Is racisme een moreel probleem? Stel die vraag aan een doorsnee iemand die zich progressief, antiracist of links noemt en je zult hoogstwaarschijnlijk een positief antwoord krijgen. Uit de storm van verontwaardiging die na de verkiezingen van 13 juni ll. is opgestegen uit het linkse kamp, kan je eveneens afleiden dat men vaak denkt dat het succes van extreem-rechts een moreel probleem zou zijn. Progressieve, antiracistische, sociale of linkse mensen laten zich immers niet in met rechtse partijen, laat staan met extreem-rechtse. Die partijen hebben een ondemocratisch en asociaal gedachtegoed en de progressieven en linksen weten dat. Op extreem-rechts stemmen doe je gewoonweg niet, zo vertelt ons de huidige progressieve en linkse moraal.

Hoewel dit gegeven op zich wel juist zal zijn, is het tegelijkertijd ook de uitdrukking van een enorme morele hypocrisie die volledig voorbijgaat aan de sociale realiteit waarin we vandaag de dag leven. Het kapitalisme noemen we die. Die realiteit wordt immers niet als problematisch ervaren, waardoor de morele verontwaardiging over het succes van extreem-rechts geïndividualiseerd wordt en het individu bijgevolg verantwoordelijk gesteld wordt. Toch heeft dat individu vaak geen alternatief. Stemmen op extreem-rechts is dan in veel gevallen een overlevingsstrategie geworden.

Dat de meeste mensen vandaag de dag racisme als een moreel probleem bekijken, is misschien nog het meest te merken in zowel de verklaringen voor het succes van extreem-rechts als in de oplossingen die worden voorgesteld.

Het rode kapje van de wolf

Wat de verklaringen betreft, valt vooral het ongeloof en de verontwaardiging op. Akkoord, ik stem als linkse ook niet op een rechtse partij, laat staan voor een extreem-rechtse, maar blijkbaar is dat voor veel mensen geen argument. Of komt het misschien omdat er geen alternatief voor handen is? In ieder geval is ongeloof en verontwaardiging in feite de uitdrukking van een gevoel dat er geen echte reden is om op het Blok te stemmen. Dat zou dan moeten betekenen dat er geen reden is om op extreem-rechts te stemmen, wat dan eigenlijk weer wil zeggen dat er geen probleem zou zijn met de sociale realiteit waarin we leven. En indien er al een probleem zou zijn met de sociale realiteit waarin we leven en er is nog altijd geen reden om op het Blok te stemmen, dan moet dat wel betekenen dat men vindt dat er wel een degelijk alternatief voor handen is. Dat vertelt het progressieve en linkse kamp ons vandaag, van Groen en SP.a over de vakbonden tot extreem-links toe. Groen en SP.a stellen de sociale realiteit vandaag niet in vraag of beperken zich tot het milieu en het individu dat niet is aangepast. Extreem-links stelt de vrije markt wel in vraag en elk partijtje ziet zichzelf als alternatief. Nochtans spreekt de realiteit dat voor het moment blijkbaar tegen, en dat is niet voor het eerst. Dit niet beseffen laat niet veel ruimte over voor iets anders dan gemoraliseer.

Dat Groen en SP.a moraliseren was duidelijk te merken tijdens de televisieshows na de verkiezingen van 13 juni ll. Verslagen uitten de politici hun verontwaardiging en hun ongeloof, “zonder die kiezers met de vinger te wijzen” natuurlijk. Verslagen uitten ze ook hun geluk omdat drie vierde van de Vlamingen toch nog op een ‘democratische’ partij heeft gestemd. Vervolgens gaan ze over tot de orde van de dag: langer en harder werken voor hetzelfde loon en belastingsverminderingen voor de grote bedrijven en de hoge inkomens. Wat een ‘democratisch alternatief’? Geen dus!

De kleinlinkse politieke partijen waarschuwen ondertussen dat het fascisme voor de deur staat en vechten onderling een robbertje uit over wie vooraan mag staan op de barricade van het antifascistisch verzet. Dat de meerderheid hen daarbij over het hoofd ziet omdat ze te klein zijn en niet kunnen wegen, komt volgens hen dan weer voort uit onbegrip. Los van de vraag of dat dan wel nog juist mag zijn, ben je eveneens aan het individualiseren en dus moraliseren. De mensen begrijpen het niet, dus zal het wel de schuld van de mensen zijn...

Ook in de oplossingen vinden we veel gemoraliseer terug. De pers en het onderwijs met de vinger wijzen bijvoorbeeld, omdat die niet genoeg duidelijk maken dat extreem-rechts ondemocratisch en asociaal is. Alsof dat iets zou veranderen. Hoe zit het dan met de gewone rechtse partijen? Zijn die niet asociaal en ondemocratisch? Kunnen die adjectieven trouwens niet eveneens op SP.a, Labour en de SPD toegepast worden?

Ook het vastklampen aan het cordon sanitaire is niets anders dan gemoraliseer en het benadrukken van het eigen gelijk. Vreemd eigenlijk dat men niet beseft dat het cordon sanitair in feite een vals onderscheid creëert tussen zogenaamde democratische en ondemocratische partijen. Indien je als linkse toch niet op een rechtse, laat staan een extreem-rechtse partij stemt, waarom dan wel een onderscheid steunen tussen ‘democratisch’ en ondemocratisch rechts? Het cordon sanitair zou geen discussie mogen zijn voor linksen, het beschermt immers vooral de rechterzijde. Zowel extreem-rechts als ‘democratisch’ rechts zijn in hetzelfde bedje ziek. Het is hun rechtse en asociale beleid dat uitsluiting en racisme veroorzaakt. De linksen zouden het over een antikapitalistisch alternatief moeten hebben en mogen zich niet laten verlammen door compromissen met een rechts beleid zogezegd in naam van het antiracisme.

Mocht er geen schaarste zijn, zou de wolf geen honger hebben

We moeten de realiteit waarin we leven in vraag stellen. Want racisme is geen moreel probleem maar heeft een materiële basis. Dit betekent dat we de vrije markt, het kapitalisme, moeten bekritiseren en afwijzen. Zonder hier direct in te gaan op concrete eisen, heeft het socialisme als antikapitalistisch alternatief in het verleden steeds een gemeenschappelijke basis gevormd waarop diverse groepen en belangen elkaar hebben gevonden. Dat betekent dat wanneer we een duidelijke afwijzing van de vrije markt als gemeenschappelijke basis nemen voor ons alternatief tegen extreem-rechts, de mogelijkheden velerlei zijn: van syndicale strijd tegen de loonmatiging, de 40-urenweek en de flexibilisering, over sociale strijd tegen armoede of privatiseringen, de strijd van allerlei minderheden en onderdrukte groepen tot het milieuprobleem.

Het is immers de vrije markt die voor een situatie van schaarste zorgt, waardoor er allerlei tegenstellingen ontstaan die zorgen voor uitsluiting en racisme. Nochtans is er eigenlijk geen schaarste. Er is slechts schaarste omdat de rijkdom die we met z’n allen produceren verkeerd verdeeld is. Dus moeten we strijden voor herverdeling van die rijkdom. Zo kunnen we de kunstmatige schaarste opheffen en ook effectief iets doen aan uitsluiting en racisme. Zo snijden we extreem-rechts z’n materiële poten onder het lijf vandaan. Klassenstrijd noemen we dat.