Op het moment van schrijven scheren de beurzen hun hoogste toppen van het jaar. Optimisme viert hoogtij in de meest zonnige en hete zomer [dit artikel verscheen in augustus op In Defence of MarxismIn Defence of Marxism, n.v.d.r.]. De ‘bulls’ (investeerders die denken dat de aandelenprijzen zullen stijgen) winnen aan invloed en de ‘bears’ (zij die dalende aandelenprijzen voorspellen) zitten in hun grotten.

De wereldbeurzen piekten in maart 2000 op het hoogtepunt van de euforie over de hi-tech-revolutie en de dot.com-manie. Daarna stortten de beurzen dramatisch in elkaar, bijna gelijk aan de val van 1929-32 en de ineenstorting van de Japanse beurs na 1989 weerspiegelend. Hun waarde kelderde in de volgende drie jaren met meer dan 60 procent en gedurende drie jaar op rij waren de aandelenprijzen lager aan het einde van het jaar dan aan het begin – 2000, 2001 en 2002. Sinds 1929-32 zijn ze geen vier jaar na elkaar gevallen en geen econoom of waarzegger van Wall Street was bereid zo'n rampspoed te voorspellen voor 2003.

De optimisten stonden te beven op hun benen toen Bush zijn aanval op Irak inzette. De beurzen bereikten nieuwe laagten. Toen echter de ‘overwinning' werd uitgeroepen, waren de investeerders opgelucht en gingen ze op koopjesjacht. Marktprijzen sprongen met 25 procent de hoogte in en in Duitsland schoten ze zelfs met een astronomische 60 procent naar boven.

Investeerders werden aangemoedigd om de obligaties te kopen van de grootste financiële spelers in de economie: de Amerikaanse overheid en de centrale bank van de VS, de Federal Reserve Bank (FED). De zeventigjarige goeroe van het financiekapitaal, Dhr. Greenspan, voorzitter van de FED, kondigde een reeks renteverlagingen aan en pompte miljarden dollars in het bankwezen. De Bank van Japan volgde en zelfs de conservatieve Europese Centrale Bank ging over tot renteverlagingen. Bedrijven en huishoudens kregen te horen: koop, koop, koop, want je kan zoveel lenen als je wil en aan historisch lage intrestvoeten. Inderdaad, de grote drie in de Amerikaanse automobielsector kondigden ongelofelijke kortingen aan op hun auto's zonder het betalen van waarborg of betalingen tijdens de eerste drie jaar, en dan aan lage intresten. Eigenlijk waren ze de voertuigen gewoon aan het weggeven! Tegelijkertijd kondigde Texas Ranger Bush belastingverlagingen aan die onmiddellijk aan elk huishouden in cheques uitbetaald zouden worden, net als een massale toename van wapenuitgaven en ‘binnenlandse veiligheid' om de productie en winsten op te drijven van wapenfabrikanten, veiligheidsbedrijven en iedereen die een overheidscontract kan binnenrijven.

Niet te verwonderen dat de optimisten de aandelenmarkt opkochten. De beurs voorspelde dat de Amerikaanse economie zou groeien dankzij de heren Greenspan en Bush. Bijna elke econoom voorspelt minstens 3 à 4 procent groei in de tweede helft van dit jaar, vergeleken met de zwakke groei van 1,5 à 2 procent tijdens de eerste helft.

Is dit optimisme gerechtvaardigd?

Staan de VS en de wereld op het punt een bocht te nemen? De mondiale economie zal boomen, Irak zal gepacificeerd worden, het Midden-Oosten zal de wegenkaart naar de vrede volgen en, bovenal, de bedrijven zullen vette winsten noteren en beursinvesteerders zullen hun slag slaan. Dat is in elk geval de theorie.

Maar wacht eens even. Staan de zaken er zo rooskleurig voor? Neem de Amerikaanse economie. In het tweede kwartaal van dit jaar groeide ze aan met net 2,4 procent. Dat was sneller dan de 1,2 procent van het eerste kwartaal, de optimisten waren dus blij. Wanneer we echter naar de cijfers kijken, dan wordt de reden voor snellere groei duidelijk: ‘defensie-uitgaven' door de overheid. Die stegen met 44 procent ten opzichte van het vorige kwartaal. Als je de uitgaven van Bush aan wapens en de oorlog in Irak even vergeet, dan groeide de economie niet sneller dan in het eerste kwartaal.

Hetzelfde geldt voor de winsten. Dit is de achilleshiel van het kapitalisme. Zonder winsten zullen kapitalisten niet investeren in de vervanging van materiaal en zullen ze geen mensen tewerkstellen. Op het hoogtepunt van de technologische boom in de late jaren '90 was de gemiddelde winstmarge per verkochte eenheid voor Amerikaanse bedrijven 13,5 procent. Tegen het dieptepunt van de recessie en 11 september was die marge geslonken tot een historische laagte van 7,5 procent. Bedrijven konden hun goederen en diensten niet kwijt geraken en ze konden hun prijzen evenmin laten stijgen. Ze waren wanhopig en zagen slechts één uitweg: kostenbesparingen. Vanaf het moment dat Bush president werd (door zijn electorale ‘coup') aan het begin van 2001 tot deze zomer van 2003 hebben Amerikaanse bedrijven meer dan 3 miljoen Amerikanen ontslagen en zijn ze gestopt met investeren. Dat resulteerde in een scherpe daling van de kosten en de winstmarge steeg van 7,5 procent naar 8,5 procent. Dat is alles.

Dus niet genoeg. Waarom moesten zovelen met hun baan betalen voor zo weinig winststijging? Het antwoord is dat Amerikaanse, Europese en Japanse bedrijven nog steeds niet bij machte zijn de productie veel te laten toenemen en totaal onmachtig om de prijzen te laten stijgen. In bedrijfskringen dalen de prijzen in plaats van te stijgen. Deflatie is al present. In Japan dalen de prijzen globaal genomen al jaren. In de VS en Europa bleven de prijzen van producten in de winkel statisch of daalden ze zelfs. Alleen prijzen van diensten zoals gezondheidszorg, verzekering, bank enzovoort zijn gestegen. De verwerkende industrie van de geavanceerde kapitalistische landen blijft gedecimeerd. Ze kunnen de prijzen in de winkels niet doen stijgen omdat de consumenten koopjes verwachten en ze verwachten dit omdat er in Azië een ontzaglijke industriereus bestaat die de markten van de oude kapitalisten in het Westen sector per sector afbreekt. China overspoelt de wereld met textiel, speelgoed en nu ook elektronica en zelfs computers en hi-techproducten. Bijgevolg duwt China over de hele wereld de prijzen naar beneden.

Dat is te merken aan de winstresultaten van Amerikaanse bedrijven. De beursoptimisten waren extatisch over de recente winstresultaten in het tweede kwartaal. Gemiddeld verhoogden de top 500 van de bedrijven vorig jaar hun winsten met 10 procent. Het gemiddelde verbergt echter een onaangename realiteit. Bijna al die winst werd gewonnen in slechts twee sectoren: banken en oliebedrijven. Ondanks alle beloften zijn de olieprijzen hoog gebleven na de oorlog in Irak, aangezien Irak er niet in slaagde om weer ingeschakeld te worden in de mondiale productie. Bijgevolg bleven de oliebedrijven winsten oogsten.

Het is echter in de financiële sector waar de grootste slagen zijn binnengehaald. Lage intrestvoeten maakten het mogelijk voor banken om gigantische bedragen te verstrekken aan Amerikanen, die op hun beurt leenden om huizen te kopen of hun bestaand huis opnieuw te verhypothekeren. Dat was een massale handel. Iedereen wil geld uitlenen en iedereen wil geld ontlenen. Wel, eigenlijk is dat niet helemaal waar. Natuurlijk wilde de Amerikaanse overheid lenen om haar oorlogen te financieren en natuurlijk ontleenden huiseigenaars geld via hun huizen. De grote bedrijven leenden echter niet om te investeren of mensen tewerk te stellen, aangezien grote delen van de industrie en diensten geen enkele winst maken. Het is een vicieuze cirkel. De geldschieters maken winsten, maar de productieve sectoren maken er geen. Het is stuitend dat General Motors, waarbij meer dan 180.000 Amerikanen werken, geen of weinig winst haalden uit de verkoop van auto's, maar wel miljoenen wonnen door aan mensen die auto's kopen het geld te lenen dat ze daarvoor nodig hebben. In het tweede kwartaal maakten ze in totaal 901 miljoen dollar winst, maar hun financiële afdeling stond voor 834 miljoen daarvan in! Wat nog meer tegen de borst stoot is dat General Motors meer profijt haalt uit hypotheken dan uit de verkoop van auto's. Dat is het toppunt van de onproductieve aard van het financiekapitaal.

De winsten die gemaakt werden in de industrie kwamen niet uit verhoogde verkoop maar door te besnoeien in het aantal werkkrachten en te stoppen met investeren. Amerikaanse fabrikanten laten nu gemiddeld één op vier van hun machines onbenut en ontsloegen de arbeiders die deze machines gebruikten.

Maar maak je geen zorgen, zegt Greenspan. Het is maar de vraag of productie zo belangrijk is voor een economie zoals die van de VS, waarvan 60 procent van de banen en de opbrengst door de ‘dienstensector' wordt geleverd. Greenspan argumenteerde onlangs nog tegen het Amerikaanse parlement dat enkel het feit dat “economieën waarde creëren” van belang is. Met andere woorden, het maakt niet uit waarvan de winst komt, zolang er maar winst wordt gemaakt. Indien General Motors meer verdient als geldschieter dan als producent van auto's, dan is dat maar zo. Aldus sprak de goeroe van het financiekapitaal.

Dit is echter een verwrongen economische theorie. Zonder de productieve sector van een economie, zonder het produceren van goederen en waren kan de dienstensector niet overleven. Verzekeringen zijn afhankelijk van autofabrikanten, -eigenaars en de transportsector. De geprivatiseerde gezondheidszorg hangt af van bedrijven zoals GM die besparen op de uitkeringen voor hun werknemers. De oorlogen die een regering voert, steunen op de wapenproducenten. De dienstensector wordt geschraagd door de industrie.

De argumentatie “laten we het produceren van goederen over aan landen zoals China, die de waren goedkoper maken (vanwege de extreme lage lonen), terwijl wij enkel de producten ‘ontwerpen' en geld lenen”, deugt niet. Zo'n internationale arbeidsdeling zou enkel werken in een echt mondiale wereld met een socialistische planeconomie. In een kapitalistische wereldeconomie bestaan er echter nationale en private belangen die boven een mondiale samenwerking staan. Wil de regering van de VS echt dat haar wapens door Chinese bedrijven gemaakt zouden worden? Natuurlijk niet. Wil Greenspan echt dat China alle auto's zou produceren waardoor General Motors in elkaar zou krimpen, met alle gevolgen van dien voor de honderden bedrijven die ervan afhangen? Natuurlijk niet.

De optimistische beursanalisten, Greenspan en Bush verkopen kletspraat. De industriële sector in de gehele kapitalistische wereld bevindt zich in een dal. Duitsland en Frankrijk hebben net aangekondigd dat hun nationaal product gedurende de laatste twee kwartalen gedaald is, voornamelijk door de zwakke industrie. De productie van Groot-Brittannië zit al verscheidene kwartalen aan de grond. De Japanse industrie vertoont na een decennium van crisis nog altijd geen teken van leven. Indien Greenspan en Bush zo zelfverzekerd zijn over het herstel van de Amerikaanse economie, waarom willen ze dan zo wanhopig dat China haar munt opwaardeert? Telkens als de dollar verzwakt, daalt de Chinese renminbi. Hierdoor blijven de Chinese exportproducten goedkoop voor de Amerikaanse markt, in tegenstelling tot de Europese export, die het voorbije jaar duurder werd door een stijging van de euro met 20 procent tegenover de dollar. De VS willen dat China een einde stelt aan haar neerwaartse koppeling van haar munt aan de dollar, zodat de Amerikaanse bedrijven meer goederen in China kunnen verkopen en zodat de Amerikaanse producenten op gelijke voet kunnen staan met de Chinese import in de VS. Ze maken echter geen schijn van een kans. China negeert de Amerikaanse eisen en is niet van plan om haar greep op de wereldproductie te verliezen.

Een koude winter

De toekomst van Bush en Greenspan staat of valt echter met de economische groei van de VS. Bush en de Republikeinen hebben zich in een mondiaal, imperialistisch avontuur gestort. De VS voeren niet alleen een economische strijd, maar laten ook hun politieke strategen op de wereld los. Ze stellen zich niet tevreden met de rol van internationale politieagent, maar willen de wereld herscheppen naar het Amerikaanse beeld van de ‘vrije markt'. De ellende in het Midden-Oosten dient door een geforceerde vrede met de Palestijnen opgelost te worden. De eigengereidheden van regionale dictators zoals Saddam die de Amerikaanse lijn niet aanvaarden, moeten met geweld in de kiem gesmoord worden. Indien Kim in Noord-Korea of de mullahs in Iran zich niet snel onderwerpen, staat hen hetzelfde lot te wachten. Dit is het beleid van het nieuwe Romeinse Rijk.

De Romeinse keizers ontdekten echter gauw dat zowel het regeren van de wereld met een stalen vuist als het ‘romaniseren' ervan een heleboel geld kostte. Hun macht steunde op permanente legers en constructies (zoals de Muur van Hadrianus in Engeland). De Republikeinen hebben de VS nu in verschrikkelijk hoge wapenuitgaven gestort, die nog groter zijn dan in de tijd van de Vietnamoorlog. Ze willen immers niet alleen legers bewapenen, maar zijn van plan om miljarden te besteden (600 miljard dollar is dan nog een lage schatting) aan de heropbouw van Irak. Ze zullen nog meer nodig hebben indien ze Noord- en Zuid-Korea willen herenigen. De Amerikaanse regering is van plan om gedurende de rest van dit decennium elk jaar 500 miljard dollar meer uit te geven dan het via belastingen int. Twee jaar geleden hadden de VS nog een overschot van 150 miljard dollar. Waar zal de Amerikaanse regering dit geld vandaan halen? De gemakkelijkste weg is door te lenen. De Amerikaanse staat verkoopt dan obligaties aan de banken en het grootkapitaal. Deze zijn gewillige kopers omdat ze zeker zijn dat de Amerikaanse regering haar schulden altijd zal en kan terugbetalen. Hoe meer de regering echter leent, hoe meer rente zij zal moeten betalen.

En deze rente vormt het voornaamste probleem. De intrest die de geldschieters aan de regering opleggen begint immers snel te stijgen: een vol procent (van 3,5 naar 4,5 procent) in slechts één maand tijd. Dit betekent dat de regering elk jaar meer geld moet vinden om haar rente te vereffenen. Ze kan dit geld verkrijgen door meer belastingen te heffen of door nog meer leningen aan te gaan. De stijgende rente op de staatsobligaties stuwt bovendien de hypotheekvoet naar omhoog. De maatschappijen en banken die hypotheken verlenen en een groot aandeel van de staatsobligaties bezitten, willen immers de dalende waarde van deze obligaties compenseren met een groter inkomen uit de afbetalingen van huizen. Vandaag zien we inderdaad dat de hypotheekvoet in de VS scherp stijgt.

Dit is een voorbode van rampspoed. De groei van de Amerikaanse economie gedurende de laatste twee jaar was gebaseerd op de consumptie van sterk afgeprijsde goederen. Vele Amerikanen konden hun geld spenderen dankzij de gestegen waarde van hun huizen. De vastgoedprijzen stijgen elk jaar met 6 à 8 procent. Dit bracht veel geld op. Men ging nieuwe afbetalingen en hypotheken aan, maar aan een lagere intrestvoet. Het aldus uitgespaarde geld gaven ze uit. Maar wanneer de hypotheekvoet stijgt, zal het extra geld verdwijnen. Wanneer de Amerikanen niet langer in huizen investeren, zal de vastgoedhype snel omslaan in een flop. De Amerikaanse gezinnen zaten nog nooit zo tot over hun oren in de schulden. Hun schuldenlast bedraagt gemiddeld 125 procent van hun jaarlijkse inkomen. Als de kost om deze schuld af te lossen stijgt, zal de consumptiekoorts ophouden en zal het aantal mensen stijgen die hun schulden niet meer kunnen betalen. Dit is slecht nieuws voor de banken, overheidsmaatschappijen en zelfs bedrijven zoals General Motors die geld geleend hebben. Eind augustus ging de eerste kleine geldschieter in Californië over kop – het eerste blad van een koude winter is gevallen.

Terwijl Bush in de zomer nog cheques naar de Amerikaanse bevolking zond (gebruik makend van geleend geld), bereiden de staten zich voor om de belastingen drastisch te verhogen. De lokale regeringen worden samen met de federale regering in de schuldspiraal gesleurd. Ze worden met de onmogelijke taak opgezadeld om gezondheidszorg, onderwijs en energievoorziening (na de stroomuitval in het noordoosten) te financieren zonder de belastingen te verhogen. Het resultaat is een groeiend begrotingstekort.

De regio die het meest getroffen is, is de staat Californië, die de ICT-revolutie van de jaren '90 had gedragen. Vandaag heeft Californië een begrotingstekort van 38 miljard dollar, één derde van haar belastingsinkomsten. Deze staat probeert het onvermijdelijke (namelijk het verhogen in plaats van het verlagen van de belastingen) nog steeds uit te stellen. Ze hoopt dat de Terminator (nog zo'n slechte acteur zoals Reagan in de jaren '60) haar op miraculeuze wijze zal redden. De andere staten presenteren echter wel de rekening. De belastingsverlaging van Bush wordt bovendien doorkruist door de verhogingen van de gemeentebelastingen, net zoals de verlagingen van de rente door Greenspan op hun beurt ondergraven worden door het Witte Huis in haar geldverslindende uitbouw van een Amerikaans imperium.

Dit alles zal leiden tot een lage economische groei, hoge rentes, meer werkloosheid en de toenemende dreiging van deflatie, veroorzaakt door de goedkope Chinese import en de zwakke consumptie in de VS. Het huidige, zonnige en zomerse optimisme zal straks plaats moeten ruimen voor donkere en koude, winterse ellende.