Net voor 1 mei lanceerde Robert Verteneuil, de voorzitter van het ABVV een oproep voor een nieuw sociaal pact “genre 1944”. Het patronaat, via de voorzitter van het VBO, Pieter Timmermans, reageerde hier onmiddellijk positief op.. Deze houding van het patronaat zou ons nu reeds zorgen moeten baren…..
De PS op hun beurt denken aan “een ecologisch en sociaal contract”, de Vlaamse socialisten willen een “new social deal”. In Vlaanderen promoten een groep NGO’s en linkse tijdschriften in dezelfde zin de oproep #BeterNaCorona. Het ACV droomt ook van een wereld na corona, waar de bazen de noodzaak van de vakbond zouden inzien, zelfs de sociale zekerheid zouden versterken!
Laten we van bij de start duidelijk zijn: we zijn helemaal niet voor een sociaal pact zoals in 1944. Dit wil niet zeggen dat we niet voor het versterken zijn van de sociale zekerheid, in tegendeel: we zijn voor de uitbreiding van de sociale rechten, voor een betere terugbetaling van de medische kosten, voor goedkopere medicatie…enz. Maar dit concept van een nieuw sociaal pact vertrekt van volstrekt verkeerde economische, politieke en sociale uitgangspunten. De politieke en syndicale strategie die eruit voortvloeit, die van klassensamenwerking, is ook volledig verkeerd. Het idee achter deze veelvuldige voorstellen van pacten is dat er, op de een of andere manier, in het jaar 2020 een nieuwere, humanere, socialere en meer ecologische vorm van kapitalisme zou ontstaan. Zoals in 2008 dromen sommigen van een ethisch en moreel correct kapitalisme: maar dat zijn en blijven waandenkbeelden.
Wat hield het Pact van 1944 in?
Wat zijn deze verkeerde economische, sociale en politieke uitgangspunten? In de eerste plaats de economische vooruitzichten. De verwijzing naar 1944 door de leider van de socialistische vakbond is geen toeval. Deze pandemische crisis en zijn economische gevolgen worden vergeleken met deze van een oorlog. Wie oorlog zegt, heeft het ook over de naoorlogse periode, die wereldwijd gekenmerkt werd door een ongeëvenaarde economische groei. In België werd de periode 1945-1955 in de geschiedenisboeken beschreven als “het Belgisch mirakel”. Ons land kende toen een zeer grote economische groei. Deze stijging van het bruto binnenlands product vormde de materiële basis voor de toegevingen die de werkgevers aan de arbeidersbeweging deden.
De volledige uitwerking van deze toegevingen werd opgenomen in het sociaal pact, de bekende “ Besluitswet op de Sociale Zekerheid”. Ze werd in december 1944 gesloten tussen het patronaat en de vakbonden en vormt de basis van de sociale zekerheid zoals we die nu kennen. In het kielzog van dit pact volgden: de versterking van de paritaire comités, het ontstaan van de ondernemingsraden, de Centrale Economische Raad, de Nationale Arbeidsraad en de Comités voor Veiligheid en Gezondheid. Er kwamen ook nog loonsverhogingen en verschillende sociale voordelen bij. In ruil hiervoor erkenden de vakbonden het gezag van de patroons in de bedrijven en de particuliere eigendom ervan. (1)
Deze overeenkomsten zullen de institutionalisering van de vakbonden versterken, dat wil zeggen hun gedeeltelijke fusie met de staat en het verlies van een groot deel van hun onafhankelijkheid. Nog later zullen de staat en het patronaat een enorme inspanning eisen om de productiviteit van de arbeiders te verhogen. Dit zal vooral spelen in de koolmijnen, met de beroemde “kolenslag”. De productie van dit zwarte goud bedroeg na de oorlog slechts 23% van wat ze in 1940 was. De stakingen tegen de slechte arbeidsomstandigheden (in de metaalnijverheid en de koolmijnen) die uitbraken als reactie tegen des strijd om de productiviteit zullen gebroken worden door de socialistische minister Achille Van Acker.
Economisch debacle
Vandaag bestaan deze gunstige economische omstandigheden niet. Er is geen sprake van een periode van 10 jaar economische groei. Het is niet met de naoorlogse, maar met de vooroorlogse periode dat we de situatie van vandaag moeten vergelijken. De wereldeconomie stort in, in praktisch elk land van onze planeet slaat de recessie toe. Volgens een economisch adviseur van het IMF :”gaat het om een daling van 6,3 procentpunt (van de wereldeconomie) in vergelijking met januari 2020, een zeer grote verandering in een zeer korte periode. Het is de ergste recessie sinds de Grote Depressie en is veel ingrijpender dan een wereldwijde financiële crisis.” (2)
Dit betekent niet dat we terug kunnen keren naar de economische situatie van voor de corona. Er zal geen V-vorming herstel zijn, dat wil zeggen een sterke daling van de productie, gevolgd door een even sterke heropleving. Als we dan toch een letter moeten bedenken om de economische situatie van de post corona te beschrijven is het een “L”. We stevenen af op een periode van economische achteruitgang, vergelijkbaar met die van de jaren 1930, zoals de meest vooruitziende burgerlijke economen voorspellen, bezorgd als ze zijn over de toekomst van hun systeem. De economische werkloosheid zal al vlug uitmonden in echte ontslagen en “echte” werkloosheid en de inflatie – die nog sluimerend is – zal de lonen en uitkeringen beginnen aantasten. Overal zijn de patroons hun messen aan het wetten en dromen hardop van meer flexibiliteit, minder sociale rechten en een nieuwe bezuinigingsronde. De huidige regeringen maken nu al gebruik van speciale volmachten om wetten aan te nemen die de rechten van de werknemers verder beknotten. Sociaal gezien bevinden we ons in een context die lijnrecht staat tegenover die van na 1944. De werkgevers zijn helemaal niet van plan om het lot van de werknemers te verbeteren. Het VBO droomt er niet van om de sociale zekerheid te versterken. Alles in de economische situatie spreekt dit tegen. Voor het VBO is het niet de periode van de sociale hervormingen, maar van de sociale tegenhervormingen.
Hervormingen om revolutie te voorkomen
Op politiek vlak is de situatie ook helemaal anders. In feite was het pact van 1944 reeds lang voordien, tijdens de bezetting, voorbereid via discrete contacten. Een deel van het patronaat en de sociaal democratie vreesden een heruitgave van een revolutionaire situatie aan het einde van de oorlog, zoals er gebeurd was na WO I met de Russische Revolutie. Dit spook achtervolgden hen in Europa en ook in België. Een groot deel van de bevolking verwachtte ingrijpende sociale veranderingen na de oorlog. De groeiende invloed van de Belgische Communistische Partij, die het gewapende verzet domineerde, was een weerspiegeling van de wens naar radicale verandering in de samenleving. Tegenover dit vooruitzicht had de burgerij geen andere keuze dan belangrijke toegevingen te doen aan de werknemers, om het allerbelangrijkste te kunnen behouden, namelijk het kapitalisme. De sociale hervormingen van 1944 waren het gevolg van de heersende vrees voor revolutie. Dit gebeurde ook door het vleien en muilkorven van de arbeidersbeweging. Daartoe vertrouwde de burgerij eerst op de leiders van de BSP, daarna op die van de KP, door communistische ministers in de regering op te nemen. Ook het verzet moest nog ontwapend worden. Het verschil tussen de situatie na de tweede wereldoorlog en wat we vandaag beleven is flagrant.
Het is mogelijk om de krachtsverhoudingen vanaf nu te veranderen
Wanneer het patronaat vandaag bereid is om het voortouw te nemen bij de discussie over een nieuw sociaal pact is dat omdat ze zich niet bedreigd voelen, zoals in 1944. De krachtsverhoudingen spelen in hun voordeel en dat weten ze. De leiders van de vakbonden constateren dit feit en lijken het niet te willen veranderen. Ze zijn aanbidders van de voldongen feiten. Ze doen veelvuldig beroep op het overleg, de dialoog, de verantwoordelijkheid van het patronaat. Maar de krachtsverhoudingen veranderen, daar beginnen ze niet aan! Nochtans is de situatie volgens ons, gunstig voor een dergelijke verandering. Op korte termijn hebben de bazen de werknemers nodig om de productie terug op te starten. Vanuit een strikt vakbonds standpunt gezien is dit een ideaal tijdstip om de druk voor betere arbeidsomstandigheden en lonen op te voeren. Dit is wat het personeel van de grote distributiebedrijven zoals Delhaize en Carrefour gedaan hebben: met stakingen kregen ze naast betere werkomstandigheden ze ook extra verlof en meer geld. Het minste wat de vakbonden zouden kunnen doen vandaag is een interprofessionele staking aankondigen, als waarschuwing voor het patronaat.
Veranderingen in het bewustzijn van de werknemers
De voorbije zeven weken hebben de werknemers het land recht gehouden. Zonder de caissières, de gezondheidswerkers, de schoonmakers, de bus-tram-vrachtwagenchauffeurs, de logistiek medewerkers….enz. had niets gewerkt. De werknemers zijn de échte scheppers van rijkdom. Dat is niet onopgemerkt gebleven voor de bevolking. Miljoenen mensen hebben zich gerealiseerd dat voor de patroons de winst boven de gezondheid van de mensen gaat. Beter nog: er zijn veel werknemers die zoals de gezondheidswerkers hun rekeningen met de bazen en de regering willen vereffenen na de lock down. Dat is een grote verworvenheid in het bewustzijn van de massa’s.
Welke conclusies kunnen we hieruit trekken? In een video conferentie van ATTAC, geeft de federale secretaris van de Algemene Centrale van het ABVV, Arnaud Lévèque enkele mogelijke antwoorden.
Voor het patronaat, zegt hij, zijn we “collectief onmisbaar”, maar “we zijn slechts een collectieve macht, als we deze macht activeren”. Dit collectief wapen dat Arnaud Lévèque naar voor schuift is “de algemene staking”. Deze redenering klopt helemaal: zonder machtsoverwicht wordt er niets bereikt. Het is dus nodig (en mogelijk) om de machtsbalans in ons voordeel te doen kantelen. Dit kan niet bekomen worden door een 24-uren staking, maar door meerdere stakingsdagen zoals de volksopstanden vorig jaar in Chili en Libanon.
Daartoe moeten we in het offensief gaan rond radicale eisen: om te beginnen de stopzetting van elke vorm van bezuiniging, een verhoging van lonen en uitkeringen, een massaal investeringsplan van de overheid in de gezondheidszorg, een uitbreiding en herfinanciering van de sociale zekerheid zodat alle kosten gedekt zijn, de nationalisatie van de farmaceutische industrie, energie en banken onder controle van de werknemers.
Om dit alles uit te voeren hebben we een regering nodig van de arbeidersklasse, voor en door de arbeidersklasse. Maar we moeten vooral de verandering van de samenleving op de agenda zetten.
De strategie van het sociaal pact jaagt hersenschimmen na, die van een ethisch kapitalisme, sociaal, humaan en ecologisch. Bijna al onze eisen zijn onverenigbaar met het voortbestaan van het kapitalisme. Ons leven zelf wordt bedreigd door de zucht naar winst en commercialisering. Deze ervaring sijpelt in alle lagen van de samenleving door. Het doel van onze strijd, nog meer dan voor de coronacrisis, moet een radicale systeemverandering zijn, waar niets nog ten dienste van de winst zal staan, waar niets tot koopwaar gereduceerd wordt. Wij zijn dit verplicht aan al ONZE doden van de voorbije weken en de komende maanden.
Bronnen:
1) Jaak Brepoels, Wat zoudt ge zonder het werkvolk zijn ? P 152, Kritak, 1988.