In zijn boek “Neem de tijd” gaat Koen Haegens, redacteur bij De Groene Amsterdammer, op zoek naar de wortels van wat hij ‘de haastmaatschappij’ noemt. Zijn centrale vraag is waarom grote groepen mensen het vandaag zo druk hebben. Vergeleken met vorige generaties zouden we het nochtans wat rustiger aan kunnen doen, gezien de technologische vooruitgang. Er moeten dus ergens ‘tijddieven’ aan het werk zijn die ons aan het bestelen zijn, stelt Haegens vast.

Hij beschrijft hoe de grens tussen werk en vrije tijd vervaagt door laptop, smartphone en iPad. In veel jobs neemt de werkduur en het aantal onbetaalde overuren toe: de arbeidstijd begint al ’s ochtends in de trein,’s avonds wordt de e-mail nog even beantwoord en in het weekend moet er vaak nog wat werk ingehaald worden. De zesdaagse werkweek is terug van weggeweest, stelt Haegens. De leemten in de tijd verdwijnen overal. Hij zoomt in op de werkdruk in de callcenters van France Telecom en merkt op hoe in veel beroepen de werknemers hun traditionele lunchpauze vervangen door het eten van een broodje achter hun computer. De diefstal van de tijd sijpelt ook over tot buiten de werkplek: mensen wandelen steeds sneller over straat en ergeren zich vaker aan anderen die het bijvoorbeeld ‘aandurven’ om breeduit stil te staan op de roltrap. Het resultaat van dit alles betekent op termijn het einde van de vrije tijd.

Ook de flexibilisering van de arbeid beschrijft Haegens als een vorm van toenemende tijdsdruk: via tijdelijke en uitzendcontracten wordt voorkomen dat op minder drukke momenten het werkritme daalt. Het toegenomen aantal flexwerkers, vooral dan de schijnzelfstandigen, plaatst de betrokken arbeiders in een bikkelharde concurrentie met elkaar, wat hen dwingt om nog harder te werken. Haegens wijdt ook een interessant hoofdstuk aan jongeren, die volgens hem steeds vroeger aan hun cv beginnen te timmeren. Het verschil tussen jeugd en carrière vervaagt. Aan kinderen wordt steeds vroeger tijdsdiscipline bijgebracht en universiteiten verlagen de kwaliteit van het onderwijs om studenten toch maar zo snel mogelijk af te laten studeren. De diefstal van onze tijd gaat blijkbaar gepaard met een gestolen jeugd…

Het sterke punt van dit boek is dat Haegens de ‘drukte’ beschrijft als een maatschappelijk probleem. Er is een veelheid aan ‘psychologische boekskes’ die deze drukte wijt aan een verkeerde mentaliteit van de werknemer, die de nadruk legt op de individuele verantwoordelijkheid en vervolgens vervalt in kwakzalverij als meditatie, geluksgoeroes en stress-coaching. Haegens legt daarentegen de link met het kapitalisme en in het bijzonder met de neoliberale fase ervan. Zijn hoofdconclusie is zeer juist: tijdsdruk is een collectief probleem, dat vraagt om een politiek antwoord.

Haegens lijkt zich helaas niet bewust van het feit dat Karl Marx reeds schreef over “de opvulling van de poriën van de arbeidstijd” (p.384 in de nieuwe uitgave van Het Kapitaal bij Uitgeverij Boom, 2010). Daar gaat Marx uitgebreid in op de intensivering van de arbeid. In zekere zin is de analyse van Marx juister dan die van Haegens omdat Marx duidelijker de tegenstelling tussen lonen en winsten voor ogen houdt en uitlegt welke rol de intensivering van de arbeidstijd speelt in de creatie van (relatieve) meerwaarde. De ‘tijddieven’ waarnaar Haegens op zoek is, zijn in feite de kapitalisten! Hoewel zijn boek vol bewijzen staat, aarzelt Haegens om deze conclusie duidelijk te trekken. Dat leidt tot wat verwarring op het einde wanneer hij de mogelijke alternatieven bespreekt. Die variëren van het enerzijds goed voorstel om ‘de tijd’ als thema centraler te stellen in de syndicale strijd, tot het anderzijds onbegrijpelijk ophemelen van utopische initiatieven van het genre ‘biologische moestuinen’. Het werken in een tuin kan misschien een rustgevend effect hebben bij sommigen, het verandert echter niets aan de oorsprong van het probleem. Wat ontbreekt is de evidente conclusie dat de intensivering van de arbeid tendentieel onvermijdelijk is onder het kapitalisme. We kunnen onze tijd alleen duurzaam herwinnen door te breken met het kapitalisme en de economie op een democratische manier te plannen.

Maar “Neem de tijd” leest als een trein (o ironie) en Haegens doorspekt zijn verhaal met een pak interessante cijfers, welgemikte anekdotes, een toegankelijke en originele bespreking van een reeks vooraanstaande economen (Taylor, Keynes, …) en linkse intellectuelen (Foucault, Harvey, Sennet, …) en een fascinerende greep uit de cultuurgeschiedenis die onze verhouding tot de tijd weergeeft (verschillende romans en films zoals Chaplin’s Modern Times). Met andere woorden: een prachtig boek.

Koen Haegens (2012). “Neem de tijd: Overleven in de to-go maatschappij”. Amsterdam: Ambo. 201 blz. € 17.95