Het is weer feest op de Beurs. De Belgische beursindex, de Bel20 die de koers van de twintig belangrijkste aandelen noteert, is in de eerste zes maanden van het jaar met 20 procent gestegen. Deze steile curve heeft zich verdergezet tijdens de zomer. De index is nu goed op weg om het 14 jaar oude record van 2007 te breken. De verklaring hiervoor ligt voor de hand. De wereldeconomie en dus ook de Belgische economie blijken te herstellen van de mokerslag van de coronacrisis. Na een historisch diepe en bruuske krimp in 2020, ‘de sterkste daling sinds de Tweede Wereldoorlog’ volgens de Nationale Bank, veert de economie weer op. De internationale en ook de Belgische instellingen voorspellen een aanzienlijke groei van het bbp tussen 4 en 5,5 procent dit jaar. Volgend jaar wat minder. Deze groei maakt de scherpe daling van vorig jaar, meer dan 6 procent, echter nog niet goed. Het is pas het jaar erna dat de omvang van het bbp van 2019 wordt ingehaald. Dit zorgt ervoor dat veel personeelsleden die tijdens de pandemie tijdelijk werkloos waren weer voltijds aan de slag zijn en dat er zelfs in sommige bedrijven aangeworven wordt en tijdelijke of interimcontracten worden omgezet in contracten van onbeperkte duur.

De pandemie was op zich niet de oorzaak van de economische crisis, maar wel de katalysator ervan. Maanden voor de planetaire uitbraak van het virus was er al sprake van een nakende recessie. De opgaande cyclus van de vorige jaren was al in grote mate buiten adem toen de pandemie toesloeg. Elk incident kon toen een recessie uitlokken. Dit was het geval met het coronavirus. De pandemie heeft de inzinking versneld en verdiept.

De huidige remonte is geen verrassing. Er bestaat niet zoiets als een ‘finale ineenstorting’ van het kapitalisme. Zonder een bewuste omverwerping van het kapitalisme door de werkende klasse zal het systeem altijd middelen vinden om zich te redden. Het zal dit doen op de rug van de meerderheid van de bevolking. De traditionele op- en neergang van de economische cyclus blijft functioneren doorheen alle fases van het kapitalisme, ook tijdens crisissen zoals vandaag. Vraag is echter, wat voor een heropleving gaan we meemaken? Is de heropleving het startsein voor een nieuwe en lange periode van economische voorspoed of slechts een pauze tussen twee crisissen? In de jaren 1930 wees Trotski al op het verschil in de op en neergaande beweging van de kapitalistische cyclus: ‘In periodes van kapitalistische neergang, zijn de crises uitgerokken en is het herstel kort, oppervlakkig en speculatief’. Het is net zoals de menselijke ademhaling. Bij een jonge persoon is de ademhaling krachtig en diep. De ademhaling van een stokoude en zieke persoon daarentegen is kort, zwak en pijnlijk.

Een snelle maar fragiele en ongelijke heropleving

Het forse herstel in sommige landen is in eerste instantie het gevolg van het opgepotte spaargeld tijdens de verschillende lockdowns. Dit is vooral het geval bij een gedeelte van de bevolking in de geïndustrialiseerde landen. Het is waar dat de sanitaire en economische crisis veel pijn heeft gedaan aan grote groepen in de samenleving. Maar anderzijds zijn er andere groepen, ook in de arbeidersklasse, wiens inkomen niet werd aangetast en die hun geld niet hebben gespendeerd tijdens deze periode omdat restaurants en cafés gesloten waren en dat reizen moeilijker waren of verboden. Volgens de Nationale Bank hebben ‘de Belgen’, 22 miljard euro aan spaargeld opgepot tijdens deze periode. Het einde van de pandemie en het einde van de lockdown maatregelen betekent bijna mechanisch het heropleven van de consumptie. Dit heeft natuurlijk een positief gevolg voor de economie.

Een andere motor van het herstel is de reusachtige overheidstussenkomst in de economie. Het kostenplaatje van de maatregelen van de regionale en federale regeringen om de economische, de sociale en de sanitaire schok op te vangen loopt op tot meer dan 31 miljard euro. Om de economie zuurstof te geven kocht de Europese Centrale Bank ook massaal effecten van de overheid en bedrijven. Hiermee werd de rente (de huur van het geld) laag gehouden. Er staat nu voor 7.700 miljard euro aan effecten en andere activa op de balans van de bank. Dit is ongezien. Vroeg of laat zal dit ook de inflatie aanwakkeren, tenminste in de meest geïndustrialiseerde delen van het wereldkapitalisme. In de VS steeg de inflatie al tot 5 procent op jaarbasis. Deze wordt nu vooral aangedreven door de krapte van een heleboel grondstoffen, componenten en het beperkte wereldwijde containertransport.

Het IMF waarschuwde reeds in oktober:

“De crisis dreigt langdurige littekens achter te laten op de wereldeconomie, zoals een zwakkere productiviteitsgroei, een zwaardere schuldenlast, grotere financiële kwetsbaarheid en meer armoede en ongelijkheid."

Reinhart, chief economist van de Wereldbank voegt hier aan toe:

"Er zal waarschijnlijk een snelle opleving komen wanneer alle beperkende maatregelen in verband met de lockdowns worden opgeheven, maar een volledig herstel zal wel vijf jaar duren."

Het tijdschrift The Economist is ook zeer voorzichtig. In een zomerartikel beschrijft het toonaangevende liberale blad de breuklijnen die zorgen voor een ‘oneven en broos’ herstel. In de eerste plaats zorgt de ongelijke vaccinatiegraad ervoor dat de pandemie en de negatieve effecten op de wereldeconomie verre van voorbij is. De gedeeltelijke sluiting in China van de derde grootste haven in de wereld, Ningbo, als gevolg van een nieuwe besmettingscluster is het recentste voorbeeld. Ook is er de ongelijkheid tussen vraag en aanbod. Die zorgt voor krapte in microchips en dat hakt dan weer in op de verkoop van auto’s en hardware. Tenslotte is er de torenhoge schuldenberg die vroeg of laat kan leiden tot een strakker kredietbeleid en de vertraging van de economie zoals in China.

Alle hens aan dek voor de winsten!

De kapitalisten zelf beseffen dat deze heropleving mogelijk van korte duur zal zijn en zetten alles op alles om zoveel mogelijk, zo snel mogelijk en zo goedkoop mogelijk te produceren. Veel bedrijven hebben gulzig genoten van de overheidssteun sinds de start van de pandemie. Vandaag willen ze zo snel mogelijk en zo veel mogelijk winsten puren uit de vernieuwde activiteit ten koste van de arbeidersklasse. De winsten herstellen, maar onze lonen noch onze arbeidsomstandigheden gaan dat herstel voelen. Het strakke keurslijf op de lonen (het IPA) dat slechts een stijging van 0,4 procent toelaat, wijst dat aan. Maar er is meer aan de hand. Bij Volvo Cars in Gent, wil de directie de wekelijkse arbeidstijd optrekken van 37u30 naar 40u. Hiervoor zullen de arbeiders geen 40 uren betaald krijgen. De spontane stakingen in de maand juli tegen dat plan hebben het tijdelijk gestopt. Maar de toon is gezet. Volvo Cars wordt een testbedrijf voor de mate waarop het patronaat in het postcorona tijdperk de werkomstandigheden kan terugdringen. Postcorona wordt erger dan pre-corona. Onze problemen krijgen met deze ‘boom’ geen oplossing. Het wordt ook een test voor de vakbonden. Het voorstel van de 40 uren week waartegen de arbeiders spontaan in staking zijn gegaan, werd schandalig genoeg door de vakbondsdelegaties verdedigd op de vloer!

Sociaal partnerschap of klassenstrijd

Velen in de vakbondstop, van zowel het ABVV als het ACV, om maar niet te spreken van het ACLVB, spelen volledig de kaart van het ‘sociaal partnerschap’. Getuige hiervan het discreet afgesloten akkoord tussen vakbonden en patronaat, in de schoot van de fameuze G10, voor de ‘relance van de economie in het postcorona tijdperk’. Deze verklaring van begin september vorig jaar baadt volledig in een geest van ‘samenwerking’ en ‘consensus’. Het VBO doet er lyrisch over

“Deze boodschap van de G10 is niet meer of niet minder dan een mijlpaal, een referentiepunt in de sociaal-economische relaties tussen werkgevers en vakbonden.”

Niet iedereen ziet die ‘sociaal-economische’ relaties op dezelfde manier in de vakbeweging. Gelukkig maar. De 24 uren staking tegen de loonnorm op 29 maart, de verdeelde stemming over het IPA in de grootste vakbonden en de nieuwe betoging tegen de loonwet op 24 september getuigen hiervan. Maar om de strijd goed te voeren moeten de vakbonden, van de top tot aan de vakbondsmilitant op de vloer, zich bevrijden van het begrip van ‘sociale partners’. In de plaats ervan moet er ‘klassenstrijd’ komen in de hoofden en in de praktijk van de vakbondsmilitanten. Onze belangen zijn immers tegenstrijdig EN onverenigbaar met die van het patronaat. Het patronaat is geen ‘legitieme’ partner waarmee men nu en dan wel eens ruziet maar die een recht op bestaan heeft. Neen, de kapitalisten zijn een uitbuitende en onderdrukkende sociale klasse die moet onteigend worden. In de plaats ervan moeten de grote economische en financiële hefbomen genationaliseerd worden en moet een planeconomie worden ingevoerd. Dat is de betekenis van de klassenstrijd gisteren en vandaag. Indien de Covidcrisis iets heeft aangetoond is het dat de bazen, de aandeelhouders, de bankiers enz. helemaal niet essentieel zijn voor het runnen van de maatschappij. Integendeel, zij zijn parasitair. Wij zijn essentieel: de productiearbeiders, de schoonmakers, de vrachtwagenchauffeurs net zoals personeel op treinen, trams en bussen, de kassiersters, het zorgpersoneel, de leerkrachten, de maaltijdkoeriers, noem maar op.

Economische strijd

De economische verbetering hoeft ook geen slecht zaak te zijn voor de klassenstrijd. Mogelijk wordt het zelfs een goede zaak omdat na een lange periode van economisch lijden, waarbij de arbeidersklasse toch tot op een zeker hoogte werd verlamd, dit kan uitmonden in een periode van economische strijd. Onder economische strijd verstaan we een strijd tegen het patronaat voor de verbetering van de werk- en loonomstandigheden van de werkende klasse.

Door middel van de economische strijd zal de arbeidersklasse proberen terug te winnen wat ze heeft moeten afgeven tijdens de vorige periode. Deze strijd is aangewakkerd door de verbeterde toestand van de bedrijven (volle orderboeken, nieuwe klanten, de productie die opnieuw op volle toeren draait, nieuwe aanwervingen, verhoogde winst) die de werkende klasse een nieuw zelfvertrouwen geeft in haar eigen vermogen tot collectieve strijd.

Het verzet tegen de loonwet zal mogelijk in de bedrijven en de sectoren te voelen zijn. De nationale interprofessionele betoging van het ABVV tegen de loonwet van 1996 onmiddellijk op 24 september, net na het afsluiten van het Interprofessioneel Akkoord, is een unicum. Het wijst op een groeiend ongenoegen, bij de achterban en een gedeelte van het vakbondsapparaat, met die verstikkende loonnorm op een moment dat de economie weer aantrekt. Zeker op een moment dat een heleboel prijzen de pan uit swingen: gas met 38,8 procent, diesel met 15,8 procent, elektriciteit en benzine met 15,3 procent. Niet alleen de energieprijzen, maar ook de voedingsprijzen kennen een gevoelige stijging. Volgens Test-Aankoop stijgt de prijs voor voedingsmiddelen gemiddeld van 2 tot 5 procent. Sommige grote merken verhogen hun prijzen zelfs met 10 à 12 procent. Er is dus geen ruimte meer voor gelatenheid en stille aanvaarding. 

Het risico is groot dat de betoging van 24 september louter ‘demonstratief’ is en niet gevolgd wordt door stakingsactie in de bedrijven.Tenminste als we het initiatief in de handen laten van het vakbondsapparaat. De juli-stakingen bij Volvo Cars duiden op een groeiende spanning op de vloer. Deze wordt ook gevoeld in andere bedrijven. Om de loonnorm te doorbreken zullen opnieuw nationale stakingen nodig. Wij moeten het herstel niet betalen met lagere koopkracht en slechtere werkomstandigheden. Dit is geen tijd meer voor gezellig praten met de bazen. Het is tijd dat de vakbondsleiders opstaan en terug vechten.

En op zich is dat nog maar een begin. Als we deze strijd niet kaderen in een strijd voor een radicale verandering van het maatschappelijke model waarin we leven en streven naar een samenleving waarin de productiemiddelen gemeenschapsbezit worden en waar duurzaam geproduceerd wordt in harmonie met de natuur, zullen we steeds verder in een neerwaardse spiraal gezogen worden die alle verworvenheden waar de arbeidersklasse decennia voor gevochten heeft steeds verder onder druk zet en doet afkalven. De enorme intensiteit van uitbuiting van mens en natuur, die steeds verhoogd moet worden om het kapitalisme in stand te houden en de winstcijfers op te drijven, vormt in toenemende mate een bedreiging voor massa’s mensen en ander leven op deze planeet. De beschaving is op een kruispunt gekomen, om verder te groeien moeten we af van de parasitaire wildgroei die het kapitalisme kenmerkt en de weg inslaan van een nieuw soort bewuste, gecontroleerde en duurzame groei in overeenstemming met de behoeften van mens en milieu. Dat is de doelstelling van het socialisme, niet het achterna hollen van de blinde en destructieve groei die het handelsmerk is van de kapitalistische elite.