1967, de legendarische “Summer of Love” was het hoogtepunt van de hippiecultuur in Californië. Bij de vijftigste verjaardag ervan ging de voorbije maanden de meeste aandacht naar de vrije liefde die toen volop gepropageerd werd, de nieuwe drugs die overal verkrijgbaar waren en de prachtige muziek uit die tijd. Dat 1967 ook het jaar was waarin de oproepingsbrieven voor de Vietnamoorlog openbaar verbrand werden en er meer dan 100 000 in de straten van Washington opstapten tegen deze slachting kwam veel minder aan bod.

 

Een gelaagd verhaal

 

Viet Thanh Nguyen werd in Zuid Vietnam geboren en belandde als 4jarige met zijn familie in de USA na de val van Saigon. Zijn debuutroman “De sympathisant” kreeg in 2016 de fel begeerde Pulitzer Prize. Het naamloos hoofdpersonage – een dubbelagent die én voor de geheime dienst van de Vietcong werkt én het hulpje is van een Zuid Vietnamese generaal- probeert voor zichzelf duidelijk te krijgen waar zijn loyaliteit ligt en waar het verkeerd liep. Het verhaal zit heel ingenieus in elkaar en beetje bij beetje komt de lezer de waarheid – of wat ervoor moet doorgaan - te weten. De auteur fileert genadeloos de Vietnamese gemeenschap die met veel vallen en opstaan een nieuw leven probeert op te bouwen in Los Angeles en hun voormalige Amerikaanse broodheren die het Vietnamese debacle zo vlug mogelijk willen vergeten. In de scènes waarin het hoofdpersonage optreedt als aanbrenger van figuranten voor de verfilming van een oorlogsepos herkent de lezer moeiteloos Frances Ford Coppola en zijn “Apocalypse Now”. De auteur klaagt met verve aan dat het de eerste keer in de geschiedenis is dat de verliezers – in dit geval de Amerikanen – bepalen hoe de gebeurtenissen zullen herinnerd worden en hierdoor de oorlog proberen te herscheppen en de overwinning van de Vietnamezen terug te draaien. Het Vietnam Veterans Memorial, waar alle namen van de Amerikaanse doden opstaan is 137 meter lang, een gedenkteken voor de Vietnamese doden zou meer dan 14 kilometer lang moeten zijn.

 

Het verhaal van het front

 

De jonge Noord Vietnamese arts, Dang Thuy Tram, besloot in 1967 te gaan werken als vrijwilligster in een veldhospitaal in Zuid Vietnam. Ze werd niet alleen gedreven door politiek idealisme maar wilde ook dichter bij haar grote liefde zijn die zich bij het Zuid Vietnamees bevrijdingsleger aangesloten had. Ze hield dagboeken bij waarin ze dagelijks noteerde wat er gebeurde, hoeveel gewonden ze binnenkregen en welke remedies ze probeerde toe te passen. Ze gebruikt ze ook als uitlaatklep voor haar angsten, frustraties en onzekerheden. Ze schrijft ongegeneerd over wat haar bezig houdt en dat maakt het zo ontroerend. Ze neemt geen blad voor de mond en ventileert ook haar ongenoegen over de plaatselijke afdeling van de Communistische Partij. Ze wil dolgraag lid worden maar het duurt maanden vooraleer ze toegelaten wordt. Ze vermoedt dat haar burgerlijke afkomst een rol speelt maar krijgt hier nooit uitsluitsel over. Ze moeten verschillende keren het hospitaal verplaatsen en Thuy beschrijft de straaljagers die ze ziet tijdens de luchtbombardementen, de helikopteraanvallen van de Amerikaanse troepen, de dorpen die zojuist waren platgewalst. Geen verschrikking blijft haar bespaard: ze heeft het over de ziekmakende werking die het ontbladeringsmiddel Agent Orange heeft op haarzelf en haar metgezellen en ze is er getuige van dat een man door een witte fosforgranaat levend verbrandt. Op 22 juni 1970 moet het hospitaal opnieuw ontruimd worden, ze blijft achter bij de zwaargewonden en terwijl ze wacht op versterking vindt een Amerikaanse patrouille haar en jaagt haar een kogel door het hoofd.

 

De onwaarschijnlijke reis van de dagboeken

 

Fred Whitehurst, een advocaat die in 1970 bij de militaire inlichtingsdienst in Duc Pho werkte, vond de dagboeken bij het doornemen van achtergelaten materiaal. Hij wist niet goed wat hij ermee moest doen en ze verdwenen in zijn archiefkast. Nadat hij zonder resultaat corruptie en wanbeheer had aangeklaagd nam hij eind jaren negentig verbitterd ontslag uit de FBI. Hij dacht toen terug aan de dagboeken en besloot ze aan Thuy’s familie te bezorgen. Het duurde tot 2005 vooraleer hij ze kon opsporen. Hanoi publiceerde de dagboeken en tot ieders verbazing kenden ze een instant succes: 400 000 exemplaren vlogen in enkele weken de deur uit. Twee derden van alle Vietnamezen zijn na 1975 geboren en voor hen is de oorlog geschiedenis, die dan nog op een gortdroge en saaie manier onderwezen wordt. Thys dagboeken doorbreken het geijkte patroon van heldendaden en grote overwinningen. Ze is weliswaar een dappere, idealistische strijdster maar ze etaleert ook haar zwakheden en kleine kanten. De manier waarop ze de soldaten beschrijft, hun heldendaden maar ook hun aandoenlijkheid doen de lezers beseffen dat de mannen die voor hun zaak gestorven waren, net zulke mensen waren als zijzelf. De regering die tot dan toe steeds romans over de verschrikkingen van de oorlog had gecensureerd zag in dat de tijd van de oude retoriek van de onoverwinnelijkheid voorgoed voorbij was en dat het vooral de onverbloemde eerlijkheid van de dagboeken was die de jongeren zo aansprak. In 2007 kwam er ook een film uit, die net zoals de boeken vooral bij de jeugd populair was.