Op 23 november 2020 werden een aantal vakbondsmilitanten, waaronder ABVV voorzitter Thierry Bodson, door de correctionele rechtbank van Luik veroordeeld voor een actie in 2015 waarbij de brug van Cheratte een aantal uren werd geblokkeerd. Op 19 oktober 2021 heeft ook het Hof van beroep de militanten schuldig verklaard.

In de media werd erop gewezen dat het arrest uitvoerig was gemotiveerd. Dit beslaat immers niet minder dan 58 pagina’s. De lengte doet er echter niet toe. Tientallen bladzijden betreffen alleen maar opsommingen van de namen van de beklaagden en datgene waarvan ze beschuldigd worden. Het Hof gaat slechts in enkele bladzijden in op de cruciale vragen.

De heikele punten

De brug werd bezet van 5u30 tot 11u00. Niet alle militanten waren evenwel vanaf de start aanwezig. Zo is Thierry Bodson maar rond 6u30 aangekomen en is er rond 10u00 terug weggegaan.

Het Hof stelt dat het artikel 406 Strafwetboek - dat het “kwaadwillig” belemmeren van het verkeer verbiedt - niet alleen het opwerpen van hindernissen betreft, maar dat ook door de loutere aanwezigheid een misdrijf wordt begaan. Het Hof had blijkbaar van Bodson verwacht dat hij de manifestatie had beëindigd. Vanuit een fluwelen magistraatszetel kan men dat wel opwerpen, maar in de praktijk is dat niet evident, vooral omdat de actie geïnfiltreerd was door “casseurs”.

De vraag of de staking een rechtvaardigingsgrond kan zijn voor de actie wordt in minder dan twee bladzijden afgehaspeld. Er is – volgens het Hof – door de veroordeling in eerste aanleg geen schending van de vrijheid van meningsuiting, noch van het recht op vereniging. De vakbondsactie werd immers als dusdanig niet geviseerd, maar wel de manier waarop ze werd gevoerd. Ook stelt het Hof dat het recht op staking niet moet worden afgewogen tegen andere rechten. Het artikel 406 Strafwetboek zou een terechte beperking van het stakingsrecht zijn.

Slordig werk

Het arrest is op zijn zachtst gezegd rommelig. In eerste instantie is het woordgebruik niet correct. Het draait hier immers niet om het recht op staking (= werkneerlegging) maar om het “recht op collectief optreden” dat expliciet wordt gegarandeerd door artikel 6 alinea 4 van het Herziene Europees Sociaal Handvest (HESH).

Er mag ook worden verwacht dat magistraten hun gedachtegang onderbouwen met verwijzing naar rechtspraak en rechtsleer. Maar dat is hier nauwelijks het geval. Zo wordt bv. op een verwijzing van de eisers naar rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens nauwelijks ingegaan. Het artikel 6 alinea 4 HESH wordt zelfs niet vermeld. Een student rechten krijgt daarvoor een onvoldoende.

En dan is er nog de sanctie. Disproportioneel? Zeker disproportioneel is dat sommigen een hoger tarief krijgen omwille van het feit dat ze een leidende positie hebben in de vakorganisatie. Een actie die uit de hand loopt kan toch niet worden aangerekend zonder aan te tonen dat de persoon iets foutief heeft gedaan? Ook het feit dat er van de (ongeveer) 300 aanwezigen slechts zeventien worden uitgepikt, waarvan vier een leidende positie hebben binnen ABVV, roept vragen op. Het arrest getuigt van minachting voor vakbonden.

Vervolg

De veroordeelde militanten stappen naar het Hof van Cassatie. Indien het hoogste rechtscollege het arrest verbreekt, zal een ander Hof van beroep zich moeten uitspreken. Misschien dat dan zal spelen dat de redelijke termijn om tot een uitspraak te komen, werd overschreden. De feiten dateren immers al van 2015.

Als het Hof van Cassatie de vordering verwerpt, is het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een volgende stap. Het is evenwel niet zeker dat België in Straatsburg op de vingers zal worden getikt. Als het gaat om grondrechten van werknemers en/of vakbonden dan geeft het Hof wel eens niet thuis.