Wij zijn de gepoetste proleten
van zeventien in een dozijn
We zijn ons ouwe vodden vergeten
en kleden ons proper en fijn
Toch spreken we nog lijk de slaven
het schuim van Europa, meneer
en al schijnt de miserie begraven
d'r komt wel ne volgende keer

(De gepoetste proleten)

In het voorjaar van 2007 was em daar terug. Na jaren van strijd tegen leukemie zou hij weer gaan optreden. Wannes Van De Velde weer op tournee in de maat van zijn laatste en misschien zijn prachtigste album: In de maat van de seizoenen. Ik had me voorgenomen om kaartjes te kopen voor iedereen in mijn omgeving waarvoor de balladen van Wannes (Willy) Van De Velde heel veel betekenen: Lin, mijn ouders, mijn broer. Maar het mocht niet zijn. De affiches aan De Roma op de Turnhoutsebaan werden overplakt met de aankondiging dat de tournee werd afgelast om gezondheidsredenen. En nu heeft hij ons definitief verlaten. Er komt geen volgende keer.

Het zou Wannes Van De Velde oneer aandoen indien men hem politiek zou trachten te recupereren. Daarom wil ik vooral hem zelf aan het woord laten via zijn teksten. Politiek was voor hem te klein, zo zong hij zelf in De rare namen:

Noch socialist, noch Stalinist,
pastoor noch liberaal,
republikein, imperialist,
‘k ben geen van allemaal.
En schoon dat ‘k liedjeszanger zijn,
voor mij is politiek te klein.
't Is eender in welke taal
't Is eender in welke taal

Maar ik denk dat Wannes vooral de hypocrisie van de partijpolitiek bedoelde. In de geest van Louis Paul Boon, waarvoor hij trouwens een prachtige hymne schreef: Boontje.

Voor de fascisten was ‘t ‘ne rooie,
Voor de blauw' een vies geval,
Voor ‘ne kaloot ‘nen antichrist
En voor de rooi: ‘nen anarchist.
Maar alle zure nijd
En achterklap ten spijt
Hee' niemand zijn verhaal kunnen castreren;
Zijn woorden fel van kleur
Waarmee dat ‘em aldeur
De Vlomse bourgeoisie blijft koejonneren.
(Boontje)

In zijn Gentse impressie kiest hij zoals zo vaak in zijn teksten onverbloemd de zijde van het werkvolk:

Dan bracht den tijd ‘ne lentewind:
Den Internationale.
Spaarden de sabels vrouw noch kind,
Ze kosten het nie' halen
Tegen het rommelend getij,
Het leger van de slaven
Dat in de dagen van die' mei
Zijn vodden ging begraven.

Zoals geen ander wist hij ons te vertellen dat we alleen samen dingen kunnen verwezenlijken, dat het individu pas tot bloei komt als deel van een collectief:

Maar heel de wereld is verblind door linke binken
en door de grondwet van het reklaam;
ne zanger moet gelijk een filmster staan blinken,
gelijk de paus op zijn balkonneke staan winken
naar d'arme schapen die lager staan.

Vertelt me nooit niet meer: ne zanger is iets enig,
want da's een leugen, dat is reklaam.
ne zanger is een groep, dat zing ik en dat meen ik;
een lieke zingt ge nooit of nooit allenig,
zonder al d'ander zou dat niet gaan.

(Ne zanger is ne groep)

Wannes Van de Velde doorleefde heel intens de revolte van de jaren zestig en zeventig en was erg verbitterd door de afloop ervan: het smoren van de sociale revolutie in partijpolitieke recuperatie:

in dien tijd zaag'de gezichten
met nog kleur en lijnen op
en ge kost iemand herkennen
aan zijn stem of zijne kop
in dien tijd hadden w'een tronie
of een bakkes met gevoel
maar vandaag zijn de gezichten
eenen uniformen boel
'lijk de politiek' affichen
met dien blote konten-smoel


in dien tijd waard'e betrokken
nu is alles ons gelijk
hoe dat z'ons ook koejonneren
we zijn braaf, gelijk een lijk
zien de katten uit de bomen
onzen tijd duurt het nog wel
dat er na ons ander' komen
da's de regel van het spel
'k lig er echt niet van te dromen
blaast den boel dus maar naar d'hel

(In dien tijd)

Hij zette zich dan ook altijd hevig af tegen elke vorm van hypocrisie en valse schijn. De gepoetste proleten bijvoorbeeld is erg actueel: we dragen nu mooie kleren en hebben met wat geluk een auto en een huis. Maar veel stelt dat niet voor. De sociale verhoudingen bleven ongewijzigd. Ongelijkheid en onrecht verdwenen onder een laagje vernis. Maar dat alles is maar tijdelijk, orakelde Wannes, en de nieuwe tijden geven hem gelijk:

en al schijnt de miserie begraven
d'r komt wel ne volgende keer

(De gepoetste proleten)

Wat het vernis van de communicatie en de marketing betreft zouden de SP.a top en Patrick Janssens de volgende strofe eens goed moeten laten bezinken:

en altijd dezelfde woorden
in de kulturelen brij
op de radio kunde't horen
ook de kijkers zijn erbij
"eigentijds, milieubewuster"
of "omdat we mensen zijn"
laat ze voor mijn part maar steken
heel uw nieuw' realiteit
want ik kan niet goed geloven
in uw uebermenschlichkeit

(In dien tijd)

Het oeuvre van Wannes Van De Velde is echter allesbehalve zwartgallig. Hij vindt schoonheid en waarachtigheid in het leven van de gewone mensen

langs het venster van den tram
laat ik heel de stad passeren
die daar in de 20 st' eeuw
moedig ligt te paraderen
januari in de kou
want de winter is gekomen
en ik zeg: bonjour madame
door het venster van den tram

(Het venster van den tram)

Of nog:

Honderd rozen uitgelezen
In de vijzel fijngewreven,

En daarbij ‘ne liter melk
Uit de moederlijke kelk

‘k Heb geen zigeunerin van doen
Of geen waarzeggerij;
Hoe dat u moeder u maakte
Weet ik beter, schat, dan gij.

(Comme Facette Mammeta)

Of hij vindt schoonheid daar waar weinig anderen ze menen aan te treffen, in het havengebied of in door kleinburgers en parvenu's verguisde steden:

't Is er allemaal versmolten;
Vlaming, Waal en Siciliaan,Griek en Turk aan één tafel
Bij de pita-Marokkaan

Fluiten lie'kes van Lemaire of Salvatore
Hoofdstad van het land van kolen,
't Is voorwaar geen paradijs,

Maar dees plaats heeft duizend kleuren

Ook al zeggen ze: z'is grijs,
En z'heeft heur eigen stem kunnen bewaren.

(Charleroi)

De minnaars van de "volkseigen cultuur" zullen dat natuurlijk niet graag horen. En ook de volgende zéér actuele strofe niet:

Wanneer alleen nog 't Gouden Kalf wordt vereerd
En 't evenwicht van geest en leden wordt verstoord
En d'omgekochte leiders ons helpen in de nesten
Spreekt dan maar Frans en zwijgt me van de Vlaamse Kwestie

(Zwijgt me van de Vlaamse Kwestie)

Het is een hele grote meneer die ons nu verlaat. Van het formaat van een Jacques Brel. In het Sportpaleis trad hij nooit op. Die lawaaierige tempel van klatergoud is te klein voor hem. Het kleine land dat hij de rug toekeert kan maar op één manier groot genoeg zijn om hem eer te bewijzen. Door alle hypocrisie, valse schijn, zelfgenoegzaamheid en grootheidswaan uit te bannen, en te blijven luisteren naar alles wat hij ons vaak vergeefs trachtte duidelijk te maken: vandaag en alle dagen.

'k wil niet meer wijzen op de pijn
van deez' vermoeide tijden
't zou boter aan de galg zijn
en hier staan preken voor de schijn
wil ik het liefst vermijden
maar alle bitterheid ten spijt
en alle bange vragen
grif ik hier zonder veel lawijt
een simpel teken in den tijd
vandaag en alle dagen

(Ik sta met mijne rug naar 't land)