Na maanden van discussies, verlamming en botsingen binnen de Europese Raad, werd eind juli eindelijk een akkoord bereikt: er wordt €750 miljard verdeeld in de vorm van leningen en subsidies, om Europese landen bij te staan tijdens de zwaarste crisis die Europa heeft getroffen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De vraag is: wie betaalt de rekening?

De economische situatie

Het economisch kader van de Europese Unie ziet er niet goed uit: een volledig herstel uit de vorige crisis van 2008 heeft nooit plaatsgevonden en de situatie is nu alleen maar verslechterd.

Eind 2019 was de totale staatsschuld van de Eurozone-landen ongeveer €10.000 miljard, meer dan 80% van het BBP. De verschillen tussen de landen waren groot: Nederland 48,6% van het BBP, Duitsland 58%, Frankrijk 100%, Italië 132% en Griekenland 181%.

Wegens de huidige crisis is het perspectief dat deze schuld aan het einde van 2020 gestegen zal zijn met €800 miljard. De eurozone-economie zal in het gunstigste geval krimpen met ruim 8%. Als de verschillende lidstaten zelfstandig leningen moeten vinden op de financiële markten, zal er een nieuwe soevereine schuldencrisis voor de deur staan. De verschillen tussen de nationale rentes zullen stijgen, ten nadele van de zwakkere lidstaten, een scenario dat de EU koste wat kost wil vermijden.

Noord vs. Zuid

In deze situatie zijn de verschillen tussen de heersende klassen van de lidstaten groter geworden, wat heeft geleid tot botsingen waarbij de rijkere en veeleisende bourgeoisie van de Noordelijke landen haar beklag doet over de ‘luie’ en ‘potverterende’ Zuidelijke landen.

Landen als Italië, overladen met schulden, eisten een Europees stimuleringspakket in de vorm van subsidies uit ‘Eurobonds’, gezamenlijke schuldpapieren. Dit voorstel werd weggewuifd door ‘vrekkige’ Noordelijke landen, geleid door Duitsland, die erop stonden dat er alleen hulp kon komen in de vorm van leningen, gekoppeld aan economische ‘hervormingen’.

Premier Rutte en minister van financiën Hoekstra voerden namens Nederland het ‘vrekkige’ kamp aan, op een provocerend botte manier. Zij zijn duidelijk de woordvoerders van het Nederlands kapitalisme, dat een einde vreest aan de kunstmatig lage rentes voor Nederland. Daarnaast wil Rutte laten zien dat hij ‘hard’ is, met het oog op de verkiezingen van 2021 en de concurrentie van de rechtse demagogen van PVV en FvD. In het vrekkige kamp bevonden zich verder Denemarken, Oostenrijk, Zweden en aanvankelijk Duitsland.

Eind april liepen de discussies praktisch vast, omdat niemand van standpunt wilde veranderen. Macron stelde dat “Europa geen toekomst heeft als we geen antwoord kunnen vinden op deze uitzonderlijke schok.” Hij was waarschijnlijk vergeten dat op het hoogtepunt van de pandemie in maart, toen de ziekenhuizen in Italië en Spanje zich in een staat van overcapaciteit bevonden en er een gebrek was aan medicijnen en beschermingsmiddelen, de Europese Unie geen vinger van solidariteit uitstak. Het grootste deel van de benodigde hulp kwam uit Cuba en China. 

Het keerpunt kwam op 18 mei, toen de Duitse kanselier Angela Merkel en de Franse president Macron met een gezamenlijke verklaring kwamen waarin ze voorstelden dat de Europese Commissie €500 miljard leent en in subsidies verdeelt over de lidstaten. Dit verenigde front haalde de grootste steunpilaar weg bij de vrekkige landen en bracht een overeenkomst dichterbij.

Deze verandering kwam niet uit het niets. Frankrijk en Duitsland weten dat de anti-EU-stemming in Italië een riskant hoogtepunt bereikt. Een EU zonder Italië willen ze vermijden. “Italië is te groot om te laten vallen en te groot om te redden” wordt weleens gezegd. Het is vooralsnog de derde economische macht van de Eurozone, een industrieel sleutelland en een belangrijke markt.

Een vooruitzicht van klassenstrijd

Het uiteindelijk gesloten akkoord, “een van de meest briljante pagina’s geschreven in de EU-geschiedenis” (Sanchez, premier van Spanje) komt met bittere voorwaarden: ten eerste komt maar €390 miljard in de vorm van subsidies. De rest komt in de vorm van leningen, geen verzachting voor Italië met zijn schuldenberg van ruim €2 biljoen.

Verder moeten de ontvangers, voordat het geld in 2021 binnenkomt, aanvragen indienen voor het fonds, en daarbij aangeven hoe zij ‘hun economieën zullen hervormen om het herstel te stimuleren.’ Hoewel niet zo wreed als de memoranda voor Griekenland, moet Italië om toegang te krijgen tot de beloofde €81 miljard, alsnog beloven om te snijden in de sociale voorzieningen, pensioenen en arbeidsrechten voordat het ook maar één euro ziet van dit ‘reddingsgeld’. Voor Spanje geldt hetzelfde en wordt er al gesproken over een hervorming van het pensioenstelsel.

Dit is een voortzetting van de aanvallen op de arbeidersklasse die al decennia aan de gang zijn in de gehele EU. De Noordelijke en Zuidelijke arbeiders zijn allemaal slachtoffer hiervan. De nationalistische propaganda die Spaanse en Italiaanse arbeiders als ‘lui’ afschildert is lasterlijk. Nederlandse arbeiders hebben meer gemeen met hun Spaanse en Italiaanse broeders en zusters dan met de baas die in Wassenaar woont. De werkende klasse moet niet de rekening voor de kapitalistische crisis betalen, in Nederland noch in Spanje en Italië. We moeten ons organiseren en terugvechten, tegen de EU en voor de Socialistische Verenigde Staten van Europa!

Tijdschrift Vonk

Affiche NDLS 9 novembre page 001layout Vonk 325 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken