Voor 1.400.000 arbeiders en bedienden verspreid over 6.000 bedrijven was de inzet van de sociale verkiezingen hoog. Dankzij de verkiezing van afgevaardigden in twee overlegorganen over veiligheid, bescherming en preventie enerzijds (comités vanaf vijftig personeelsleden) en economische en financiële zaken anderzijds (ondernemingsraden in bedrijven vanaf honderd personeelsleden) hopen veel mensen een dam op te werpen tegen patronale aanvallen.

Zoals de vorige keren ook het geval was, geven de mensen op de vloer dikwijls hun voorkeur aan kandidaten waarvan ze denken dat ze het best hun belangen kunnen verdedigen. Niet toevallig is de deelname aan deze stemmingen zeer hoog, zeker als men rekening houdt met het feit dat er geen stemplicht bestaat. Zo’n vier op vijf mensen hebben hun stem uitgebracht. Dit aandeel is gestegen van 74 procent vier jaar geleden tot 79 procent dit jaar. Zeker weten: de arbeiders en de bedienden zijn zeer bekommerd om hun vakbondsvertegenwoordiging. De vakbonden dringen ook als gevolg van de grote crisis binnen in sectoren zoals de ICT (Informatie en Communicatietechnologie), die een paar jaar geleden nog overheerst werd door individuele arbeidsverhoudingen en niet door collectieve actie en akkoorden. Waar de vakbonden echter nog niet binnen dringen als collectieve kracht, zijn de talrijke kleine en middelgrote ondernemingen met minder dan vijftig personeelsleden.

In het algemeen kan men zeggen dat deze verkiezingen de krachtsverhoudingen tussen de vakbonden nauwelijks hebben gewijzigd. Uitzondering op deze regel is de non-profit-sector, waar het ACV zowel in Vlaanderen als Brussel verliest ten voordele van het ABVV. In de economische sectoren doet het ABVV het minder goed in zowel Vlaanderen als Wallonië. Maar het ACV blijft in het algemeen de grootste vakbond in alle drie landsgedeelten met een absolute meerderheid in alle sectoren in Vlaanderen en de non-profit in Wallonië. Het ABVV bevindt zich op de tweede plaats in Vlaanderen en Brussel maar blijft de grootste vakbond in Wallonië met bijna de helft van de stemmen in de economische sectoren. De liberale vakbond ACLVB reikt niet boven de vooropgestelde 10 procent. Voor de Comités voor Preventie en Bescherming betekent dat een stemmenscore van 53,7 procent voor het ACV, 36,5 procent voor het ABVV en 9,8 procent voor het ACLVB.

De vakbeweging in België geniet dus ondanks alles veel steun onder de arbeiders en de bedienden. De potentiële macht van de arbeidersbeweging is bijgevolg zeer groot, maar ze wordt niet echt gebruikt en in beweging gebracht. Het zal nochtans noodzakelijk zijn. De nieuwe voorzitter van het VBO, de patroonsorganisatie, zette in zijn ‘maiden speech’ half juni een duidelijke baken uit: “er zal harder en langer gewerkt moeten worden” om de concurrentiepositie van de Belgische economie te beschermen. De achturendag komt in het vizier op hetzelfde moment dat de jacht op de werklozen wordt geopend! Mobilisatie zal dus nodig zijn op basis van het terrein dat met de sociale verkiezingen werd bezet.