De film Bowling for Columbine schetst volgens regisseur Michael Moore een portret van de Verenigde Staten - “een natie die vastbesloten is eerst te doden en dan pas vragen te stellen” - aan het begin van de 21e eeuw. Spek voor onze bek, dachten we, en dat bleek geen valse verwachting. Naast een film die de toeschouwer bij het nekvel grijpt en soms tragisch is louter door de naakte feiten, is Bowling for Columbine bovenal een erg humoristische en genietbare documentaire over de Amerikaanse wapenindustrie, maar ook over het verband hiervan met het buitenlandse beleid van de VS.

Bowling for Columbine is een sprekend voorbeeld van satire die moet onderdoen voor de realiteit. De film begint met een sceptische Moore die een rekening opent bij een bank in Michigan die al haar nieuwe klanten een geweer geeft. Vrolijke dikkerd Moore stapt tot zijn verbazing prompt buiten met dit originele welkomstgeschenk. Gaande van een schietpartijtje met de zogenaamde ‘Michigan-militie’ – toffe jongens die vinden dat je “als je ongewapend bent, je verzaakt aan je plichten” – tot een interessant gesprek met de baas van de National Rifle Association, springt Moore van het ene feit naar het andere. Hij vermeldt terloops dat de moorden in Columbine op dezelfde dag gebeurden als de zwaarste Amerikaanse bombardementen op Kosovo. De film wijst ook op de talloze buitenlandse militaire VS-interventies en op hun rol in de financiering en opwekking van het islamitisch fundamentalisme (incluis figuren als Osama bin Laden).

Toch vallen een aantal kanttekeningen te maken. Moore slaagt er niet in het verband te leggen tussen de verering van wapens in de VS en de individualistische benadering van sociale, morele en politieke kwesties. ‘The land of the free’ is al te vaak een versluierende beschrijving voor een hyperindividualistische kapitalistische samenleving waarin de verschillende concurrerende ‘atomen’ verondersteld worden elk hun onbereikbare ‘American Dream’ na te streven. Wapens versterken alleen maar de tendens om te zoeken naar individuele oplossingen voor problemen die in feite de bevolking als geheel treffen. Ook is het geen toeval dat het in het land met het meeste wapenbezit erg gemakkelijk is fabrieken te sluiten, arbeiders op straat te zetten en te snijden in sociale voorzieningen (voor zover die er al zijn natuurlijk). Ondanks een aantal erg knappe stukken, is de regisseur niet helemaal in staat deze meer complexe historische en sociale problemen afdoend te analyseren. Het ronduit hilarische tekenfilmfragment – geheel in de stijl van South Park – dat beknopt de geschiedenis van Amerika uitbeeldt, verliest al heel wat van zijn waarde door de absurde bewering dat Amerikanen wapens bezitten omwille van hun historische angst voor zwarten. South Park Kenny, die intussen vermoord is, zal zich omdraaien in zijn graf.

Dan is een van de betere delen in de documentaire het stuk waarin de concrete omstandigheden onderzocht worden waarin een zesjarige jongen een klein meisje neerschoot in een lagere school in Flint, Michigan. Moore laat voortreffelijk zien hoe de moeder van de jongen haar bijstand kwijtspeelde, verplicht werd staatsprogramma’s te volgen en zo wegkwijnde.

“Geen wonder dat er zoveel geweld is in arme buurten”, zegt Moore in een interview, “want er is zoveel staatsgeweld tegen de armen. In de film zie je een alleenstaande moeder wiens kinderen haar ontnomen worden omdat ze in een ‘welfare-to-work’-programma zit. Dat betekent dat ze elke dag 120 kilometer met de bus moet rijden en haar kinderen nauwelijks ziet. En dan vindt haar zesjarig kind, dat bij de nonkel verblijft, een geweer en neemt het mee naar school. Zij ziet hem niet omdat ze al op de bus zit (…).”

Moore vraagt zich terecht af waarom dat verhaal nooit verteld wordt. “Waarom spreken we hier niet over geweld? Voor mij is dit geweld tegen die vrouw, begaan door de staat. Zij zijn loonslaven. Die bussen zijn moderne slavenschepen die hen naar Auburn Hills, waar de rijken leven, brengen om hen elke dag te dienen en die hen vervolgens terugschepen.” (Bron: Sacramento Bee, 25 oktober 2002)

Moore mag dan al eens een kwinkslag gebruiken om zijn punt te maken – en wat dan nog? – hier is hij op zijn best. De rauwe beelden van verlaten en verloederde buurten in Flint, dat ooit een belangrijke auto-industrie had maar sinds de kapitaalvlucht en desïndustrialisering een spookstad werd, zijn zonder meer aangrijpend. In deze poel van armoede en sociale ongelijkheid zijn de échte, diepere wortels te vinden van zinloos geweld. Voeg daar een erbarmelijke pers aan toe die alle straatcriminaliteit uitvergroot (en de echte criminaliteit veelal verzwijgt, namelijk bedrijfsfraude en allerhande witteboordencriminaliteit van nette heren en dames in pak) en het valt al makkelijker te begrijpen waarom een dolgedraaide natie zo graag naar de wapens grijpt.