De drie Amerikaanse autoreuzen, GM, Chrysler en Ford wankelen. De industrie heeft te kampen met een grote overproductie, een typische ziekte voor een ongepland kapitalistisch stelsel. Om hen van een financieel hartinfarct te redden, kregen ze reeds onder president Bush 15 miljard dollar toegestopt door de overheid. In ruil hiervoor werd de aanval ingezet tegen de lonen en de sociale rechten van het personeel van de Amerikaanse vestigingen.

Van de ‘Big Three' staat GM er het slechtste voorstaat GM er het slechtste voor. De directie stelt ook voor om 30.000 mensen de laan uit te sturen. In 1978 werkten er nog 466.000 mensen bij General Motors. In 2006 was dat herleid tot 112.000. Zij zijn de slachtoffers van deze reddingsoperatie. Nochtans vormen de lonen slechts een fractie van de productiekost in de automobielsector. "De loonkost van een wagen staat gelijk met de kost van de velgen of de fenders (deel van het koetswerk rond de wielen)", schrijft het linkse syndicale tijdschrift Labor Notes.

De ‘gedeelde inspanning' die het Amerikaanse parlement eist, komt neer op "uitgestelde betaling van dividenden en bonussen voor de aandeelhouders en managers maar onherroepelijke verliezen voor arbeiders en gepensioneerden", stelt vakbondsman Gregg Shotwell. Opmerkelijk is dat, terwijl er massaal personeel wordt afgedankt, het falende en incompetente management in haar zetel blijft. Negen op de tien managers van de banken in de VS die voor honderden miljarden staatssteun hebben gekregen, zitten nog op hun plaats. Maar 100.000 personeelsleden die niet verantwoordelijk zijn voor de huidige crisis werden afgedankt. In tijden van crisis moeten we nog meer dan anders op onze hoede zijn voor oproepen voor ‘gedeelde inspanningen' .

Half februari komt er een nieuwe geldelijke injectie van de overheid in de Noord-Amerikaanse voertuigenindustrie. Van de patroons wordt verwacht dat ze een drastisch bezuinigingsplan voorstellen aan het Amerikaanse parlement. Verschillende vestigingen zouden sneuvelen. In Europa vrezen de vakbonden van General Motors dat één of twee fabrieken zullen gesloten worden. Opel Antwerpen wordt veelvuldig vernoemd. Hier werken momenteel zo'n 2700 mensen. Voor elke job bij Opel zijn er drie of vier andere bij onderaannemingen. De sluiting zou dus een ramp zijn voor de tewerkstelling.

De Europese topmanager van GM schreef in een brief aan premier Van Rompuy dat er "noodzakelijkerwijs belangrijke besparingen" komen. Over de sluiting van de Antwerpse vestiging wil hij niets kwijt. Ondertussen is het ieder voor zich in Europa. De Duitse regering wil kost wat kost de GM-fabriek open houden. De Vlaamse en federale regering beloven voor twee- à driehonderd miljoen bankgaranties. Minder dan wat Duitsland bereid is op tafel te gooien. Sarkozy wil de autosector eveneens belonen als zij niet delokaliseert. Protectionistische oprispingen duiken overal op. De Europese en Amerikaanse automobielvakbonden moeten een gemeenschappelijk antwoord geven op deze nieuwe aanvallen.

Een klein land zoals België dat daarenboven tot de meest geglobaliseerde economieën ter wereld behoort, bevindt zich tussen hamer en aambeeld. Wat de Vlaamse economie in tijden van economische bloei sterk maakt, namelijk haar enorme verbondenheid met de wereldmarkt, keert zich nu tegen haar. In vakbondskringen wordt er gevreesd dat het noorden van het land in een ijltempo naar Waalse toestanden afglijdt. Men denkt hier aan de ‘déclin wallon' of de ‘Waalse neergang' gestart in de jaren '50 waarbij hele voorheen bloeiende industrietakken verdwenen.

Het zijn steeds de zwakkere en meer afhankelijke economieën die jammeren over het protectionisme van de anderen. Van zodra echter de kapitalisten van deze kleinere landen de kans krijgen om zich te weren, putten ook zij uit het arsenaal van het protectionisme. Zo hoorden we Vlaams minister-president Peeters in eenzelfde adem het protectionisme aanklagen en een oproep doen om meer Vlaamse groenten en fruit te eten, "je weet dan tenminste wat je eet" (VRT, 3 februari 2009). Vlaams protectionisme blijkt plots wel aanvaardbaar te zijn.

Ondertussen worden de arbeiders bij Opel Antwerpen murw geslagen met onheilsberichten. Nu al wordt er tijdelijke werkloosheid in hun maag gesplitst. Dit vreet sterk aan het maandelijkse inkomen van het personeel. We hoeven niet veel verbeelding te hebben om te weten wat de directie verstaat onder het drukken van de kosten. De lonen en de tewerkstelling staan in het vizier. Maar gaan er meer wagens gekocht worden als de arbeiders minder verdienen? De impact op de uiteindelijke kostprijs is verwaarloosbaar. Maar arbeiders en hun gezinnen die minder verdienen consumeren ook minder. Zo komt er geen relance van de economie. De aankoop van een nieuwe wagen heeft geen voorrang op voedsel, huur, verwarming en de onderwijskosten van de kinderen. Dit is een schoolvoorbeeld van onwerkbare oplossingen gezocht binnen het kader van het kapitalisme.

Wij weigeren dat het personeel het gelag betaalt van de redding van GM. Zij zijn niet verantwoordelijk voor deze crisis. De Vlaamse en federale ministers zwijgen hierover in alle talen. Uit ervaring weten we wat dat betekent. Een heilig bondgenootschap is in de maak om het personeel van GM te overtuigen van de nodige opofferingen. De vakbonden en de SP.a moeten daarom onmiddellijk rond tafel zitten en een socialistisch alternatief uitwerken voor de arbeiders, de bedienden en hun gezinnen. Hiervoor zijn grondige oplossingen nodig en een ambitieus actieplan om oplossingen ten voordele van de arbeiders en bedienden op te leggen.

De hele industrie moet hertekend worden. Zowel om sociale redenen (de centrale plaats van de tewerkstelling in de automobiel voor het hele land) als ecologische redenen (de nood aan een nationaal transportplan gericht op massaal openbaar vervoer om de vervuiling in te tomen). Hiervoor moet de overheid controle verwerven op de industrie. De meest efficiënte - en de goedkoopste! - manier is de nationalisatie van de automobielindustrie onder de democratische controle van het personeel en de gemeenschap. Onze voorkeur gaat naar een nationalisatie met enkel compensatie van de kleine aandeelhouders. Maar zelfs een nationalisatie via het opkopen van GM en Ford blijft een goedkope oplossing. GM is nog slechts 2,6 miljard dollar waard op de beurs en Ford 6,2 miljard dollar. Om de financiering te verzekeren van een genationaliseerde automobielsector hebben we ook een openbare banksector nodig. KBC, Fortis en Dexia moeten hiervoor gefuseerd worden tot een nieuwe nationale bank, een moderne "ASLK" ten dienste van de bevolking met sociale en ecologische investeringen.