Na de lonen en de werkzoekenden staat vandaag de arbeidsduur in de aanbieding. De koopjes begonnen met de patronale roep naar meer flexibiliteit en overuren, vervolgens deed onze premier er nog een schepje bovenop door te pleiten voor een vierdaagse werkweek van 9 uur per dag, waarna we overspoeld werden met de eis voor een terugkeer naar een veertigurige werkweek en een vermindering van het aantal vakantiedagen. En nu pleiten Duitse economisten zelfs voor een vijftigurige werkweek. Het is duidelijk weer feest in het patronale pretpark dat de arbeidsmarkt vandaag is.

Het algemeen belang is niet algemeen en is niet het onze

Al voor de parlementaire verkiezingen van 13 juni ll. was het overduidelijk dat de politieke agenda bepaald wordt door een patronale kijk op de maatschappelijke problemen die er zijn. Dat is natuurlijk niet nieuw. In een klassenmaatschappij is het immers zo dat de heersende ideologische, filosofische en politieke opvattingen de belangen van de heersende klasse uitdrukken. Aangezien wij vandaag nog steeds in een klassenmaatschappij leven en het kapitaal nog steeds de dominante klasse uitmaakt, is het zo dat de belangen van het kapitaal de bovenhand halen en ook worden voorgesteld als het algemeen belang.

Zo vertelt het kapitaal ons sinds enkele jaren dat er werkloosheid is, niet omdat er te weinig jobs beschikbaar zijn, maar wel omdat de werklozen lui, niet genoeg geschoold of van slechte wil zouden zijn. Er wordt ons ook verteld dat onze arbeid veel te duur zou zijn en het daarom is dat er jobs verdwijnen, dus moeten onze lonen maar naar omlaag. Verder vertelt het kapitaal ons nog dat onze sociale bescherming veel te duur zou zijn en dat onze pensioenen en de ziekteverzekering in de toekomst niet meer betaalbaar zullen zijn. We moeten dus maar allemaal wat meer en wat langer werken en genoegen nemen met wat minder pensioen. En nu wordt ons ook nog verteld dat we terug naar een langere werkweek moeten.

We moeten echter goed begrijpen dat er in onze maatschappij geen algemeen belang is. Wij leven immers in een klassenmaatschappij waarbij de verschillende klassen verschillende en zelfs tegengestelde belangen hebben. In vroegere tijden kon de heersende klasse zich beperken tot openlijke repressie om haar belangen gediend te krijgen. Sinds de Franse revolutie heeft ze daarvoor echter de steun van de arbeidersklasse nodig. Dus worden de belangen van het kapitaal voorgesteld alsof ze het algemeen belang dienen en ook de arbeidersklasse beter wordt van de vooruitgang die het kapitaal boekt.

In de praktijk betekent dit dat de kapitalisten ons ervan proberen te overtuigen dat economische groei op zich een garantie zou vormen voor welvaart. Hoe competitiever de bedrijven zijn en hoe meer winst ze maken, hoe beter de maatschappij in z’n geheel daarvan zou worden. Alles en iedereen die het kapitaal ook maar een strobreed in de weg legt, moet dan ook bestempeld worden als vastgeroest, conservatief en als profiteurs die tegen het zogenaamde algemene belang ingaan.

Het is geen toeval dat de apologeten van het kapitaal ons om de oren slaan met hun eisen en ons in toenemende mate overspoelen met argumenten die ons ervan proberen te overtuigen dan de belangen van het kapitaal ook de belangen van de arbeidersklasse uitmaken. Dit is geen morele discussie over de zin van werken en het gebeurt ook niet op initiatief van enkele rechtse individuen. Integendeel, het is juist de uitdrukking van het feit dat het kapitalisme als economisch systeem op wereldschaal sowieso weinig perspectieven biedt voor de arbeidersklasse en bovendien momenteel serieus in crisis is (lees ook het artikel De paradox van welvaartDe paradox van welvaart). Daarnaast zien we dat de georganiseerde linkerzijde er niet in slaagt om eigen antwoorden te formuleren op die crisis en daarom meeheult met de patronale logica.

Het is uitermate belangrijk dat alle mensen die vandaag in loondienst werken, en daardoor tot de arbeidersklasse behoren, goed beseffen dat de vrije markt als economisch systeem op wereldvlak ons weinig goeds te bieden heeft. Dat heeft niets te maken met het karakter van een individuele werkgever of met een bepaalde partij die ergens de dienst uitmaakt, maar wel met de aard van die economische organisatie waarin we vandaag leven. Om dat te verduidelijken gaan we hieronder in op wat men de bewegingswetten van de kapitalistische economie noemt.

De aard van de kapitalistische economie

Ten eerste moeten alle werknemers goed beseffen dat een ondernemer in het kapitalisme niet produceert om in behoeften te voorzien maar wel om winst te maken. Voor anonieme aandeelhouders geldt dat nog meer. Deze wet komt tot uiting op allerlei manieren, maar wordt misschien nog het best uitgedrukt in de eenvoudige vaststelling dat het rijke westen jaarlijks enorme voedseloverschotten produceert, terwijl in het arme zuiden miljoenen mensen sterven van de honger. Ook de farmaceutische industrie is een goed voorbeeld van deze wetmatigheid. Deze investeert bijna niet meer in de zoektocht naar geneesmiddelen maar legt zich vooral toe op onderzoek naar de behandeling van westerse zieken. Een behandeling brengt immers meer op dan een geneesmiddel en de westerse zieken krijgen voorrang aangezien aan die arme drommels uit het zuiden toch geen geld te verdienen valt. Dit betekent dat een ondernemer in het kapitalisme zijn winstcijfers in laatste instantie laat voorgaan op zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid, en dat verklaart waarom mensen na jarenlange dienst als vuil op straat worden gezet om toch maar een procentje meer winst te maken.

Bovendien is de winst die kapitalisten maken geen vergoeding voor het initiatief dat ze hebben genomen of voor het risico dat ze hebben gelopen. De winst van de kapitalisten is eigenlijk waarde die de arbeidersklasse heeft voortgebracht maar niet terugkrijgt in de vorm van loon. In het kapitalisme is er immers geen vrijheid van onderhandelen wat betreft de prijs van de arbeid. Doordat de productiemiddelen onder het kapitalisme in handen zijn van een kleine minderheid, zijn er ongelijke machtsverhoudingen in het onderhandelingsproces over de lonen. Dat geeft de bezitters van de productiemiddelen natuurlijk een enorme macht, waardoor er eigenlijk geen sprake meer is van een vrije onderhandeling tussen werknemer en werkgever over de prijs van de arbeid. Je kan dan ook zeggen dat die ongelijkheid in de bezitsverhoudingen van de productiemiddelen aanleiding geeft tot uitbuiting. De bezitters van de productiemiddelen weten immers dat de overgrote meerderheid van de mensen bij hen moet komen werken om in hun levensonderhoud te voorzien. Zij bepalen bijgevolg eenzijdig de voorwaarden die de prijs van de arbeid bepalen. Kapitaal is dus geen ding, maar wel een sociale relatie tussen personen. Het slaat op de macht van een kleine klasse om een veel grotere klasse meer arbeid te laten presteren dan de vergoeding die zij daarvoor ontvangen.

Daarnaast moeten we goed beseffen dat de vrije markt gelijk staat met crisis. Meer nog, het zijn de kapitalisten zelf die de crisissen veroorzaken. We hebben al gezegd dat er in het kapitalisme niet geproduceerd wordt om in behoeften te voorzien maar wel om winst te maken. Ondernemers gaan dan ook op zoek naar die activiteiten waarvan zij verwachten dat er veel winst mee te verdienen is. Wanneer een ondernemer dan beslist heeft wat hij wil produceren, gaat hij vervolgens zijn producten aanbieden op de markt. Daar wordt hij echter geconfronteerd met andere ondernemers die zich allemaal hebben laten leiden door dezelfde overwegingen. Met als gevolg dat er meestal niet één of enkele producenten van een bepaald goed zijn maar meerdere producenten, allemaal aangespoord door de verwachting dat er veel winst te verdienen is. Al die producenten gaan ook proberen om zoveel mogelijk te verkopen, want zij willen natuurlijk zoveel mogelijk winst maken. Dus gaan zij concurreren met elkaar. Aangezien die ondernemers zich echter laten leiden door het idee zoveel mogelijk winst te maken en niet door de vraag hoeveel er van dat product echt nodig is, gaan zij produceren wat zij denken te kunnen verkopen. Doordat echter alle producenten die afwegingen individueel maken, zien we dat er meestal veel meer geproduceerd wordt van een bepaald product dan er eigenlijk nodig is en zitten we uiteindelijk met veel meer productiecapaciteit dan we eigenlijk nodig hebben. Hierdoor geraken de markten verzadigd, geraken de zwakkere producenten hun producten niet meer kwijt, moeten die personeel afdanken of zelfs hun onderneming sluiten en zitten we met een crisis. Door herstructureringen en sluitingen wordt de capaciteit in een bepaalde markt dan terug op een gezond niveau gebracht, waarna de hele cyclus weer opnieuw kan beginnen. Wel steeds op kosten van de werknemers natuurlijk.

Dit laatste is opnieuw een belangrijk inzicht. De kapitalisten proberen steeds om hun lasten te verhalen op de arbeidersklasse. In het kapitalisme groeien de lonen over het algemeen aan een lager tempo dan de arbeidsproductiviteit, waardoor de ondernemers altijd maar meer winst maken. Bovendien is de technologische vooruitgang in het kapitalisme ook steeds arbeidsbesparend (machines, automatisering, informatisering enzovoort). Het komt er op neer dat de kapitalist minder gaat uitgeven aan lonen maar meer aan machines allerhande. Die machines moet hij echter aankopen bij andere kapitalisten, die natuurlijk niet zo lief zijn als de arbeiders om slechts een deel van de productiekosten als loon te vragen maar de volle pot eisen. Hierdoor gaat de winstvoet echter dalen, waarop men steeds probeert om de arbeidsproductiviteit nog sneller te laten toenemen. Hierdoor zullen ondernemers nog meer proberen te besparen op de lonen. Dat doen zij op verschillende manieren: door minder personeel aan te werven, door het personeel harder en langer te laten werken, door minder loon uit te betalen of door een combinatie van deze.

Ten slotte moeten we goed beseffen dat alle sociale vooruitgang gerealiseerd is door klassenstrijd. De productieverhoudingen die het kapitalisme kenmerken, staan immers een eerlijke verdeling van de enorme toename van de arbeidsproductiviteit in de weg. De overgrote meerderheid van de bevolking, de arbeidersklasse, kan haar levensvoorwaarden slechts verbeteren door sociale strijd, door klassenstrijd (= de strijd om de verdeling van het maatschappelijk product, van de winsten).

Moeten wij dan meer en langer werken?

Op basis van het voorgaande zeggen wij heel duidelijk dat de eis voor een langere werkweek enkel de belangen van het kapitaal dient. Deze groep vormt slechts een zeer kleine minderheid in onze samenleving. De arbeidersklasse, dat wil zeggen alle mensen die in loondienst werken, en dus de overgrote meerderheid van de mensen die op onze aardbol rondlopen, is niet gediend met die eis. Het idee dat het algemeen belang gediend is met de concurrentiekracht van de eigen nationale bedrijven is een vals idee. Het geeft alleen maar aanleiding tot een neerwaartse spiraal van salarisverlagingen en een eindeloos verlengen van de werkweek. Wat gaan we volgend jaar doen als blijkt dat onze bedrijven alweer niet meer concurrentieel zijn met de Chinezen ? Gaan we dan 50 uur of 60 uur werken? Bovendien is het enorm hypocriet om enerzijds vast te stellen dat wij steeds maar meer rijkdom voortbrengen, maar dat er anderzijds blijkbaar steeds minder van die rijkdom beschikbaar is voor de mensen die deze rijkdom ook effectief voortbrengen. Hoe zit het hier met de maatschappelijke verantwoordelijkheid waar de werkgevers zo graag naar verwijzen? Wanneer gaan de werkende mensen kunnen meegenieten van de lusten waarvoor ze zelf zoveel lasten dragen ? De echte transfers gaan niet van noord naar zuid, maar wel van arm naar rijk.

Het volstaat echter niet om de eis voor een verlenging van de werkweek af te wijzen. De arbeidersklasse moet zelf alternatieven gaan formuleren en in de tegenaanval gaan. Want als wij het huidige vacuüm langs links niet invullen, dan zal het verder ingepalmd worden door de rechterzijde en dan zullen we inderdaad geconfronteerd worden met een langere werkweek, een langere loopbaan, minder pensioen en minder sociale bescherming (zie hiervoor ook het programma dat Vonk verdedigthet programma dat Vonk verdedigt). Er is nog nooit zoveel winst gemaakt, laten we die samen besteden in ons eigen belang, dan zullen we de werkweek zelfs kunnen inkorten.