'Wegens de globalisering zullen natiestaten verdwijnen', zo beweren tal van denkers ter linker- en ter rechterzijde. Zij baseren zich daarbij op de waarneembare overheveling van nationale bevoegdheden naar supranationale instellingen (bv. EU, Nafta, WTO). Of deze tendens zich tot zijn eindpunt zal doorvoeren, is ons inziens hoogst twijfelachtig. De toenemende coöperatie kan de toenemende spanningen amper verhullen. En dan bevinden we ons nog in een economische hoogconjunctuur.

Niettemin trachten vertegenwoordigers van de staten inderdaad te komen tot meer internationale spelregels. Een mooi voorbeeld daarvan is de relatieve nieuwkomer World Trade Organisation. In werking getreden op 1 januari 1995 is dit de uitloper van de in 1947 opgestarte General Agreement on Tariffs and Trade. Zoals de naam zegt, was de GATT geen organisatie, maar een multilateraal forum dat zich ontwikkelde via rondes van telkens verscheidene jaren (bv. Kennedy Ronde, Uruguay Ronde). Zij was in het leven geroepen om de handel te bevorderen via tariefreducties. Dit als reactie op het protectionisme en de concurrerende devaluaties van de jaren 30. Tot begin jaren 80 beperkten de tarifaire verlagingen zich grotendeels tot de OESO-landen. De Tweede en de Derde Wereld zweerden eerder bij een of andere vorm van protectionisme. Aan het einde van de Tokyo Ronde ('79) waren de tariefbarrières in de Eerste Wereld lager dan tijdens de zogenaamd klassieke periode van vrijhandel, de era van de Gouden Standaard (1870-1914). Bijgevolg kunnen we de sinds '79 verdergaande liberalisering ten dele zien als de voortzetting van dezelfde trend. Maar er is meer aan de hand.

Golven op de wereldzee

Wat zulke oppervlakkige waarneming niet verklaart, is de plotselinge acceleratie en grootschalige verspreiding van de liberalisering. Trotsky's lange-golven-theorie kan dit daarentegen wel. Deze zegt dat het kapitalisme beweegt in lange fasen van op- en neergang (waarbinnen zich cycli van boom en recessie voordoen). De overgang van een expansieve naar een neergaande fase heeft in hoofdzaak, maar niet exclusief, te maken met de reeds door Marx beschreven tendens tot daling van de winstvoet. Het is juist dát wat we zien gebeuren eind jaren 60, met de turbulente jaren 70 tot gevolg. Enkel al op economisch vlak was daar in '71 de ineenstorting van het systeem van Bretton Woods (vaste wisselkoersen), 74-75 de eerste zware recessie sinds de naoorlogse boom, onmiddellijk gevolgd door een tweede en nog diepere recessie (80-82). Niet voor niets experimenteert het Westen (VK en US) vanaf '79 met een nieuwe economische politiek, het monetarisme, waar decennia lang enkel het keynesianisme gold. Allerlei vormen van neoliberaal beleid treden vanaf de jaren 80 in voege.

Een verdere uitdieping van de internationale handel lag daarbij voor de hand (wat niet wil zeggen dat dit een absolute zekerheid was). Ten eerste was er de voornoemde trend naar liberalisering en de levendige herinnering aan de jaren 30. Ten tweede had diezelfde trend de afhankelijkheidsbanden danig verhoogd. And last but not least, om de daling van de winstvoet tegen te gaan hadden kapitalisten de productie reeds verder geïnternationaliseerd naar opkomende economieën met lage productiekosten en nabije markten. De dalende transportkosten waren hier zeker niet vreemd aan. De veelheid aan nationale wetten en regels belemmeren dit proces daarentegen wel. En daarmee zijn we dus terug bij internationale scheidsrechters als de WTO.

Hoe heersen over de wereldzee?

Zoals gezegd beperkte de GATT zich voornamelijk tot tariefverlagingen. Vanaf de jaren 80 werden deze ook in toenemende mate opgelegd aan de Derde Wereld (en later de Tweede). In Vonk nr.178 kon u lezen hoe het IMF daarvoor de schuldenlast gebruikt. Bovendien werden niet alleen tarieven geviseerd maar tevens niet-tarifaire belemmeringen voor vrijhandel (quota, subsidies, …). Er deed zich m.a.w. een verschuiving voor naar het gehele binnenlands economisch beleid. Opdat de winsten zich zouden herstellen, moesten alle markten open. In neoliberale taal noemt men dat deregulering. Concreet betekent dit dat statelijke regels worden vervangen door de regels van internationale concurrentie. Daarom spreekt men beter van herregulering. Groot probleem: binnen staten had de arbeidersbeweging na een moeizaam proces van klassenstrijd belangrijke verworvenheden kunnen afdwingen. Op internationaal niveau is het kapitaal echter absolute heerser. De stijgende internationale inmenging in nationale aangelegenheden neemt dan ook de vorm aan van een grootscheeps offensief tegen de verworvenheden van de arbeidersbeweging, eveneens om de winstvoet te herstellen.

Een doeltreffend offensief vereist echter een weldoordacht plan, zeker als het verzet na verloop van tijd sterker wordt. Zie hier de condensatie van dit plan: de WTO. Vanzelfsprekend betreft het hier geen wereldkomplot. Wel de institutionele bundeling van de (nochtans tegengestelde) belangen van de machtigen der aarde. Spreekbuis en uitvoerders zijn technocraten en vertegenwoordigers van de nationale staten. Deze laatsten hebben er immers alle belang bij investeerders gunstig te stemmen. Tenminste als ze er van uit gaan dat het de kapitalisten zijn die welvaart creëren, een mening die de meeste beleidsmakers inderdaad aanhangen. Vandaar uitslovers als Van Miert. En vandaar eveneens de neerwaartse druk op lonen en andere productiekosten.

God en de opstandige engel

Dat de procedures van de WTO voor de bevolking allerminst doorzichtig zijn, zal nu niemand meer verwonderen. Onverkozen en oncontroleerbare handelspecialisten zetelen in het tribunaal te Genève. Achter gesloten deuren beslissen zij over het wel en wee van miljoenen arbeiders en boeren. Ze gebruiken daarbij trouwens zeer kwestieuze methoden. Wanneer een land klacht indient tegen een ander land, moet dit laatste bewijzen dat het daaraan niet schuldig is (i.p.v. andersom), zoniet volgen er sancties. Tijdens de vroege Middeleeuwen werd op dezelfde wijze rechtgesproken. Iemand beschuldigt u van hekserij en gij moet een gloeiende staaf vasthouden om te bewijzen dat dit niet zo is. Een godsoordeel noemden ze dat. Nog tijdens diezelfde Middeleeuwen zag men in dat hiermee weinig recht werd gedaan omdat de zwakke uiteindelijk altijd het slachtoffer is. Curieus dat zulke oubollige gebruiken opeens weer opduiken en dan nog wel in de hoogste regionen van onze samenleving. Misschien heeft het iets te maken met diezelfde godswaan.

De globalisering van de productie heeft onmiskenbaar een enorme invloed op het beleid van staten. Of daarmee de natiestaten zullen verdwijnen blijft evenwel de vraag. Maar het is in elk geval duidelijk dat de oude keynesiaanse politiek niet langer mogelijk is. De toenemende verdrukking van arbeiders en boeren in acht genomen, rest socialisten dus nog maar één ding. De boekskes van Marx en Engels van onder het stof halen om daar te lezen dat alleen een revolutionaire klasse de samenleving op een hoger niveau kan brengen. Het kapitalisme en de natiestaat zijn een product van de burgerij. Maar de ontwikkeling van de productieve krachten dwingt hen internationaal te gaan. Daarmee creëren zij internationaal de nieuwe revolutionaire klasse, zoals zijzelf ooit door hun feodale meesters werden gevoed. En uiteindelijk is het alleen die nieuwe revolutionaire klasse die het proces van internationalisering tot een humaan einde kan voeren, in een nieuwe maatschappij: het socialisme. Of in de bombastische doch zeer rake woorden van Marx en Engels: Proletariërs aller landen, verenig u!