Met hun beleid van tegenhervorminen behoorden Tony Blair en Gerard Schröder tot de verliezers in de Europese verkiezingen. Sinds de Tweede Wereldoorlog scoorde de SPD voor de eerste keer niet meer dan 22,5 procent van de stemmen in de nationale verkiezingen van 13 juni 2004. Door de lage opkomst van de kiezers met amper 43 procent, betekent dit dat de SPD niet meer dan 9 procent steun verkreeg van het totale electoraat! Wanneer je kijkt naar de absolute cijfers, dan wordt de drastische erosie duidelijk zichtbaar. In 1998 won de SPD de nationale verkiezingen met de steun van meer dan 20 miljoen kiezers. In 2002 konden ze op basis van 16,5 miljoen stemmen nog net aan de macht blijven. Op 13 juni 2004 stemden niet meer dan 5,5 miljoen mensen voor de partij van Schröder. Dit wil zeggen dat in minder dan twee jaar de steun voor de SPD met tweederde achteruitging.

In tegenstelling tot wat sommige permanente optimisten en de meeste SPD-leiders veronderstellen, is dit nog niet het einde van een serie van electorale nederlagen. Komende herfst, winter en lente zullen onprettige verrassingen onvermijdelijk zijn bij zowel de regionale als de lokale verkiezingen. Toch geloven de leidende sociaal-democraten zoals Schröder en zijn ministers, de nieuwe partijvoorzitter Franz Müntefering en de meeste parlementsleden dat hun versoberingsbeleid van de welvaartsstaat vroeg of laat een nieuwe duurzame economische groei zal inzetten. Op die manier zou Jan met de pet uiteindelijk de zegeningen van hun beslissingen begrijpen en de coalitie van de SPD met de groenen in de algemene verkiezingen van 2006 opnieuw aan de macht brengen met hun stem.

In werkelijkheid zullen de rechtse, burgerlijke christen-democraten (CDU,CSU, de voornaamste oppositie in het parlement) dankzij Schröders beleid tweederde van de meerderheid in de Tweede Kamer, de Bundesrat, verkrijgen van zodra de SPD de verkiezingen verliest in de eerste maanden van 2005 in Schleswig-Holstein en Noordrijn-Westfalen. Zo zal de CDU/CSU in de positie komen om elke grote wetgeving door de Bundestag te blokkeren. De resultaten van de Europese verkiezingen onthullen echter dat er geen sprake is van een ommezwaai naar rechts. Toch zijn de extreem-rechtse partijen met hun racistische slogans er in geslaagd om in sommige industriële steden meer dan 5 procent te behalen. Maar hun nationale stem is nog steeds van weinig betekenis.

De groene stem

Terwijl de SPD meedogenloze klappen kreeg toegediend voor Schröders tegenhervormingen, zijn de groenen, Schröders kleinere partner, enorm gesterkt uit de verkiezingen gekomen. In sommige universiteitssteden, binnensteden en trendy voorsteden van de voornaamste steden versloegen de groenen alle andere partijen, en kwamen ze naar voren als de nummer één. Toch is dit niet noodzakelijk een indicatie van de linkse proteststem. Het is juist dat de groenen ongeveer 25 jaar geleden ontstonden als een min of meer linkse protestpartij, en een laag jongeren aantrok die gefrustreerd raakte door SPD-regeringscoalitie met de liberalen. In die dagen losten gehele maoïstische sekten met duizenden aanhangers zichzelf op in de groenen, en in hun zoektocht naar een radicaal en ecologisch alternatief keerde de onvervalste linkse jeugd zich in de jaren ‘80 van de vorige eeuw naar de groenen.

Toch hebben de meeste oprechte linksen sindsdien de partij verlaten. Vele van de radicale studenten uit de jaren ’70 en ’80 zijn nu goedbetaalde schoolleraren, professoren, architecten, ambtenaren, IT-specialisten en professionals die het individualisme hebben geabsorbeerd, en in alle grote klassenkwesties een standpunt verkondigen dat zelfs rechtser is dan dat van de SPD-leiders. De groene leiders en activisten hebben in de meeste kwesties niets te maken met de vakbonden, de arbeidersklasse, oudere pensioensgerechtigden en de armen. Zij lijden immers (nog) niet onder de aanvallen op de welvaartsstaat. Ze kunnen het zich nog steeds veroorloven om dure biologische levensmiddelen te kopen, en zijn blij met de enkele gebaren van de groene ministers die schijnen te strijden voor een beter milieu, voor windmolens in plaats van nucleaire energie, voor organische landbouw enzovoort. De groenen zijn nu gewoon een andere liberale partij, die een beetje meer verlicht en meer multicultureel en ‘progressief’ is dan de traditionele liberalen (de FDP, Vrije Democraten) als het aankomt op de rechten van immigranten en de burgerrechten. Dezer dagen hoort men de christen-democraten steeds meer stellen dat ze in de nabije toekomst zich coalitieregeringen met de groenen kunnen voorstellen.

Partij van het Democratisch Socialisme

Volgens vele activisten in de kleinere socialistische partij, de PDS, hing het lot van de partij grotendeels af van de uitkomst van de Europese verkiezingen. Hun nederlaag in de Bundestag van 2002 en de manoeuvres van het partijapparaat om de harde linkerzijde te verdringen, veroorzaakten een grote crisis en het afhaken van veel oprechte linksen. Indien ze er niet in geslaagd waren om de noodzakelijke 5 procent te halen die nodig is om een parlementaire vertegenwoordiging te verkrijgen, dan was het erosieproces dat sinds ruim twee jaar plaatsvindt in een stroomversnelling gekomen. Uiteindelijk hadden ze 6,1 procent en overschaduwden ze zelfs de liberale FDP. Niettemin is dit getal in absolute termen enkel de weerspiegeling van een bescheiden groei van 12.000 stemmen meer dan de Europese verkiezingen van 1999. De stem voor de PDS in het westen bedroeg een totaal van 325.000 of 1,6 procent. In de oostelijke steden zoals Erfurt, Leipzig, Halle en Magdeburg wonnen ze de Europese verkiezingen, maar ook de lokale verkiezingen die plaatsvonden op hetzelfde moment. In het oosten behaalde de PDS een globale stem van ongeveer 25 procent, terwijl de SPD daalde tot amper 15 procent. Tegen de nationale trend in verloor de PDS stemmen in Berlijn en Mecklenburg-Vorpommen, waar ze met de SPD in de lokale coalitieregeringen zetelen die grote besparingen doorvoeren in sociale uitgaven en onderwijs. Elders, in de statenparlementen van Thüringen, Sachsen en Sachsen-Anhalt, speelt de PDS de rol van de leidende oppositiepartij. Het is in feite een oosterse versie van een sociaal-democratische partij.

Het zou echter een misvatting zijn te stellen dat de gematigde sociaal-democratische elementen binnen het PDS-apparaat de volledige controle hebben. Twee van de zeven toekomstige verkozen parlementsleden op de PDS-lijst werden genomineerd tegen de wil en de vastberadendheid van het partijapparaat: Tobias Pflüger, een radicale anti-militarist en een leidend figuur in de anti-oorlogsbeweging, en Sahra Wagenknecht, een vertegenwoordigster van het ‘communistisch platform’ binnen de PDS. Dit is zeker het geval voor Sahra Wagenknecht, die door de burgerlijke media werd voorgesteld als een “hopeloze zaak van communistische nostalgie”. Doordat zij klassenkwesties naar voren schoof, kon ze zowel in het oosten als in het westen op meer dan honderd verkiezingsontmoetingen en bijeenkomsten rekenen op een warme en positieve ontvangst.

Wat zal er met de SPD gebeuren?

Hoewel bondskanselier Schröder geen enkele reden ziet om van koers te veranderen als gevolg van de verkiezingen, beginnen de partijmilitanten, overvallen door de erosie van zowel de lokale als de regionale aanhang, fundamentele kritiek te uiten. Op recente regionale conferenties en meetings in Hessen, Saarland en Hamburg bestond de voornaamste eis uit de vraag naar een koersverandering ten voordele van de werkende mensen en om de rem te zetten op verdere wetgeving tegen de arbeidersklasse in de context van Schröders ‘Agenda 2010’. Gelijktijdig werd er op een nationale conferentie in Berlijn, bijgewoond door meer dan vijfhonderd vakbondsmilitanten, SPD-dissidenten, gepensioneerde vakbondsleiders, activisten van ATTAC, sommige sektarische groeperingen en andere politieke ‘daklozen’, gediscussieerd over plannen om een nieuwe politieke partij op touw te zetten of veeleer de oprichting van een ‘electoraal alternatief’ (Wahlalternative/ASG) om de welvaartsstaat te verdedigen. Of deze groepering zich zal ontwikkelen tot een levensvatbare politieke formatie met een massabasis valt nog af te wachten. Tot nu toe lijken de politieke verklaringen van hun leiders er op wijzen dat ze terug willen keren naar de goede oude dagen van de welvaartsstaat van Willy Brandt in de jaren ’70 en niet voorwaarts naar een echte socialistische democratie. Hun programmatische stellingen situeren zich aan de rechterzijde van het PDS-programma. Door het politieke vacuüm en de zwakte van de PDS in het westen trekken ze echter de aandacht van duizenden ontgoochelde oude SPD-leden en (ex-)SPD-aanhangers.

Tezelfdertijd kunnen de zaken binnen de SPD eveneens keren. In Saarland blijkt Oskar Lafontaine, voormalig partijoprichter en minister van Financiën, die vijf jaar geleden aftrad na een bitter conflict met Schröder, zich voor te bereiden op een politieke comeback. Op het regionale partijcongres van afgelopen zondag kreeg Lafontaine staande ovaties voor zijn kritische opmerkingen op het beleid van Schröder, terwijl partijvoorzitter Franz Müntefering voor zijn verdediging van de ‘partijlijn’ kon rekenen op een zwak applaus. Vele wanhopige activisten en aanhangers hopen dat vroeg of laat ‘goeie ouwe Oskar’ zal terugkeren naar de nationale politiek en de ziel van de partij zal redden.

Concreet betekent dit dat we het hebben over drie verschillende soorten sociaal-democratie en reformisme (SPD, PDS, Wahlaternative/ASG). Marxisten stellen echter dat de beslissende taak niet bestaat in de oprichting van nog een andere soort sociaal-democratie met vage ideeën, maar daarentegen in het leggen van een stevige fundering voor marxistische ideeën binnen de arbeidersbeweging. Elke regering, beweging of drukkingsgroep die op serieuze wijze probeert terug te keren naar de welvaartsstaat van de jaren ’70, en het privatiseringsproces en de geldstroom van arm naar rijk wil omkeren, zal de weerstand van de heersende klasse moeten confronteren en overwinnen. De situatie in Venezuela toont aan dat een revolutionair perspectief noodzakelijk is om echte hervormingen in het belang van de loontrekkenden uit te voeren en te verdedigen. Indien je serieus bent over veranderingen in de levensomstandigheden ten voordele van de overgrote meerderheid van de bevolking, dan kan je de fundamentele lessen van de geschiedenis niet negeren.