Het brugpensioen werd in de helft van de jaren ‘80 ingevoerd om de op hol geslagen werkloosheid het hoofd te bieden. Met deze maatregel konden oudere arbeiders of bedienden vroeger dan de wettelijke pensioenleeftijd stoppen met werken. Het opzet bestond erin de oudere personeelsleden te vervangen door jongere. Geleidelijk aan is het brugpensioen een middel geworden voor oudere mensen om op vroegere leeftijd te ontsnappen aan de steeds toenemende werkdruk en de ondermijnende stress. Voor de bazen is het een middel geworden om sociale vrede af te kopen bij pijnlijke herstructureringen en massale afdankingen. Van vervangingsplicht door jongere mensen is er bijna geen sprake meer.

Dit allemaal heeft tot gevolg dat de tewerkstelling bij vijftigplussers sterk gedaald is. Tussen 50 en 65 jaar is nog slechts 40 procent aan de slag, tussen 55 en 65 jaar is dit nog maar één vijfde en tussen 60 en 65 jaar nauwelijks nog één op tien.

De Europese Unie en het patronaat zien dat liever anders. Op de Top van Lissabon vier jaar geleden werd afgesproken dat de tewerkstellingsgraad opgetrokken moest worden tot 70 procent tegen 2010. Het concurrentievermogen van de Europese Unie met dat van de Verenigde Staten zou hiervan afhangen. Het zou de sociale zekerheid te veel kosten. Dezelfde sociale zekerheid die de bazen leegpompen met gulle verminderingen van hun bijdrage.

De campagne van de EU en de regeringen werd dan gericht op de tewerkstellingsgraad van de oudere werkers, in het bijzonder die met een leeftijd tussen 55 en 65 jaar. Die willen ze opgekrikt zien van de huidige 40 procent naar 50 procent. In ons land, net zoals bij onze noorderburen, wordt het brugpensioen, het prepensioen of de vroegtijdige uittreding (de VUT) geviseerd. In Nederland is het recht op VUT het resultaat van een wekenlange winterstaking van de havenarbeiders in 1973 om vroegtijdig te ontsnappen aan het slopende fysieke stukwerk.

Stalen hand in fluwelen handschoen

Maar deze regering durft het brugpensioen niet direct af te bouwen. Dit uit vrees voor een sociale reactie naar Duitse of Nederlandse proporties. Een zijdelingse beweging wordt dus ingezet. “Niemand hoeft bang te zijn”, zegt Freya Van den Bosche, federale minister van Werk. “Het brugpensioen afschaffen of radicaal herzien, is geen optie”. (1) Dat is mooi meegenomen zouden we zeggen. In de oorspronkelijke versie van de regeringsverklaring die Verhofstadt op 12 oktober heeft voorgelezen, stond eerst dat de brugpensioenleeftijd moest worden opgetrokken tot 60 jaar. De SP.a en de PS zouden hier dwars hebben gelegen. Die maatregel is dus (voorlopig) uit de weg.

Maar in plaats van de harde aanpak die onmiddellijk een sociale storm had doen uitbarsten in de bedrijven, kiest de regering voor een ‘zachtere’ aanpak. Deze aanpak streeft echter hetzelfde doel na: het optrekken van de reële pensioenleeftijd van de werkers. Vandaag bedraagt die dankzij het brugpensioen 58,3 jaar voor de mannen en 57 jaar voor de vrouwen. Het Europees patronaat wil die optrekken met vijf jaar.

Hiervoor wil ze eerst de zogenaamde ‘Canada Dry’-formule van brugpensioen aanpakken. Waarover gaat het? Het is een ontslagregeling waarbij de voormalige baas het afgedankt personeelslid (dat te jong is voor een brugpensioen, officieel is dit vanaf 58 jaar) een extra inkomenstoeslag betaalt boven op de werkloosheidsuitkering. Het lijkt op een brugpensioenregeling maar het is er geen. De regering wil deze inkomenstoeslag belasten om de bazen af te raden deze formule nog te hanteren. Wie hiermee getroffen wordt, is in de eerste plaats de arbeider of bediende wiens baas minder geneigd zal zijn om een dergelijke regeling te aanvaarden. Naakt ontslag wordt dan een betere optie voor de baas in geval van herstructurering. Met deze aanval op de ‘Canada Dry’-formule wil men de mensen acclimatiseren voor een verdere afbouw van het brugpensioen.

Daarnaast stelt de regering niet minder dan dertig maatregelen voor aan de bazen en de vakbonden. Deze maatregelen zijn gericht op het langer doen werken van ouder personeel. Het gaat om aanbevelingen die ze tijdens de onderhandelingen voor het interprofessioneel akkoord voor 2005-2006 moeten bespreken. De vakbonden reageren hierop zeer negatief: “De onderhandelingen zijn nog niet begonnen of ze zijn al afgesloten”, bekritiseren ABVV en ACV.

Goed gezegd, maar wat is het alternatief van de vakbonden? De vakbonden zijn bereid de discussie aan te gaan om de werkzaamheidgraad van oudere mensen te bevorderen. Op een moment dat er meer dan een half miljoen werklozen zijn, lijkt ons dat helemaal ongepast. Delegees en militanten moeten eisen dat dit punt zelfs niet op de onderhandelingstafel van het overleg wordt geplaatst. Wat wel in de eisenbundel van de vakbonden moet staan is de algemene uitbreiding van het recht op brugpensioen vanaf 55 jaar. Brugpensioen is voor vele mensen de enige manier om vroegtijdig op rust te komen. Er zijn redenen genoeg om dit te rechtvaardigen. Een recente studie (2) geeft toe dat op de vloer “de werkdruk of de arbeidsbelasting die gekoppeld is aan het werkvolume, tempo en deadlines duidelijk het omvangrijkste probleem is. Voor bijna één derde (31%) van de werknemers is de situatie problematisch, voor meer dan 1 op 10 (12,8%) zelfs acuut problematisch.”

Ook wordt er in hoge vakbondskringen verteld dat het mogelijk moet zijn te praten over de duur van de loopbaan waarna men recht heeft op brugpensioen. Er wordt gepraat over 35 jaar dat dan langzaam wordt opgetrokken naar veertig jaar. Want in 2015 zullen de meeste mensen hun loopbaan starten op hun 22 of 23 jaar. Veertig jaar later, dus op hun 62ste of 63ste verjaardag hebben zij dan recht op brugpensioen. Een leeftijd die veel te dicht aanleunt tegen de huidige wettelijke pensioenleeftijd om deze laatste niet op te trekken. Maar misschien gaat het niet zo traag en zacht. Het patronaat ruikt overal bloed in Europa. De inzet van de vakbeweging bestaat er niet in deze kaalslag te vertragen of te verzachten, maar om die af te weren en nieuwe rechten af te dwingen.

1) De Standaard, 16 september 2004

2) Serv, 12 oktober 2004