Inhoudsopgave

5. Lessen voor vandaag?

Met de volgende tekst willen we aanknopen met het heden. Wat kunnen we leren uit de eerste wereldoorlog? Wat zijn de gelijkenissen en de verschillen met vandaag?

2014 en de spookbeelden van 1914, Alan Woods (2014)

Terwijl het nieuwe jaar aanbreekt duiken herinneringen op aan het aanbreken van een ander nieuw jaar, precies honderd jaar geleden. Bij het begin van het jaar 1914 waren miljoenen mensen als in een droom aan het afdrijven naar het ravijn. Tijdens die nieuwjaardagen beseften weinig mensen wat hen te wachten stond. Honderd jaren waren voorbijgegaan sinds de slag om Waterloo en de herinnering aan oorlog was vervaagd – toch minstens in Groot-Brittannië. De voorbije oorlog in Zuid-Afrika was niet meer dan een schermutseling geweest en was geëindigd met een overwinning. Het Britse rijk pochte dat de zon er nooit onderging en scheen verzekerd van de wereld suprematie.

Langs de andere kant van het kanaal, dat is waar, langer de zaken enigszins anders. Men herinnerde zich de Frans-Pruisische oorlog van 1870-71 en Elzas-Lotharingen bleef bezet door Duitsland. De Franse generale staf zon op weerwraak, maar in de straten van Montmartre waren de cafés even levendig als altijd en leek oorlog geen onmiddellijke dreiging.

Voor het grootste deel van de 19e eeuw was de bijbel van de burgerij het liberalisme, de politieke uitdrukking van het geloof dat de ontwikkeling van het kapitalisme borg stond voor vooruitgang van de mensheid. De meeste Europese landen hadden een periode van economische welvaart gekend, die eeuwig scheen te blijven duren. De nieuwe technologieën – de telefoon, het stoomschip, de spoor-wegen – hadden de wereld tot éen geheel gesmeed. Je zou het kunnen vergelijken met hetgeen het internet vandaag doet, maar dan op een veel revolutionairder manier.

Vrede en voorspoed werden beschouwd als de normale gang van zaken: «vandaag beter dan gisteren en morgen beter dan vandaag». Velen geloofden dat de Europese economieën zo geïntegreerd waren dat oorlog onmogelijk was geworden. De snelle vooruitgang van wetenschap en technologie waren een bewijs van de voortdurende vooruitgang van de maatschappij en een ijzersterk bewijs van de superioriteit van de Westerse beschaving. Toch eindigde die prachtige droom in augustus 1914 in een verschrikkelijke nachtmerrie. Redelijkheid verwerd tot onredelijkheid. Europa en de ganse wereld stortten zich in het macabere ballet van de dood.

Van vandaag op morgen veranderde alles in zijn tegendeel. Moderne technologie, die eerst een belangrijke bronn van vooruitgang was, veroorzaakte ongeziene verwoestingen op een verschrikkelijke schaal. In plaats van vrijhandel werden overal handelsbarrières opgetrokken. In plaats van liberalisme en democratie was er militarisme, censuur en dictatuur in open of verdoken vorm. Ten minsten 9 miljoen mensen lieten het leven in de Grote Slachtpartij.

De oorzaken van oorlogen

Dikwijls wordt er beweerd dat oorlogen en conflicten onvermijdelijke gevolgen zijn van de agressieve aard van het mensenras (of van de mannen als je zekere feministen mag geloven). In werkelijkheid is dat een uitleg die niets verklaart. Als de mensheid van nature agressief is, waarom is ze dan niet altijd in staat van oorlog? Waar verscheurt de samenleving zichzelf dan niet?

In werkelijkheid is het periodiek uitbreken van oorlogen een uitdrukking van de spanningen die ontstaan in de klassenmaatschappij, die een kritiek punt bereiken waarbij de tegenstellingen enkel maar op gewelddadige manier kunnen worden opgelost. (...)

In uiteindelijke analyse was de oorlog van 1914-18 het resultaat van de late opgang van Duitsland, dat later de kapitalistische weg had ingeslagen dan Frankrijk en Engeland. Dit schiep een aantal onverdraaglijke tegenstellingen. Duitsland voelde dat het ingesnoerd en gewurgd werd door zijn grote rivalen, die konden beschikken over een (koloniaal) imperium. Duitsland had in 1871 een eenvoudige overwinning behaald op Frankrijk en de leidende kliek was aan het zoeken naar een excuus om een oorlog te beginnen die het zou toelaten om Europa te overheersen en landsdelen, markten en kolonies te bemachtigen.

Betekent dit dat Duitsland verantwoordelijk is voor de oorlog? Nee! Het idee dat men de schuld voor het uitbreken van een oorlog kan toewijzen aan deze of gene natie is vals en oppervlakkig, net zoals men de schuld wil geven aan «degene die «het eerste schot loste». Duitsland viel België binnen en dat was ongetwijfeld een verschrikkelijke ervaring voor het Belgische volk. Maar nog veel verschrikkelijker was het lijden van de miljoenen koloniale slaven in Congo, dat onder de heerschappij stond van «poor little Belgium».

De Franse imperialisten wilden Elzas-Lotharingen terugwinnen, hen afgenomen door Duitsland in 1871. Maar ze wilden ook het Rijnland veroveren, onderdrukken en plunderen, zoals later zou blijken uit het verdrag van Versailles. De Britse imperialisten voerden een «defensieve oorlog». Dat wil zeggen dat ze hun geprivi-legieerde positie verdedigden als de grootste imperialistische rover, die miljoenen Afrikanen en Indiërs in slavernij hield in zijn kolonies. De zelfde cynische berekening kan men terugvinden bij al de oorlogvoerende landen, of ze nu groot of klein zijn.

Op die periode terugblikkend, met het voordeel van wat we nu weten, is het niet moeilijk om de redenen te begrijpen voor de catastrofe van 1914. Er waren andere redenen, zoals het conflict tussen Oostenrijk-Hongarije en Rusland voor het meesterschap over de Balkan; er was de ambitie van het Tsarisme om Constan-tinopel te stelen uit de verlamde handen van het stervende (Turks-)Ottomaanse rijk. De bloedige slachtingen tijdens de Balkanoorlogen van 1912-13 waren een verwittiging en bij vele gelegenheden kwamen de grootmachten dicht bij een conflict zelfs voor 1914.

Maar ondanks die voorboden geloofden veel mensen dat er geen oorlog zou komen. Groot-Brittannië en Duitsland waren, na de Verenigde Staten, elkaars grootste handelspartner. Het kon toch niet dat ze elkaar zouden bevechten? Zelf nu, honderd jaar later, zijn er geleerde academici (God behoede ons van geleerde academici!) die beweren dat de Grote Oorlog helemaal niet nodig was geweest, dat men een diplomatieke oplossing had kunnen vinden en dat de mensheid zo een hele hoop problemen had kunnen vermijden en nadien gelukkig in vrede zou hebben geleefd.

Honderd jaar na de Grote Slachtpartij is het gebruikelijk dat niet alleen onze vrienden academici, maar ook sentimentele pacifisten en burgerlijke politici oceanen krokodillentranen wenen over de “zinloosheid van de oorlog”, het onnodig verlies van mensenlevens en zo voort en zo verder. We moeten “leren uit de geschiedenis” zeggen ze ons zodat dit zich nooit meer herhaalt. Het feit dat ook vandaag nog elke dag duizenden mensen het leven laten in oorlogen schijnt hen te ontsnappen. Vijf miljoen hebben er het leven gelaten in Congo. Dat toont hoe juist Hegel was als hij zegde dat de enige les die wij kunnen trekken uit de geschiedenis is dat er nooit iemand iets uit leert.

Als we de wereldpolitiek maar uit de handen konden halen van de onbekwame politici, bankiers en generaal en ze plaatsen in de handen van de geleerde dames en heren van de universiteiten! Kon de wereld maar geregeerd worden door de zachte hand van de Rede! Wat een heerlijke plaats zou ze zijn! Ongelukkig genoeg heeft heel de geschiedenis van de mensheid, ten minste gedurende de laatste tienduizend jaar aangetoond dat mensenzaken niet beheerst worden door Rede. Dat werd reeds ontdekt door Hegel die, ondanks zijn idealistische vooroordelen dikwijls dicht bij de waarheid kwam. Hij schreef dat het belangen en niet de Rede zijn die het leven van de naties regeren.

Waarom is er geen andere wereldoorlog meer gekomen tot nu toe?

Is het mogelijk nuttige paralellen te trekken tussen de situatie die bestond in 1914 en de situatie vandaag? Historische analogieën kunnen soms nuttig zijn. Zij zijn dat echter steeds binnen bepaalde grenzen en het is steeds nodig die grenzen goed in het oog te houden. De geschiedenis herhaalt zich inderdaad, maar doet dit nooit op precies de zelfde manier.

De belangrijkste parallel is dat vandaag weer eens de tegenstellingen van het kapitalisme op een explosieve manier naar voor komen op wereldschaal. Een lange periode van kapitalistische groei – die enkele opvallende gelijkenissen vertoont met de periode voor 1914 – kwam op een dramatische manier ten einde in 2008. Wij zitten nu verstrikt in de grootste economische crisis uit de volledige 200 jaar van het bestaan van het kapitalisme.

In tegenstelling tot wat de theorieën van de burgerlijke economen zeggen heeft de globalisering de fundamentele contradicties van het kapitalisme niet opgeheven. Ze hebben ze enkel gereproduceerd op een veel groter schaal: globalisering uit zich nu als een globale crisis van het kapitalisme. De voornaamste oorzaak van de crisis is exact de zelfde als in 1914: de productiekrachten komen in opstand tegen de twee fundamentele obstakels voor menselijke vooruitgang: het privébezit van de produc-tiemiddelen en de nationale staat.

Ex-marxisten zoals Eric Hobsbawm geloofden dat globalisering een einde zou stellen aan conflicten tussen naties. De revisionist Karl Kautsky zei exact het zelfde honderd jaar geleden. De eerste wereldoorlog toonde aan hoe onzinnig die theorie was. En de toestand waarin de wereld verkeert in 2014 toont de stompzinnigheid van het neo-revisionisme van Hobsbawm. Hoeveel dieper dacht Lenin, wiens klassiek werk Imperialisme, het hoogste stadium van het kapitalisme vandaag even fris en toepasslijk is als toen het werd geschreven.

Maar er zijn belangrijke verschillen. Bij twee gelegenheden, in 1914 en in 1939 probeerden de kapitalisten hun tegenstellingen op te lossen door oorlog. Waarom kan dit niet opnieuw gebeuren? Het is een feit dat de tegenstellingen tussen de kapitalisten vandaag zo scherp zijn dat ze in het verleden al tot oorlog zouden hebben geleid. Daarom de vraag: waarom is er nu geen wereldoorlog?

Het antwoord op die vraag licht in de veranderde machtsverhoudingen op wereldschaal. Duitsland zou geen enkel voordeel hebben bij het binnenvallen van België of de annexatie van Elzas-Lotharingen om de eenvoudige reden dat Duitsland al heel Europa controleert door haar economische macht. Alle belangrijke beslissingen worden al genomen door Merkel en de Bundesbank zonder dat daarvoor een schot moet worden gelost. Misschien kan Frankrijk een oorlog beginnen tegen Duitsland om haar nationale onafhankelijkheid te herwinnen? Het is genoeg de vraag te stellen om de absurditeit ervan in te zien.

De kleine Europese staatjes zijn pygmeeën die al lang geen onafhankelijke rol meer spelen in de wereld. Daarom werd de Europese burgerij gedwongen om de Europese Unie op te richten in een poging om te concurreren met de verenigde Staten, Rusland en nu ook China. Oorlog tussen Europa en om het even welk van de voorgenoemde staten is uitgesloten. Afgezien van al de rest ontbreekt het Europa aan leger, vloot en luchtmacht. Die militaire instellingen worden jaloers bewaard voor de verschillende nationale leidende klassen die, achter een façade van “Europese eenheid”, als katten in een zak vechten voor hun “nationale belangen”.

Uit zuiver militair oogpunt kan geen enkel land het opnemen tegen het kolossale leger van de Verenigde Staten. Maar ook die macht heeft zijn beperkingen. Er zij open tegenstellingen tussen de verenigde Staten, China en Japan in de Stille Oceaan. In het verleden zou dat tot oorlog hebben geleid. Maar China is niet langer een zwakke, achtergebleven natie, die in het verleden gemakkelijk kon worden overrompeld en tot koloniale slavernij gebracht. Het is een groeiende militaire en economische macht, die zijn spieren begint te spannen en zijn belangen veilig te stellen.

De VS heeft zijn vingers al ernstig verbrand in Irak en Afghanistan. Ze waren niet in staat om tussen te komen in Syrië. Hoe zouden ze zelfs maar kunnen overwegen om oorlog te voeren tegen een land als China als ze al niet in staat zijn om te reageren tegen de voortdurende provocaties van Noord-Korea? Dat is een zeer concrete vraag.

Oorlog en revolutie

Voor 1914 werden de illusies van de burgerij gedeeld door de leiding van de arbeidersbeweging in West-Europa. De sociaaldemocratische leiders betaalden nog wel lippendienst aan het idee van het socialisme en aan de klassenstrijd. Op de eerste mei hielden ze nog wel eens radicaal en zelfs revolutionair klinkende toespraken. In praktijk hadden zij het perspectief van een revolutie verlaten voor het reformisme: de overtuiging dat zij in staat waren om vreedzaam, geleidelijk, pijnloos het kapitalisme om te vormen in socialisme in een verre toekomst.

In het ene congres na het andere beloofden de sociaaldemocraten –die op dat ogenblik ook Lenin, Trotsky, Rosa Luxemburg en Karel Liebknecht onder hun leden telden-elke poging van de imperialisten te bekampen om een oorlog te beginnen. Zij beloofden zelfs, indien de oorlog toch zou uitbreken, een revolutionaire strijd tegen het kapitalisme en het imperialisme te beginnen.

Tot hun eeuwige schande hebben al de sociaaldemocratische leiders (met de uitzondering van de Russen, Serven en Ieren) de arbeidersklasse verraden en hun “eigen” heersende klassen gesteund uit “vaderlandslievende” overwegingen. De overtuigende slagzin uit het verleden “arbeiders uit alle landen verenigt u” kreeg een bitter ironische bijsmaak toen arbeiders uit Duitsland, Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië elkaar doodschoten en met bajonetten belaagden in dienst van hun meesters. De situatie leek compleet hopeloos. Toch eindigde de kapitalistische oorlog in revolutie.

De Russische revolutie bood aan de mensheid een uitweg uit de nachtmerrie van oorlogen, armoede en lijden. Ze werd gevolgd door revoluties in andere landen, Duitsland om te beginnen. Maar het ontbreken van een revolutionaire leiding op internationale schaal betekende dat deze revoluties de ene na de andere geaborteerd werden. Het resultaat was een nieuwe imperialistische oorlog, die 55 miljoen doden meebracht en bijna de ondergang van menselijke beschaving betekende.

Twee wereldoorlogen vormen voldoende bewijs voor het feit dat het kapitalisme al zijn mogelijkheden tot vooruitgang heeft verloren. Maar, zoals Lenin het heeft uitgelegd, zal het kapitalisme steeds een uitweg vinden zelfs uit de ergste crisis, zo lang het niet omvergeworpen wordt door de arbeidersklasse. Wat Lenin in 1920 als een theoretische mogelijkheid had gezien, gebeurde in 1945. Ten gevolge van speciale historische omstandigheden kwam het kapitalisme in een nieuwe bloeiperiode. Het perspectief van een revolutie werd uitgesteld, toch minstens in de ontwikkelde kapitalistische landen.

Net zoals in de twee decennia voor 1914 waren de bourgeois en degene die hun lof toezwaaien dronken met illusies. En net als toen vonden die illusies een echo bij de leiders van de arbeidersbeweging. Het is veel erger dan toen. Nu hebben zij elke verwijzing naar een socialistische maatschappij begraven en volledig “de markt” omarmd. Maar nu is het rad 360 graden gedraaid. In 2008 werden de vruchten van het succes in hun monden omgezet tot asse. Net als in 1914 bracht de geschiedenis hen een ruw ontwaken.

Veel mensen ter linkerzijde vragen waarom de massa’s, geconfronteerd met een dergelijke diepe crisis, niet in opstand komen. Wij verwijzen die mensen naar de ervaringen van 1914. Waarom leidde die crisis niet onmiddellijk tot revolutie? Waarom stapten de arbeiders in eerste instantie enthousiast op achter de vlag van hun land? Op deze vraag kan men geen antwoord geven met behulp van formele logica. Enkel de dialectische methode kan klaarheid scheppen.

In tegenstelling tot de idealisten, die denken dat het menselijk bewustzijn de drijvende kracht is van alle vooruitgang, legt het dialectisch materialisme uit dat het menselijk bewustzijn extreem conservatief is. Mannen en vrouwen klemmen zich altijd vast aan hetgeen vertrouwd is: traditie, gewoonten en routine wegen zwaar op het brein. Het kapitalisme houdt de mens levenslang in een keurslijf van gehoorzaamheid, dat vlot wordt doorgegeven van de school naar de fabriek en uiteindelijk naar de kazerne.

De heersende klasse heeft duizend manieren waarop zij het bewustzijn kan modelleren: de school, de preekstoel, de massamedia en bovenal de sterke kracht die men de publieke opinie noemt. De massa’s zullen altijd de weg van de minste weerstand kiezen. Dat zullen ze doen tot de mokerslagen van grote gebeurtenissen hen dwingen om de waarden, de moraliteit, de religie en de overtuigingen die ze heel hun leven gekoesterd hebben in vraag beginnen te stellen.

Dit proces vraagt tijd. Het verloopt niet in rechte lijn, maar is zeer contradictorisch. De soldaten die met vlaggen zwaaiden en patriottische liederen zongen in augustus en september 1914 waren de zelfden die drie of vier jaar later de rode vlag ter hand namen en de internationale zongen. Een immense kloof scheidt deze twee fenome-nen, een kloof gevuld met onbeschrijflijk lijden, gruwel en dood. Het was een harde les, maar een les die goed begrepen werd.

Hoe kun je dat vergelijken met de toestand vandaag? Er is geen oorlog, ten minste toch niet in de betekenis van 1914. Maar vanuit het standpunt van de wereldgeschiedenis zal het jaar 2008 gezien worden als een even belangrijk keerpunt als 1914. Het grote leerproces is begonnen. Lijkt het te traag voor u? De geschiedenis verloopt volgens haar eigen wetten en eigen snelheden. Men kan de processen niet versnellen door ongeduld.

In 1806, terwijl hij de laatste hand legde aan zijn belangrijkste werk “de fenomenologie van de geest”, die ontdekkingsreis van het kennen, zag Hegel Napoleon op een paard rijden door de straten van Jena. “Ik heb de geest van de wereld gezien op de rug van een paard” riep hij uit. De bijbel zegt: “zij hebben ogen, maar zij kunnen niet zien” Kijk om u heen! Kijk naar de straten van Istanbul en Athene, Soa Paolo en Madrid, Cairo en Lissabon, waar de massa’s in beweging beginnen te komen. Vandaag kunnen we zeggen dat de geest van nieuwe wereld overal vorm aan het krijgen is. Ze doet dat niet in de vorm van een individuele held, maar in de vorm van miljoenen anonieme helden en heldinnen die traag maar zeker besluiten aan het trekken zijn en in beweging komen om hun lot in eigen handen te nemen.

Lenin heeft gezegd: “kapitalisme betekent gruwel zonder einde”. De bloedige conflicten die vandaag door de wereld razen tonen dat hij gelijk heeft. Moralisten uit de middenklasse huilen en jammeren over deze gruwelen, maar hebben geen idee wat de oorzaken ervan zijn, laat staan een oplossing. Pacifisten, Groenen, feministen en anderen verwijzen naar de symptomen, maar niet naar de onder-liggende oorzaak: een ziek sociaal systeem dat zijn historische rol heeft uitgespeeld.

De gruwel die we rond ons zien is slecht de uitwendige verschijningsvorm van de doodstrijd van het kapitalisme. Maar het zijn ook de barensweeën van een nieuwe maatschappij die vecht om tot leven te komen. Het is onze taak om die weeën zo kort mogelijk te maken en de geboorte te bespoedigen van een werkelijk humane samenleving.

Iemand wierp de Spaanse revolutionair Durruti eens voor de voeten: “als jij ooit de overwinning behaalt, dan zal je op de top van een ruïne zitten”. Daarop antwoordde Durruti: “Wij hebben altijd geleefd in sloppen en in holen in de muur. Wij weten wat het is om het daar een zekere tijd uit te houden. Maar, en dat moet je niet vergeten, wij kunnen ook opbouwen. Wij zijn het die de paleizen en de steden bouwden, hier in Spanje, in Amerika en overal. Wij, de arbeiders kunnen er nieuwe bouwen om de plaats in te nemen van de oude. En betere dan de oude. Wij zijn niet in het minst bang van ruïnes. Wij zullen de wereld erven, daar is niet de minste twijfel over. Het is mogelijk dat de bourgeoisie haar eigen wereld opblaast en in ruïnes achterlaat voor ze het podium van de geschiedenis verlaat. Wij dragen een nieuwe wereld, hier in onze harten. Die wereld is elke minuut aan het groeien.”

Londen, 6 januari 2014