmiddellijke toepassing heeft) verder te zetten. Maar van waar moet dat geld voor die nodige sociale en economische investeringen komen? De enige groep mensen die een dergelijke som geld op tafel kunnen leggen, zijn ’s wereld rijksten, de kapitalisten. Maar die zijn al onwillig om een handvol geld af te staan om het leven van de arbeidersklasse op korte termijn te verbeteren. Laat staan dat ze bereid zijn om een volledig ecologische toekomst te financieren. Net zoals dat het geval is met de meest elementaire sociale eisen, is het ecologisch probleem in essentie een klassenprobleem. De winstbelangen op korte termijn, van een kleine groep, vormen de grootste barrière. Marxisten zien in de socialistische planning van de productie het beste systeem om de ecologische crisis aan te pakken. Dat wil zeggen dat in plaats van de kapitalist en zijn drang naar winst, de werkende klasse controle heeft over wat en hoe er wordt geproduceerd. Op internationale schaal zou een dergelijke planning snel op fundamentele wijze de CO2-uitstoot en de menselijke impact op de natuur kunnen verminderen. Door het onteigenen van de kleine kapitalistische klasse die over een enorme rijkdom beschikt, zouden de broodnodige groene transitie en de sociale behoeften van de bevolking gefinancierd kunnen worden. Socialisme betekent niet automatisch groen. De enige garantie daarop is om de enorme rijkdom en technologische mogelijkheden van de hedendaagse samenleving onder de democratische controle van de bevolking en haar ecologisch meest bewuste delen te brengen. Laten we besluiten met een opmerking van Marx: “de mensheid stelt zich altijd slechts taken, die zij kan volbrengen. Want bij nader toezien zal steeds blijken, dat het probleem steeds voortkomt, daar waar de materiële voorwaarden voor haar oplossing reeds aanwezig zijn of ten minste in staat van wording verkeren.” (Voorwoord tot de Bijdrage tot de kritiek op de politieke economie).