Afgelopen zondag verspreidde zich het nieuws dat IMF-baas Dominique Strauss-Kahn (DSK) tijdens zijn verblijf in een New Yorks hotel een kamermeisje zou hebben aangerand en zou hebben geprobeerd haar te verkrachten. Ondertussen stapelen de bewijzen zich op maar heeft DSK ook ‘de beste’ advocaten ingeschakeld om alsnog te proberen zijn onschuld te bewijzen.

Trends van 18/05/2011 schrijft: “De Amerikaanse minister van Financiën, Timothy Geithner, heeft dinsdag in New York verklaard dat Dominique Strauss-Kahn niet meer bij machte is om het Internationaal Monetair Fonds (IMF) te leiden. Volgens de minister is het bijgevolg belangrijk dat het IMF een plan opstelt dat het Fonds toelaat om een permanente directie te vormen."

De reden dat er in Amerika zoveel ijver bestaat om DSK te vervolgen heeft misschien ook wel wat te maken met zijn recente voorstel om de dollar te vervangen als reservevaluta van de wereld. De Amerikaanse financiële elite zou zoiets waarschijnlijk liever voorkomen. Dat het recente voorval in het New Yorkse Sofitel uitgelokt zou zijn als voorwendsel om het ontslag van DSK te eisen, is echter zeer onwaarschijnlijk.

Los van het feit of hij het gedaan heeft of niet en of hij er al dan niet voor veroordeeld zal worden, valt er veel meer over te zeggen. DSK was immers de favoriete kandidaat van de Franse PS-leiding voor de komende presidentsverkiezingen, een ‘socialist’. Eigenaardig, waren dat niet die mensen die opkomen voor gelijkheid en zo? In het woordenboek Van Dale lezen we “so·ci·a·list de; m,v -en iem die het socialisme aanhangt” even kijken dus wat er dan staat bij socialisme; “so·ci·a·lis·me het; o (het streven naar) een sociaal-economische orde waarin geen klassentegenstellingen bestaan.”

Als we dan vlug even enkele hoogtepuntjes uit de carrière van DSK bekijken, valt meteen op dat hij vooral bezig is met het toepassen van een financieel beleid dat de klassentegenstellingen doet toenemen. In 1997 werd hij door de Franse premier Lionel Jospin (PS) benoemd tot minister van Economie, Financiën en Industrie. Tegen het verkiezingsprogramma van de PS in voerde hij een groot privatiseringsprogramma uit van bedrijven zoals IPO en France Telecom. In de onderzoek- en ontwikkelingssector paste hij een politiek van dereguleringen toe. In 1999 werd hij ook beschuldigd van corruptie in twee financiële schandalen in verband met Elf Aquitaine en de MNEF (studentenziekenfonds).

IMF

Op 28 September 2007 werd DSK, gesteund door de Franse President Nicolas Sarkozy, de Europese Unie, de VS, China en een deel Afrikaanse landen, directeur-generaal van het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Een instelling die wereldwijd niet meteen bekend staat voor haar sociale engagement. Via het IMF en de Wereldbank worden heel wat landen strakke besparingsplannen opgelegd met desastreuze gevolgen voor honderdduizenden, vooral arme, mensen. Ook in Griekenland en Portugal zal het IMF naar aanleiding van de erbarmelijke economische situatie tussenbeide komen en de draconische besparingen waardoor duizenden hun werk of grote delen van hun inkomen verliezen nog doen uitbreiden.

Na zijn aanhouding in New York zei econoom Eswar Prasad dat indien DSK gedwongen zou worden af te treden, het IMF "heel wat moeilijkheden zou hebben een pleitbezorger te vinden die even effectief en vaardig is in het aanhouden van de centrale positie die de instelling in het mondiale monetaire stelsel inneemt".

Via reformisme terug naar liberalisme

Men kan zich afvragen hoe het komt dat mensen die zo een politiek voeren en er blijkbaar zelfs niet eens in slagen een beetje respect op te brengen voor een kamermeisje, leiders van socialistische partijen kunnen zijn. Zoals de definitie van het woord socialisme reeds aangeeft, werden socialistische partijen ooit opgericht met een klasseloze maatschappij als doel. Aangezien de kapitalistische maatschappij een klassenmaatschappij is en de staat er in handen is van de heersende klasse impliceert dit dat het socialisme enkel te bekomen is via klassenstrijd. Een idee dat bij de basis van de socialistische en communistische partijen en vele ongeorganiseerde arbeiders wereldwijd opnieuw aan aanhang wint sinds de effecten van de economische crisis van 2008. De klassenstrijd wordt trouwens veroorzaakt door de heersende klasse die verworvenheden van de arbeidersklasse terugschroeft en afneemt. De arbeidersklasse en haar organisaties ziet zich daarbij genoodzaakt zich te verdedigen en in actie te treden. Wanneer een conflict zich verspreidt over de grenzen van bedrijven en sectoren kan zelfs het voorbestaan van het kapitalisme in vraag gesteld worden. Het kapitalisme brengt haar eigen doodgraver voort, om het met de woorden van Karl Marx te zeggen.

Figuren zoals DSK en velen van zijn collega’s toppolitici in socialistische en communistische partijen overal ter wereld hebben de ideeën van Marx, die aan de oorsprong liggen van de internationale arbeidersbeweging, al lang laten varen en zijn meer begaan met hun eigen positie dan met de emancipatie van de arbeidersklasse. Historisch vindt dit zijn oorsprong in perioden van economische opgang waarbij de arbeiderspartijen electorale successen boekten en de levensstandaard van de gewone werkende mens er gevoelig op vooruitging. Al gauw ontstond een soort arbeidersaristocratie. Mensen die een goedbetaalde positie bekleedden en zich vereenzelvigden met hun collega politici van andere partijen. Ze gingen deel uitmaken van een andere sociale klasse of leefden toch in die overtuiging. Ze begonnen zich te vereenzelvigen met de instellingen waarvoor ze werkten en maakten al snel geen klassenanalyse van de maatschappij meer. Reeds op het eind van de 19e eeuw begon Eduard Bernstein theorieën te formuleren die strijdig waren met de klassieke marxistische analysen en werd zo de grondlegger van het reformistisch of ‘evolutionair’ socialisme. De ideeën van Bernstein en aanverwanten vervingen die van Marx en Engels aan de top van de massapartijen van de arbeidersklasse, eerst in West Europa. Men ging ervan uit dat het socialisme via parlementaire weg zou kunnen worden bereikt en dat men door steeds meer posten in te nemen en hervormingen door te voeren uiteindelijk tot een klasseloze maatschappij zou komen. Deze ideologie stond de beweging niet in de weg om tijdens jaren van serieuze economische opgang een aanzienlijk sociaal vangnet uit te bouwen en de gemiddelde levensstandaard te doen toenemen. In tijden van trage groei of crisis worden de beperktheden van het reformisme echter al snel duidelijk.

De laatste decennia hebben we in vele landen zelfs voorbeelden gezien van ‘socialistische’ ministers die vergaande liberaliseringen, privatiseringen en besparingen hebben doorgevoerd. De redenering werd steeds meer “zonder ons is het nog erger”. De top van de arbeidersbeweging en andere lagen met hen werden afhankelijk van de kapitalistische staat. Ze werden deel van wat ze aanvankelijk probeerden omver te werpen en werden steeds meer een absolute rem op de emancipatie van de arbeidersklasse. Leon Trotski, de Russische marxist en leider van de revolutie van 1917, noemde de top van de arbeidersbeweging het grootste obstakel op weg naar het socialisme.

De transformatie die de leiding onderging is een illustratie van de interpenetratie van tegengestelden, een wet van de dialectiek. Via die analysemethode komt Marx ertoe te stellen dat de omstandigheden het bewustzijn bepalen. De kapitalistische staat die de reformisten dachten te kunnen veranderen met hun ideeën heeft op zijn beurt hun ideeën veranderd. Waar de aanvankelijke reformistische ideeën nog lippendienst bewezen aan het socialisme doken er in de recente geschiedenis ook leiders op die openlijk de ‘vrije markt’ als ideaal verdedigen. De ideologische crisis in de internationale arbeidersbeweging werd nog verder verspreid en uitgediept ten gevolge van de ineenstorting van het stalinisme in Oost-Europa en de voormalige Sovjetunie. De daaropvolgende ideologische aanval op het socialistische ideeëngoed en de triomftocht van de pleitbezorgers van het (neo)liberalisme en de vrije markt had een diepgaand effect op een groot deel van de linkerzijde. De ideologische verwarring nam nog toe en in vele landen nam de actieve deelname en electorale steun verder af.

Mensen zoals DSK zijn het product van de steeds diepere ideologische crisis waarin vele massapartijen van de arbeidersklasse internationaal zich bevinden. Hij begon als militant van de communistische studentenbeweging en ‘evolueerde’ via minister die privatiseringen doorvoert tot directeur van een van de invloedrijkste kapitalistische instellingen. Hij is, of misschien moeten we eerder zeggen was, een van de meest succesvolle leiders van de Europese sociaaldemocratie, mensen die los van een lidkaart van een socialistische partij en wat retoriek meer met liberalisme te maken hebben dan met socialisme.

Zolang de massaorganisaties van de arbeidersbeweging geleid worden door mensen die verstoken zijn van elke band met het ideologische verleden en geen organische band met de arbeidersklasse hebben, zal DSK niet de laatste ‘socialist’ zijn die in opspraak komt. Net zoals in het verleden zal het de arbeidersstrijd zelf zijn die er in de toekomst voor zorgt dat er opnieuw strijdbare leiders zullen opstaan. De wereldwijde toename van de kloof tussen rijk en arm zal revolutionaire bewegingen ontketenen zoals ze tientallen jaren niet meer gezien zijn. Momenteel zien we dit bijvoorbeeld in de Arabische landen. Zulke bewegingen keren de bestaande organisaties, vakbonden en partijen, binnenstebuiten. Ze rekenen af met ‘leiders’ als DSK zoals geen enkele burgerlijke rechtbank dat kan. Wanneer de massa’s in beweging komen is er geen plaats voor leiders die overnachten in hotelkamers van 3000 dollar per nacht en die zichzelf zo superieur achten dat ze geen 'neen' verstaan van vrouwen onderaan de maatschappelijke ladder.