In februari kende ons land een belangrijke inflatiestoot. Met 3,64 procent was dit de hoogste stijging in 17 jaar. Wij dachten dat dit reden genoeg is om ongerust te zijn over onze koopkracht. De Nationale Bank ziet het echter anders. De daling van de koopkracht mag "niet overroepen worden" luidt de analyse van deze instelling. De voorzitter van de Nationale Bank, Guy Quaden, probeert ons zelfs gerust te stellen. "We moeten de prijsstijgingen niet dramatiseren. Slechts de 10 à 15 procent armsten worden getroffen."

Karel Van Eetvelt, gedelegeerd bestuurder van UNIZO, doet er een schepje bovenop: "De koopkracht is niet gedaald in België." Peter Temmerman, grote baas van het VBO, heeft een gelijkaardige lef wanneer hij in een debat met Rudy De Leeuw van het ABVV op Kanaal Z zonder blikken of blozen durft te beweren dat "het fameuze winkelkarretje vandaag goedkoper is dan gisteren". Het grote patronale front van de ontkenning heeft tenslotte nog een - ongewild grappige - term voortgebracht namelijk deze van de ‘gevoelsinflatie'. Of met andere woorden: het zit allemaal in het hoofd van de mensen, maar niet in de reële economie.

Wereldwijd fenomeen

Even serieus blijven... De huiseconoom van de ING, Ivan Van De Cloot, berekende onlangs dat de prijzen van bewerkte levensmiddelen, dus alles wat niet vers gegeten wordt, in België driemaal sneller zijn gestegen dan 1 jaar geleden. Met een groei van 8,5 procent is dat ook beduidend hoger dan in de rest van de eurozone. "De vraag is waarom die prijzen zo ongekend snel stijgen. Op het eerste gezicht rijst het vermoeden dat tussenpersonen extra marges pakken onder de dekmantel van de energieprijzen", durft Ivan Van De Cloot aanklagen. Er bestaat een woord om dit fenomeen te beschrijven, namelijk ‘speculatie'.

De prijsstijgingen beperken zich niet tot België of zelfs tot de Europese Unie. Het gaat om een veralgemeend proces in de hele wereld. In de Verenigde Staten stegen de prijzen van de basisproducten met 13 procent. In China kenden de voedselprijzen tot in november een verhoging van 18 procent. In Rusland en Latijns-Amerika rezen de prijzen met 10 procent. In Pakistan en Indonesië met 18 procent.

Een artikel getiteld ‘Het einde van het goedkope voedsel' in The Economist van 8 december geeft ons nog meer aanduidingen over deze wereldkwaal. "Dit jaar was de stijging van de prijzen buitengewoon. Sinds de lente [van 2007, n.v.d.r.] is de prijs van tarwe verdubbeld net zoals de prijs van bijna alle andere granen (...) Hetzelfde betreft maïs, melk en de olieachtige producten. De voedselprijzenindex van The Economist heeft nooit zo hoog gestaan als vandaag en dit sinds die voor het eerst werd berekend in 1845. Zelfs in reële termen hebben de prijzen een stijging gekend van 75 procent sinds 2005."

Prijsstijgingen en het hieraan verbonden verlies van koopkracht zijn historisch gezien steeds een krachtige aanzet geweest voor sociale onrust. Ook vandaag is dat het geval. De hongerprotesten in Marokko, de ‘pastastakingen' in Italië of de betogingen tegen de prijsstijgingen van de Mexicaanse tortilla getuigen hiervan. Prijsstijgingen zorgden ook voor opstoten in Burkina Faso, Egypte, Senegal en Mauritanië.

Eerst probeerde de burgerij de prijsstijgingen te ontkennen. Nu is dat niet meer mogelijk. In de verklaringen die de analisten van het patronaat verspreiden, blijft echter de werking van het kapitalistische systeem buiten schot. Dikwijls gaat het over toevallige of externe oorzaken vreemd aan de werkwijze van het kapitalisme. Inflatie is echter nauw verbonden met speculatie en de anarchie van productie, het is eigen aan de zogenaamde ‘vrije markt'.

Verkeerde schuldigen

Een van de belachelijke verklaringen bijvoorbeeld die wij lazen voor de stijging van de melkprijs was dat China recent haar scholen had verplicht een gratis glas melk te schenken aan haar leerlingen! Dit zou de oorzaak zijn van de melktekorten en dus de hogere prijs van het product.

De meer bekende verklaringen zijn tweeërlei. Ten eerste is er de algemene stijging van de vraag komende van China en India. De vraag naar vlees is daar enorm gestegen en dus ook de nood aan veevoeder. The Economist wijst met een beschuldigende vinger naar de "groeiende rijkdom van de opkomende economieën. De Chinese consument die in 1985 twintig kilo vlees at, verorbert er dit jaar vijftig kilo. Dit verhoogt op zijn beurt de vraag naar granen [om de koeien te voederen, n.v.d.r.]." Dit klinkt bekend in de oren. Het gaat hier om een nieuwe versie van de oude theorie van Malthus, die een wereldtekort aan voedsel voorspelde als gevolg van een te grote bevolkingsaangroei. De 19de-eeuwse geleerde Malthus tekende dit doemscenario uit, steunend op de bewering dat voedselproductie wiskundig trager stijgt dan de bevolkingsaangroei. De feiten spreken dit echter tegen. Sinds 1961 is de bevolking met 112 procent gegroeid en is de graanproductie bijvoorbeeld met 164 procent verhoogd en deze van het vlees verzevenvoudigd.

De tweede ‘officiële' schuldige voor de prijsstijgingen is de biobrandstof. Het is juist dat de productie van biobrandstof het overheersende patroon van landbouwproductie in verschillende landen ernstig verstoort. In de Verenigde Staten zal dit jaar een derde van de maïsproductie gebruikt worden voor de fabricage van deze brandstof. De voedselproductie leidt hier onder. Maar verleden jaar werd slechts 6,5 procent van de wereldgraanproductie ingezet voor biobrandstoffen. Dit kleine aandeel verklaart dus niet de algemene en zo grote stijging van de prijs van voedsel. Het is waar dat dit aandeel zal verdubbelen of zelfs verviervoudigen in de volgende jaren. Vandaag worden de biobrandstoffen echter nogal snel en gemakkelijk met de vinger gewezen als zondebok voor de inflatie. Ze spelen ongetwijfeld een rol maar veel kleiner dan algemeen wordt aanvaard.

Olie en granen

Een van de eerste oorzaken voor de prijsstijgingen is natuurlijk de stijging van de olieprijs. Deze is dan te wijten aan de politieke onzekerheid in de olieproducerende landen, de speculatie en de groeiende vraag. Het duurder worden van de olie treft rechtstreeks de voedselproducten en bijna alle andere goederen. Reden hiervoor is de stijging van de vervoerskosten en ook deze van de mestproducten voor de landbouw. Internationaal zijn de transportkosten van goederen gestegen met 80 procent in 2006 en met 57 procent van juni tot december 2007. Dit argument wordt evenwel misbruikt om de prijzen meer dan nodig te laten stijgen. Uit een onderzoek van de Vlerick Leuven Gent Management School, gedaan in 2007, blijkt dat voedingsbedrijven profiteren van de stijgende grondstofprijzen om hun prijzen te veel op te trekken. Een op drie fabrikanten geeft toe dat de prijsstijgingen van voeding te hoog zijn in verhouding tot de stijging van de grondstofprijzen. Bij multinationals is dit zelfs 55 procent, bij de supermarktketens 67 procent. Slechts 24 procent verwacht dat de verkoopsprijzen opnieuw gaan dalen als de grondstofprijzen opnieuw gaan dalen.

Een andere verklaring ligt in de manier waarop de stijging van de graanprijzen deze van andere producten meesleurt. Volgens de Food and Agricultural Organisation kostte een ton tarwe 152 dollar in 2006 en 204 dollar in 2007. Een stijging van 34 procent. Het prijskaartje voor maïs bedroeg tussen 2001 en 2006 103,6 dollar per ton. Vandaag is dit 158,9 dollar of een stijging met de helft. De stijging van deze granen ligt aan de basis van de hogere prijzen van de andere voedselproducten zoals vlees, eieren of melk.

De stijging van de graanprijzen is echter niet het gevolg van een onderproductie door slechte of mislukte oogsten, natuurlijke catastrofes enzovoort. Eigenlijk is de wereldproductie van granen vandaag nooit zo groot geweest. De reserves zijn daarentegen in 26 jaar nooit zo laag geweest als vandaag. Verleden jaar daalden deze reserves met 40 procent. Een ideale situatie voor speculanten die zich nu winstmarges toe-eigenen van 30 procent.

Dan zijn er nog de productiequota (beperkingen) die de Europese Unie de landbouwers oplegt. Zo zien we hoe het kapitalisme enkel en alleen is toegespitst op winstvergaring en niet op de bevrediging van de noden van de bevolking. Terwijl de prijs van melk spectaculair stijgt, is het waanzinnig dat de EU beperkingen blijft opleggen op de melkproductie. Niet te verwonderen dat deze prijzen de pan uitswingen!

Handjevol multinationals

De verhoging van olie- of graanprijzen zijn echter geen afdoende verklaring voor de algemene prijsstijgingen. Hoe verklaar je dan dat wanneer de aankoopprijs van koffie (bij de landbouwer) daalt, deze in de winkel stijgt? Hoe komt het dat wanneer de oorspronkelijke prijs van kalfsvlees met een derde daalt, de beenhouwer er 6 procent meer voor vraagt. De lijst van die ‘ongerijmdheden' is lang. De verklaring ligt in de controle van multinationale ondernemingen over de productie, de aankoop, het vervoer en de verdeling van het voedsel. Het zijn net die tussenpersonen die weinig of niets toevoegen aan het product, de aankoopcentrales en de grote distributeurs, die zich de grootste winsten toe-eigenen. Op wereldvlak zijn het vijf grote multinationals en twee aankoopcentrales die 75 procent van de voedselverdeling in handen hebben.

Een laatste factor die de stijgingen beïnvloedt, is de speculatie met landbouwgrondstoffen. Nu de zeepbel van de vastgoedsector uiteenspat, zoeken de haaien van de financiën nieuwe winstgevende sectoren. Producten zoals cacao vindt men terug in de speelzaal van de rijken, namelijk op de beurzen. Zij worden daar ‘genoteerd'. In december zorgde speculatie met rijst en tarwe, waarvan de levering in maart 2008 was voorzien, voor historisch hoge prijzen op de beurs van Chicago.

Dit allemaal verklaart dus hoe onze steeds platter worden portemonnee deze van een kleine minderheid van rijken aandikt. Het is de logica van het winstbejag van dit systeem die de prijzen doet stijgen. Deze minderheid controleert de voedselproductie en -distributie. In West-Europa zorgt dit voor verarming. Maar op continenten zoals Afrika of Azië zorgt dit voor hongersnood en massale sterfte. Elke dag sterven er 25.000 mensen aan honger of aan ziektes die verbonden zijn met de armoede. Volgens het Internationaal Fonds voor Landbouwproductie zal elke procent prijsstijging van het basisvoedsel meer dan 16 miljoen mensen in de voedselonzekerheid doen vallen. Nochtans is deze obscene toestand niet het gevolg van het gebrek aan voedsel in de wereld. Zelfs de Financial Times gaf onlangs toe "dat er voldoende eten is in de wereld om iedereen te voeden - op voorwaarde dat de wil hiervoor bestaat". Volgens de ngo 11.11.11 is er vandaag voldoende voedsel op de wereld om 12 miljard mensen te voeden, dat is bijna twee keer de wereldbevolking. Laten we dit systeem dus stoppen voordat het nog meer miljoenen mensen verarmt en doet sterven.