Dit is het tweede deel van ons document over de Belgische perspectieven. In dit deel bespreken we de pensioenen, het strijdperk van de ideologie, de jeugd en de politieke schandalen, of de verstrengeling van de staat met de bedrijfswereld.

 

De pensioenen

 

 

Pensioenen liggen zeer gevoelig bij de Belgische arbeidersbeweging. De pensioenen staan immers voor het uitgestelde of gesocialiseerde loon van onze klasse. Het maakt het verschil tussen een oude dag in absolute miserie of met een zekere waardigheid. Dat is de reden waarom de regionale betoging van 19 december holderdebolder is omgezet in een nationale betoging, dit keer wél in gemeenschappelijk front. Dit was dus al de vierde grote nationale betoging in vier jaar, telkens met een opkomst die zelfs de meest overtuigde militanten positief verraste. Een grote beweging zoals in 2014 is onwaarschijnlijk, maar de opgekropte misnoegdheid is er niet minder om. Laat ons niet vergeten dat zich allemaal afspeelt in de meest gunstige economische conjunctuur die we de laatste tien jaar gekend hebben. Een nieuwe crisis, die hoe dan ook onvermijdelijk is in de toekomst zou al de tegenstellingen nog veel erger maken.

 

 

Snijden in de pensioenen is éen van de voornaamst

 

e middelen die de regering voor ogen heeft om de put in de begroting, die ze zelf gemaakt hebben, te dempen. Voor de benoemden in openbare diensten werd al een ongunstigere berekeningswijze beslist: berekening van het pensioen over het gemiddelde van de laatste tien jaar i.p.v. de laatste vijf. Eén van de middelen om te snoeien in de pensioenen zou het zogenaamde puntenpensioen kunnen zijn. In dit systeem worden de pensioenen afhankelijk van tal van externe factoren. Verhoging van de staatsschuld of van de gemiddelde leeftijd van de Belgen kunnen als pervers neveneffect hebben dat de pensioenen dalen. De mobilisatie van 19 december was oorspronkelijk bedoeld als een regionale betoging. Het eerste belangrijke deel van de pensioendiscussie moet nog in 2018 beslist worden: de zware beroepen. Voor het einde van dit jaar zou moeten uitgemaakt worden voor welke beroepen en onder welke voorwaarden pensionering vroeger dan 67 jaar mogelijk zal zijn.

 

Ook de situatie van de contractuelen beroert de gemoederen sterk is. Was vroeger vaste benoeming de regel in de overheidsdiensten, dan is in de meeste diensten de meerderheid nu tewerkgesteld op contractuele basis. Velen van hen beginnen nu op pensioen te gaan, tegen het veel lagere wettelijke pensioen uit de privésector. Voor de federale ambtenaren is al een regeling beslist over een aanvullend pensioen om dat verschil tussen contractuelen en vastbenoemden enigszins (maar onvoldoende) te compenseren. Voor de andere overheidsambtenaren is er zelfs over zo’n doekje voor het bloeden nog geen akkoord. De federale regering wil een deel van de factuur doorschuiven naar steden en gewesten. Het conflict heeft ook een communautair aspect gekregen sedert de klacht die ingediend is door het Brussels gewest tegen deze maatregel. Het pensioendossier zou de klassenstrijd in 2018 kunnen domineren.

 

De pensioenen zijn trouwens niet het enige struikelblok dat de regering wacht dit jaar: er is ook nog de kernuitstap (of niet) tegen 2025, de geluidsnormen rond Zaventem, de aankoop van dure gevechtsvliegtuigen, de privatisering van Belfius en de compensering van de ARCO coöperanten die er aan gekoppeld wordt…. Dit belooft geen rustige aanloop naar de verkiezingen te worden. Voor een correct gevoerde oppositie uit de arbeidersbeweging zou dit tal van mogelijkheden kunnen bieden.

 

Het strijdperk van de ideologie

 

Klassenstrijd wordt niet alleen in de bedrijven gevoerd, of tijdens stakingen, maar heeft ook een ideologische component. De rechtse partijen beseffen ook wel dat er veel kwaadheid is bij de bevolking, maar zij proberen die af te leiden naar andere kanalen. Na de terreuraanslagen van 22 maart 2016 legden zij de klemtoon op veiligheid. Partijen als de N-VA en het Vlaams Belang proberen te polariseren via het thema’s als “identiteit” en migratie waarbij de Vlaamse identiteit wordt afgezet tegen die van Moslims in het bijzonder. Tot nu toe reageren de vakbonden zeer defensief op de werkvloer t.o.v. dit ideologisch offensief. Delegees en militanten durven dikwijls de discussie niet aangaan, in grote mate omdat ze hier niet op voorbereid zijn en niet of nauwelijks ideologisch worden gevormd. Velen denken dat het hun taak niet is. Dergelijke ideologische offensieven zouden kunnen gecounterd worden indien de arbeidersbeweging zich voluit inzet voor de klassenstrijd: in de praktijk, maar ook in theorie. Waanideeën, zoals de bewering dat het gros van de bevolking zou behoren tot de middenklasse, dat migratie onze sociale zekerheid ondermijnt, dat geschenken aan de bedrijven goed zijn voor de tewerkstelling, moeten gedocumenteerd bestreden worden. Maar bovenal moet er uitgelegd worden welke gigantische mogelijkheden voor een beter leven er zouden bestaan indien we de ketenen van het kapitalisme breken. De nieuwe technologieën zijn een goed voorbeeld om aan te tonen dat een beter leven voor iedereen mogelijk is, maar hoe de zelfde technologieën onder het kapitalisme gebruikt worden om de arbeidsvoorwaarden nog onmenselijker te maken. Veeleer dan “het verdwijnen van de arbeidersklasse” is er sprake van een nieuwe proletarisering. Een goed voorbeeld hiervan zijn de vele distributiecentra, die een steeds grotere rol gaan spelen in de economie en waarin grote concentraties , dikwijls laagbetaalde arbeiders geconcentreerd zijn. In het logistiek centrum van Nike in Laakdal werken 3000 arbeiders.

 

Door het ontbreken van een duidelijk alternatief uit de arbeidersbeweging maken ook allerlei schijnbaar progressieve ideeën opgang. Een goed voorbeeld is het zogenaamde basisinkomen. Er kan gemakkelijk worden aangetoond hoe gevaarlijk het is om een dergelijke eis los te koppelen van de discussie over de inrichting van de maatschappij. Onder het kapitalisme zou een basisloon vooral gebruikt worden voor de ondermijning van de sociale zekerheid. Onder een socialistische geplande economie zou ze eventueel een plaats kunnen hebben, wel nadat meer fundamentele behoeften bevredigd zijn zoals gratis openbaar vervoer, gratis gezondheidszorg, gratis onderwijs en een studieloon voor studenten vanaf 18 in het hoger onderwijs.

 

De overheersende ideologie blijft lang de ideologie van de heersende klasse. Een ideologische omslag bij brede lagen van de arbeidersklasse en de jeugd komt er niet door propaganda, seminaries, vorming, opiniestukken of culturele verenigingen, hoe noodzakelijk deze ook zijn. Wij hebben een materialistische benadering van de ideologie. Het is de praktische ervaring met de crisis van het kapitalisme, een aangehouden maatschappelijke crisis, en vooral de ervaring opgedaan in massastrijd, die de mensen zal aanzetten om hun oude ideeën in vraag te stellen. De meerderheid leert uit het boek van het leven. Dit gebeurt niet geleidelijk maar bruusk en sprongsgewijs. Dit was bijvoorbeeld het geval met de Indignados in Spanje, de internationale Occupybeweging of de fenomenen Sanders en Corbyn.

 

De jeugd

 

Eén voor éen worden de sociale de sociale verworvenheden afgebroken die na de tweede wereldoorlog door strijd bekomen zijn. De jeugd groeit op in het besef dat ze niet langer zal kunnen rekenen op sociale bescherming die haar ouders en grootouders veroverden. Daarbij zal ze moeten afrekenen met de nefaste ecologische en sociale gevolgen van de klimaatverandering.

 

De regering in ons land, net als in de rest van Europa, beroept zich erop dat ze de jeugdwerkloosheid heeft teruggedrongen. De daling is reëel, maar de cijfers blijven zeer hoog (1). Bovendien er steevast ‘gefoefeld’ wordt met de werkloosheidscijfers (als je een dag in het jaar werkt wordt je bij wijze van spreken niet als werkloze gerekend). Dat alles terwijl de oudere werknemers langer moeten werken. De logica erachter, is de logica van de winst.

 

Bedrijven willen prêt-à-porter werknemers aannemen, die al de nodige ervaring hebben en niet eerst een lange opleidingsperiode moeten volgen. Daarvoor moet de staat dan maar zorgen, via opleidingen en een 'arbeidsmarkt gericht' hoger onderwijs. Alsof dat niet volstaat moeten veel gediplomeerde jongeren eerst door een periode heen van slecht of onbetaalde stageplaatsen. Het gros van de nieuwe werkplekken die jongeren aangeboden krijgen, hangen vast aan de groei van bepaalde sectoren in de laatste jaren. Daarin zijn echter voornamelijk ‘rotjobs’ te vinden, om de dingen bij hun naam te noemen.

 

Dit zijn baantjes die voor geen enkele vorm van financiële of familiale stabiliteit zorgen. Het gaat vaak om slecht betaald interimwerk met dag- of weekcontracten. In 2016 werkten 625.211 (vooral jonge) mensen met een interimcontract. 15.232 mensen werken het jaar door met een dagcontract. (Sociale barometer 2017) Het gros van het werk wordt uitgevoerd gedurende 'flexibele' werkuren: systematische overuren, werken in het weekend, ‘s avond of 's nachts. Veel van deze 'rotjobs' zijn het perverse gevolg van het invoeren van informatietechnologie. In een rapport dat ING in 2015 uitbracht, werd er gesproken over de ‘polarisering van de arbeidsmarkt’. Enerzijds is er een duidelijke daling van vaste administratieve jobs (-20% in vier jaar). Anderzijds is er een navenante groei van ‘laaggekwalificeerde elementaire beroepen’.

 

Het is bandwerk, maar in veel bredere aspecten dan de traditionele fabriekssfeer. Deliveroo-koeriers leveren kant-en-klare eetmalen aan de pedalerende band; logistieke arbeiders in grote magazijnen van waaruit goederen naar thuisadressen worden gestuurd, lopen aan de band rond op zoek naar het juiste pakje. De bedrijven van het zogenaamde 'platformkapitalisme', à la Deliveroo, Uber etc., proberen deze slechte en slopende werkomstandigheden in een modern jasje te steken, als zouden er geen bazen zijn en alsof je zelf zou kunnen kiezen wanneer je werkt. Deze bedrijven richten zich over het algemeen meer op gediplomeerde werkloze jongeren, die zo denken ernaast tijd en energie te hebben om een degelijke en interessante job te zoeken. Dat wordt echter steeds moeilijker en velen blijven veel langer ‘plakken’ dan ze hadden gedacht. 30 % van de jongeren voelt zich niet voldaan in hun job, 29 % vindt dat hun huidige job niet overeenkomt met de behaalde kwalificaties. 15 % voelt zich eenzaam op het werk, 11 % ongelukkig en 8 % geminacht.

 

Na een aanvankelijke terughoudendheid, zijn deze sectoren zich echter snel aan het syndicaliseren en tot collectieve actie aan het overgaan. In Engeland vond er in augustus 2016 een eerste staking van Deliveroo-koeriers plaats, die gewonnen werd. Het was het sein om ook in België deze laag van de arbeidersklasse te beginnen organiseren. Op 24 november 2017 doopten de Amazon-arbeiders Black Friday om tot Strike Friday. 6 distributiecentra in Duitsland en Italië staakten tegen de terugtrekking van beloofde premies. De arbeiders weigerden ook om overuren te doen tijdens de drukke winterperiode.

 

Deze proletarisering van de jeugd doet zich ook onder studenten voelen. De stijgende kost van hogere studies (tussen de 8.000 en 10.000 € per jaar) wordt voor meer gezinnen onhoudbaar. Meer studenten moeten op zoek naar aanvullende inkomsten naast de steun van hun ouders. 15% van de studenten moet het zelfs redden zonder enige financiële steun van hun ouders. In vergelijking met 15 jaar geleden nemen zeven keer meer studenten een studentenjob aan of moeten beroep doen op hulp van het OCMW. Eén op twee studenten beoefent een studentenjob tijdens het academiejaar om de studies te bekostigen. De precariteit van de baan tijdens de studententijd wordt voor vele jongen werkenden iets permanent. Samen met de voortdurende privatisering van de hogere onderwijsinstellingen, zorgt dit voor de introductie van kapitalistische relaties op de campussen. Een extreem maar geen te onderschatten voorbeeld hiervan is het groeiende 'sekswerk' onder (vooral maar niet uitzonderlijk vrouwelijke) studenten. Een manifest voorbeeld van de banalisering hiervan is de commotie in oktober over de openlijke publiciteit en rekrutering van 'sugar babies'.

 

De weerslag van deze penibele levensomstandigheden en vooruitzichten komen tot uiting in de “Generation What” enquête (2). 41% van de Belgische jongeren antwoordt positief op de vraag «Mocht er de komende dagen of maanden een grote opstand plaatsvinden tegen de generatie die aan de macht is, zou je dan actief meedoen?» Alle pijlers van de kapitalistische samenleving worden in vraag gesteld : 81% vertrouwt de politiek niet, 82% bevestigt dat het geld en de banken de wereld regeren. 73% is zich ervan bewust dat de economische crisis een impact zal hebben op zijn of haar toekomst, slechts 20% heeft vertrouwen in de media, 54% vertrouwt het gerecht niet, overigens vindt 92% dat er te veel armen zijn en 69% dat er te veel rijken zijn. 51% moet de Europese Unie niet. Slechts 63% vertrouwt het leger en 61% de politie.

 

Onvrede leidt echter niet automatisch tot actie of opstand. In België is er nog geen katalysator die de jongeren op grote schaal politiek actief doet worden, zoals Corbyn in het VK, Sanders in de VS of Mélenchon in Frankrijk. Wanneer er strijd is, zien we wel hoe een beduidend deel van de jongeren zich achter het vakbonds- of ander protest scharen. Op dit ogenblik zitten vele jongeren nog eerder in een fase van ’politieke ontluiking’. De politiek meest bewuste jongeren zijn zich erg bewust van de wereld rondom zich. Ze volgen het internationale nieuws vaak meer dan wat er in België gebeurt. Dit is te merken in steden als Brussel die een echte mengelmoes zijn van verschillende achtergronden en op de campussen. Die campussen internationaliseren ook, getuige daarvan dat 20% van de VUB-studenten internationale studenten zijn.

 

Jongeren voelen allerlei problemen aan die het kapitalisme creëert: seksisme, racisme, vreemdelingenhaat, de klimaatcrisis, de ongelijkheid, etc. Deze laag jongeren is op zoek naar diepgaande ideeën die de snel veranderende realiteit kunnen vatten en richting kunnen geven, naar ideologie. 26% van de bevraagde “Generation What”-jongeren geeft aan dat ze nog geen lid zijn van een politieke organisatie maar dat wel eens willen proberen. Dit profiel past perfect bij boude, scherpe, revolutionaire, marxistische ideeën. Tegelijk maakt de numerieke zwakheid en beperkte inplanting van het marxisme dat een heleboel ‘radicaal lijkende ideeën’ hun ingang vinden onder jongeren: de verschillende versies van het anarchisme, reactionaire of progressieve ecologische opvattingen, black nationalism, burgerlijk en kleinburgerlijk feminisme, Keynesianisme, sociaal protectionisme en andere half-marxistische gedachten. Dat neemt niet weg dat veel van deze jongeren geïntrigeerd zijn door het marxisme.

 

In de Vrouwenmars tegen geweld op vrouwen deze herfst kwamen we tussen met een opgevallen spandoek. Erop stond te lezen: ‘A Women’s place is in the Revolution’. Dat is de essentie van onze interventie in deze beweging. In contrast met de heersende kleinburgerlijke feministische invloeden, benadrukken we dat de vrouwenstrijd geen strijd is van vrouwen tegen mannen, die zich uitsluitend dient te richten op het veranderen van de uitingen van een ‘seksistische mentaliteit’. We willen niet enkel de uitingsvorm van het probleem aanpakken, maar ook de oorzaken. Dat kan enkel door een revolutionaire beëindiging van de klassensamenleving die de genderongelijkheid voortbracht. Enkel zo kunnen de materiële en psychologische omstandigheden ontwikkelen waarin mannen en vrouwen echt gelijkwaardig kunnen zijn.

 

Net als met de groeiende gevoeligheid aan racisme, willen we alle vormen van identiteitspolitiek tegengaan. In plaats van een identitaire opdeling die louter de kapitalistische verdeel -en heersmechanismen nabootst in een contestatair jasje, ijveren we voor een klassenidentiteit en een eensgezinde strijd tegen het kapitalisme en al haar seksistische en racistische uitingsvormen. Deze ideologische strijd binnen de beweging wordt onvoldoende of niet gevoerd door andere linkse organisaties die met de heersende stemming meegaan om zoveel mogelijk mensen naar de volgende betoging te krijgen.

 

In de komende periode willen wij ook de evolutie van de jeugd met een migrantenachtergrond opvolgen. Die is zeker niet onbeweeglijk of beperkt tot radicalisering langs religieuze lijnen. Onder invloed van de Riffijnse beweging, kwameen belangrijke laag van de ‘Marokkaanse’ jeugd deze zomer op straat, in openlijk verzet tegen het regime in hun land van oorsprong. De bevolking van Turkse afkomst is zeer betrokken bij de ontwikkelingen in Turkije. De polarisatie tussen de reactionaire Erdogan-aanhang (op dit ogenblik een grote meerderheid in België) en Koerden leidde tot meerdere rellen.

 

Ook hier doet zich een ideologische en identitaire slingerbeweging voor. In periodes van strijd en mobilisatie versterkt de arbeidersbeweging zich rond gemeenschappelijke eisen. In meer passieve periodes, speelt de rechterzijde de identitaire kaart en is er een ‘nationale’ en communautaire terugplooi. Dat uit zich ook in de perikelen rond de ‘migranten’-coalitie van Abu-Jahjah en de extreemrechtse Erdogan aanhanger Ahmed Koç.

 

Alle burgerlijke partijen, Francken en de N-VA op kop hebben de recente rellen in Brussel aangegrepen om in het bijzonder de jeugd met een migrantenachtergrond te stigmatiseren en meer repressie door de politie te eisen. Onverdedigbare, maar alles samen beperkte incidenten, van de zelfde schaal als voetbalhooliganisme gebruikt de N-VA om sociale polarisatie tegen te gaan. Zo wordt de verhouding tussen jeugd en politie hoe langer hoe moeilijker. Dit heeft al geleid tot machtsmisbruik van de politie, zoals toen politieagenten rubberkogels gebruikten tegen asielzoekers die zich gewoon van de ene opvangplaats naar de andere begaven.

 

In plaats van de jeugd te stigmatiseren willen wij hen aanzetten tot organisatie, collectieve zelfverdediging en de strijd voor een andere maatschappij. De doorsnee politieke partij heeft de achtergestelde jongeren weinig of niets te bieden, maar ze kunnen wel open staan voor revolutionaire ideeën.

 

De politieke schandalen, of de verstrengeling van de staat met de bedrijfswereld

 

Corruptie en politieke schandalen zijn een wereldfenomeen, dat bijzonder hatelijk is op het ogenblik dat aan de bevolking zoveel offers worden gevraagd. Ook ons land kende recent veel schandalen (Publifin in Luik, Publipart en het failliet van Optima in Gent, Samu Social in Brussel). Er duiken namen op van politici uit alle partijen, die zich grof verrijken voor nauwelijks bestaande vergaderingen en lucratieve mandaten. Het grootste aantal van deze politici kwam echter uit PS en sp.a. Natuurlijk is dat dubbel dodelijk voor deze partijen. Tot nu toe was de PS met heel wat politieke schandalen weggekomen, maar Publifin en Samu Social lijken toch voor hen de schandalen te veel te zijn. Een hele rits mandatarissen van beide socialistische partijen werden gedwongen hun mandaat op te geven of werden zelfs uit de partij gezet. Maar een fundamentele kritiek werd niet gemaakt. De enige correcte analyse van deze schandalen is dat ze het logisch gevolg zijn van de diepe verwevenheid van “socialistische” mandatarissen met de kapitalistische economie. Zelfs intercommunales die in principe in naam van de gemeenschap opereren worden volledig gerund als kapitalistische bedrijven, zonder een zweem van arbeiderscontrole. Enkel de PVDA heeft een degelijke kritiek gegeven op de schandalen, onder meer via het boek “Graailand” van Peter Mertens. Maar kritiek is niet voldoende als er niet ook alternatieven worden geformuleerd. Het enige werkbare alternatief is een vergevorderde arbeiderscontrole van alle bedrijven, met het doel ze uiteindelijk in gemeenschapsbezit te brengen. Het kapitalistische staatsapparaat met al haar instellingen wordt ook meer en meer in vraag gesteld. De grote meerderheid van de bevolking heeft er geen vertrouwen meer in en terecht. Ook dit is een internationaal fenomeen. Het is niet nodig hierover te klagen, dit verlies aan legitimiteit van de burgerlijke democratie is toe te juichen. Het is een zeer positieve evolutie. Het komt er dus niet op aan om de ‘kloof tussen burger en politiek’ kleiner te maken of de instellingen ‘dichter’ bij de bevolking te brengen zoals initiatieven zoals de G1000 dat probeerden een paar jaar geleden. Wel nodig is een reeks overgangseisen zoals de afschaffing van de senaat, het koningshuis, de permanente afzetbaarheid van verkozenen, betere en democratische controle op het gerecht en de politie. De bedoeling van dergelijke eisen is echter ook om uit te leggen dat een andere staat mogelijk is. Onze voorouders bewezen al dat dit kon in de Commune van Parijs, in de Sovjets van 1917. Vandaag zijn de materiële voorwaarden voor het inrichten van een dergelijke staat duizend maal gunstiger. Het zou een staat zijn waarin de werkende klasse actief het beheer in handen neemt van alle aspecten van de samenleving. Een dergelijke staat zou de huidige verworvenheden, zoals vrijheid van meningsuiting, stakingsrecht, vrijheid van drukpers, combineren met een democratische controle die veel efficiënter en diepgaander is dan de huidige schijndemocratie.

 

In Antwerpen ontwikkelt zich ondertussen een zaak die verregaande consequenties zou kunnen hebben voor de door N-VA gedomineerde meerderheid in de gemeenteraad. Het stadsbestuur heeft enorm veel bouwprojecten toegewezen aan de firma Land Invest, dikwijls tegen het advies van de stedelijke diensten in. Een van die van die projecten werd trouwens in januari 2018 door de provincie vernietigd. De onafhankelijke online-krant Apache heeft een weelde van informatie blootgelegd over de machinaties die achter deze bouwprojecten schuilgaan. Achter Landinvest gaan zowel figuren schuil als Eric Vanderpaal, sponsor van het Vlaams Belang als de meest dubieuze figuren uit het Waalse socialisme zoals Alain Mathot en Stéphane Moreau. Deze figuren zijn ondertussen uit de PS gestoten, maar de N-VA doet zaken met hen. Vanderpaal heeft ondertussen Landinvest verlaten, naar het schijnt om een faillissement te vermijden, maar de helft van het bedrijf dat instaat voor de voornaamste bouwprojecten in Antwerpen blijft in handen van Ogeon, een bedrijf gedomineerd door PS mandatarissen. Betere ontmaskering van de kruistocht van de N-VA tegen “de socialisten” in het algemeen en de PS in het bijzonder is niet mogelijk. Indien Landinvest failliet zou gaan zou dit ingrijpende politieke gevolgen kunnen hebben voor Antwerpen.

 

  1. Marx geeft het voorbeeld van de haven van Shanghai. Dat is exact wat gebeurd is in 2008, meer dan honderd jaar nadat Marx dit schreef.

  2. Vooral in Brussel daling van 30,8% in juli 2013 tot 20,7% in juli 2017, in Wallonië daalde de jeugdwerkloosheid tussen 2013 en 2016 met vijf punten tot 27,9%. De daling was veel minder in Antwerpen: van 25,4% naar 23,6% in dezelfde periode. In Gent was de jeugdwerkloosheid in 2017 14,3%. In de Eurozone bedraagt de jeugdwerkloosheid gemiddeld 19,4%. (cijfers van Actiris, Forem en VDAB)