Op de Gentse feesten werden ook dit jaar debatten georganiseerd door democratie 2000 en vzw Trefpunt. Tijdens het debat over het gelijke-kansenbeleid en ‘allochtonen’ poneerde Stephen Bouquin er een dubbele stelling. Wij publiceren deze integraal. Reacties zijn welkom.

1 - Het gelijke-kansenbeleid bestendigt de discriminatie

Het gelijke-kansenbeleid betreft vanuit overheidswege verschillende sociale categorieën: vrouwen, ‘allochtonen’, holebi’s, andersvaliden, ouderen, jongeren enzovoort.

Dit beleid is een vijgenblad voor de aanhoudende structurele uitsluitingmechanismen. Het houdt tot dusver geen duidelijke maatregelen in met afdwingbare rechten of vormen van positieve discriminatie. Het is in deze zaak dus voornamelijk een vertoog. Maar zelfs indien het dergelijke maatregelen tot uitvoering zou brengen, dan nog denk ik dat de fundamentele wortels van discriminatie niet zullen worden aangepakt. Waarom?

Gelijke kansen scheppen veronderstelt dat er steeds een concurrentie tussen individuen, een soort wedren, bestaat en zal blijven bestaan. Het komt er dan op aan eenieder ‘dezelfde kansen’ te geven opdat aldus, bij de aankomst, het eindklassement niet meer gebaseerd is op irrelevante criteria – geslacht, afkomst, geloof, leeftijd — maar op basis van relevante criteria. Wat zijn deze zogenaamd relevante criteria? In de literatuur over deze kwestie, overigens voornamelijk geschreven door liberale filosofen, betreffen deze criteria enkel de ‘natuurlijke’ verschillen inzake talent en vaardigheden. Indien er bij de afloop van de wedren dus sommigen goed presteren en anderen niet, dan is dit, wanneer men eenieder ‘gelijke kansen’ aangeboden heeft, enkel te wijten aan de natuurlijke verschillen inzake talent en vaardigheden. Met andere woorden, de ‘winners’ zijn legitiem, ze verdienen het en de achterblijvers hebben dit enkel aan zichzelf te danken. Aldus zien we hoe het gelijke-kansenvertoog uitmondt in een naturalisering, erkenning van sociale verschillen, van sociale stratificatie als zijnde onvermijdelijk, en ergens, noodzakelijk.

De gelijke-kansenaanpak stelt zich voor als een compenserende aanpak die de verantwoordelijkheid bij het individu legt. Heeft het individu dan geen verantwoordelijkheid? Jazeker, maar wat kan het atoompje, het geïsoleerde individu veranderen aan het feit dat er een schaarste bestaat aan arbeidsplaatsen? Dat het schoolsysteem werkt als een gigantisch rangeerstation dat sociale klassen reproduceert, of om het met de woorden van de Franse socioloog Pierre Bourdieu te zeggen, de bevoordeelden bevoordeelt en de benadeelden benadeelt. Het schoolsysteem kan corrigeren, net zoals de arbeidsmarkt in meerdere of mindere mate selectief kan optreden. Dat is het onderscheid tussen regulering en deregulering. Maar het spel is nooit een spel tussen gelijken; sommigen hebben meer kaarten in handen, kunnen hun beurtrol overslaan of spelen mee, maar kunnen tegelijkertijd de spelregels aanpassen of ze niet respecteren.

Gelijke kansen scheppen in een omgeving – het kapitalistisch systeem, al dan niet neoliberaal — een omgeving die berust op sociale ongelijkheid en hier juist haar evenwicht in vindt is met andere woorden een mystificatie. Wat overigens wordt toegegeven door sommige liberale filosofen zoals John Rawls, die bijgevolg spreekt over “aanvaardbare sociale verschillen”. Maar wensen wij deze écht te aanvaarden? Waar begint dit en eindigt dit? Sociaal eugenisme (1) is nooit ver weg. Daarom is en blijft het essentieel dat we streven naar gelijkheid, gelijke levensvoorwaarden, van de geboorte tot de laatste zucht.

Gelijkheid betekent niet homogenisering, betekent evenmin het ontkennen van verschillen tussen individuen maar wél het wegwerken van de structurele mechanismen die verschillen vermeerderen en er andere aan toevoegen. De samenleving is geen optelsom van individuen en deze individuen zijn ook het product van hun omgeving — gezin, wijk, school, taal, arbeidsdeling enzovoort. En hoe lager men op de sociale ladder staat, des te moeilijker kan men zich losmaken van deze omgevingsfactoren.

Gelijkheid impliceert het wegwerken van discriminatie, het neutraliseren van de factoren die in de kennisverwerving, in de toegang tot maatschappelijke rijkdom staan — vandaag loonarbeid. Het betekent dat de samenleving geen ‘ratrace’ kan zijn waarbij velen verliezen en weinigen worden bekroond met succes.

Gelijke rechten verlenen op alle vlakken staat met andere woorden niet los van het nastreven van gelijkheid, het verwerven van een gelijke vrijheid (van keuze zijn/haar leven te bepalen) voor eenieder en dus het overstijgen van het systeem waar we in leven. Een systeem dat we in bepaalde vorm, de West-Europese, van het verleden hebben geërfd. Een erfenis die gemaakt werd met maatschappelijke strijd, herverdeling en die de verantwoordelijkheid inderdaad bij de staat (de zogenaamde verzorgingsstaat) legde en niet bij de sociale krachten zelf. Vandaag past het om deze overheid te ontdoen van haar verantwoordelijkheden en het individu op zijn verantwoordelijkheden te wijzen. In beide gevallen, dus zowel in de jaren van de verzorgingsstaat als in het neoliberale tijdperk, wordt er één actor, één macht in al haar almacht vergeten: de markt, het kapitaal en dit hoewel de machtsconcentratie steeds toeneemt, voordien binnen de nationale grenzen, vandaag op wereldvlak.

Gelijkheid nastreven kan dus moeilijk NIET gepaard gaan met een strijd tegen deze machtsconcentratie in de handen van het bedrijfsleven, de pensioenfondsen, de multinationale ondernemingen die geen rijkdom scheppen maar juist rijkdom uit de samenleving persen, uit de natuur, uit de arbeid, de kennis, de talenten en vaardigheden.

2 - Het etnisch-cultureel identiteitsdenken bestendigt de segregatie

Het Vlaams-nationalisme heeft, op enkele uitzonderingen na, zich voornamelijk etnisch-cultureel opgesteld, in het verlengde van de bloedband die een volk zou kenmerken zoals gedurende lange tijd in Duitsland het geval was. Dit in tegenstelling met bijvoorbeeld de natiegedachte van de Franse revolutie, die de nadruk legde op contractualisme: de natie is geen ‘gemeinschaft’ maar een politiek contract tussen citoyens (burgers), wat hun afkomst ook moge wezen. Deze vorm van nationalisme hield in Frankrijk ook een sterk assimilatiedenken in, dat ondermeer tot uiting is gekomen jegens de kolonies en andere volkeren. Tegelijkertijd blijft dit contractualisme een maatschappelijke bestuursvorm die verschillen, particularismen niet noodzakelijk hoeft te ontkennen maar enkel buiten de bepaling van de openbare ruimte houdt, dus in de private sfeer of op het vlak van culturele praktijken. Maar het steunt nog steeds op een collectief gegeven dat alle ingezetenen betrekt in burgerschap.

Het huidige debat over minderheden draagt de stempel van dit Vlaamse culturalistische nationalisme. Men erkent minderheden zoals men de culturele erkenning van de Vlaamse cultuur heeft afgedwongen. Maar culturen zijn niet homogeen; ze worden niet alleen dwars doorsneden door klassenverschillen (in elke stad makkelijk waarneembaar) maar evolueren bovendien in relatie tot de omgeving. Het feit dat deze culturele erkenning – daterend van eind de jaren ‘80 met het Koninklijk Commissariaat van Paula Dhondt — zich heeft uitgewerkt in de schaduw van opkomend uiterst rechts en oprukkend racisme, speelt een belangrijke rol.

Het beleid heeft zich georiënteerd op repressieve tolerantie. Dit ging als volgt: “We erkennen de culturele verschillen, we spreken ons uit voor een multiculturele samenleving maar onze verdraagzaamheid kent grenzen, namelijk integreer jullie en gedraag je.” Men sprak over het oplossen van het ‘migrantenprobleem’ om aldus het Blok de wind uit de zeilen te halen. Alsof er dus eerst een migrantenprobleem bestaat en geen racismeprobleem… Aan het structurele racisme werd weinig gedaan, maar ondertussen kwam een echt gescheiden cultureel weefsel tot stand, niet altijd wars van exotisch paternalisme, een beetje zoals destijds met ‘les indigènes’, de inboorlingen in Congo. Behalve dat de rollen nu omgekeerd werden; wij zijn de ‘autochtonen’ en jullie zijn de ‘allochtonen’. Zelfs na twee generaties blijft men ‘allochtoon’. Het onderwijsstelsel diende ‘concentratiescholen’ te vermijden, temeer men de bange blanke jongens en meisjes niet wenst te verliezen, want dan zijn er niet genoeg lesuren meer. Kortom, het beleid heeft de laatste tien jaar een gemeenschap zichtbaar gemaakt die reeds voordien bestond — de gastarbeidersgemeenschap, toen met een politieke controle vanuit de landen van afkomst, Marokko en Turkije. Maar in plaats van deze gemeenschap op te nemen in de natie, via stemrecht en het wegwerken van discriminaties, heeft men het beleid beperkt tot a) het massaal verkrijgen van de Belgische nationaliteit b) deze politieke integratie werd tenietgedaan door het scheppen van een nieuwe tweedeling ‘allochtonen-autochtonen’ c) culturele erkenning met een paternalistisch tintje.

Waarom spreekt men niet over allochtonen wanneer het gaat over Portugezen, Spanjaarden, Italianen, Chinezen? Noord-Amerikanen? Omdat dit ofwel lidstaten van de EU zijn geworden, ofwel OESO-landen. De opdeling allochtonen-autochtonen is bijgevolg de inheemse (interne) transpositie van het mondiale imperialisme; de actualisatie van het vroegere koloniale regime jegens ‘inboorlingen’ die een nieuwe sociale stratificatie in het leven roept op etnische basis.

Dit gezegd zijnde, waarom hernemen de woordvoerders van deze minderheden dit taalgebruik? Om evidente redenen. Wie gestigmatiseerd wordt, zal eerst het stigma overnemen om het een positieve connotatie te geven zoals destijds, “woa zijn janette” en het roze actiefront of in de VS het “I’m black and proud” en dus ja, “wij zijn allochtonen en fier op onze cultuur”.

Maar op deze wijze trapt de emancipatiestrijd juist in de val die geopend werd: “Jullie zijn een minderheid” met als repliek “oké, we zijn een minderheid maar we moeten dezelfde rechten hebben, niet individueel als burger maar collectief, als gemeenschap”. Kortom, als gemeenschap willen wij ook een plaatsje onder zon. Wie is daar tegen? Ik niet, maar tegelijkertijd wordt er aldus voorbij gegaan aan het functionele karakter van segregatie op culturele basis. Men gaat deze segregatie juist aanvaarden of verdiepen — moslimscholen, een aparte openbare ruimte met toepassing van religieus-morele codes. Dit werkt niet alleen polariserend maar laat de voornaamste tegenstellingen en discriminaties terzijde liggen.

Een alliantie van verschillende minderheden verdwijnt achter de horizon, een bondgenootschap tussen alle onderdrukte en uitgebuite lagen wordt achterwege gelaten en men beperkt zich tot een categoriaal beleid gestoeld op identiteiten.

Welk sociaal draagvlak wordt dan opzij geschoven? Ik heb het gewoon over de veelheid, de multitude (2) van alle loontrekkenden met of zonder papieren, met hun verschillende culturen en talen, gaande van Zuid-Oost of West-Vlaanderen tot putteke Limburg, van Cappadocië tot het rifgebergte, niet alleen tegen de rechtstreekse uitbuiting op het werk maar ook in de maatschappelijke sfeer, dus met inbegrip van de huishoudelijke arbeidsdeling, het patriarchaat. Het gaat over een multitude die vandaag een sociale meerderheid is, die, indien ze politiek vormt krijgt, VLD en Vlaams Blok zal doen inkrimpen tot klein-rechts, CD&V zal doen uiteen spatten met een sociaal-christelijke vleugel die de linkerzijde vervoegt en SP.A zal omvormen tot een partij waar het écht gaat om de mensen en niet om het gaande en staande houden van eigen macht. Vandaag misschien allemaal ‘science fiction’ maar is er een andere optie?

Het is in ieder geval geen makkelijke klus en de hoofdverantwoordelijkheid ligt hier bij de structuren en organisaties die een dergelijke beweging kunnen dragen, dus niet bij twee à drie comités, maar bij de vakbeweging en de politieke linkerzijde. Dat een dergelijke alliantie eerst en vooral een actieplatform moet zijn staat buiten kijf. Het betekent ook dat deze ‘grote organisaties’ moeten stoppen met de kwestie van racisme en discriminaties een zijdelingse of 27ste prioriteit te maken.

_______________________
voetnoten:
(1) Eugenisme is de wetenschap van de voordelige ontwikkelingsvoorwaarden ter behoud van de kwaliteit van het menselijk ras; in wezen een racistisch en elitair maatschappijbeeld.
(2) Wij bedoelen hier gewoonweg de massa’s van uitgebuitenen, wat iets anders is dan het begrip dat de filosoof Toni Negri hanteert als nieuw gegeven dat hij tegenover de notie van klasse plaatst.

Tijdschrift Vonk

layout Vonk 322 page 001

Activiteiten

Onze boeken

Onze boeken