Het heeft er de schijn van dat 7 partijen er toch nog in zullen slagen om een regering te vormen, al is de CD&V op het moment dat wij dit schrijven weer roet in het eten aan het gooien. Velen hadden het niet meer verwacht na maandenlang geklungel van de tenoren van de Belgische politiek. Maar de onbekwaamheid en dikwijls de radeloosheid van de politici zijn slechts een weerspiegeling van een maatschappij die zich in een enorme crisis bevindt. Als ze er komt wordt de komende regering misschien enkele wittebroodsweken gegund als ze kan uitpakken met enkele positieve maatregelen zoals het optrekken van de minimumpensioenen tot 1500 euro en investeringen in de gezondheidszorg. De coronacrisis heeft maar al te duidelijk gemaakt welke beroepen essentieel zijn voor de maatschappij en zowel de kapitalisten als de politieke partijen beseffen dat ze een enorme volkswoede riskeren als ze hen niet enkele kruimeltjes toewerpen. Dat belet niet dat de ongelijkheid enorm is toegenomen. Welkom als de tijdelijke werkloosheid ook is (op het hoogtepunt 1,3 miljoen!), voor degenen die veel schulden en vaste kosten hebben betekende het een flinke aderlating. Wie werkte in een precaire arbeidssituatie viel doorgaans helemaal uit de boot. Bijvoorbeeld in de cultuursector bleek hoe schijnzelfstandigen van vandaag op morgen in armoede kunnen verzeilen. Tegelijkertijd zijn de beurzen weer aan het opveren, spectaculair in de Verenigde Staten, maar ook in Europa. Dat betekent dat een flink deel van de gigantische bedragen die wereldwijd in de economie werden gepompt - om een totale ineenstorting te vermijden - uiteindelijk toch weer in de zakken van de superrijken belanden.

Maar het zou een gevaarlijke illusie zijn om te geloven dat zelfs de weinige positieve maatregelen om de werkende mensen te beschermen zullen blijven duren. Aan de onderhandelingstafel bij de regeringsvorming weegt zeker loodzwaar de vraag: wat zullen we doen in de toekomst? Hoelang zullen de steunmaatregelen nog duren? Eerder vroeg dan laat wordt de rekening gepresenteerd, zeker in een land met een grote staatsschuld als België. Dan komt de vraag: wie betaalt? Paradoxaal genoeg zal die vraag steeds luider beginnen klinken op het ogenblik dat de pandemie, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van een vaccin, aan het verdwijnen is. Zeer vlug komt dan een tijd dat de rechterzijde, cijfers in de hand zal uitleggen “dat dergelijke gulheid niet langer haalbaar is”, dat ze “de concurrentiepositie van onze bedrijven ondermijnt” enzovoort. Hun remedie voor het gat in de begroting en in de economie zal bestaan uit decennia besparingen, daling van de lonen en afbraak van de sociale zekerheid. Dat zijn de zaken die verborgen zijn onder termen als “modernisering van de arbeidsmarkt”, die opduiken in de eisenbundels van de patroonsfederaties.

Klassenstrijd

Maar we kunnen er op rekenen dat de Belgische arbeidersklasse dergelijke aanvallen niet onbeantwoord zal laten. Nu al zien we opflakkeringen van de klassenstrijd, ondanks de beperkingen die de pandemie opwerpt. Maar strijdbaarheid is niet voldoende, ook een correct programma is nodig. Het voornaamste antwoord dat de huidige arbeidersbeweging aanbrengt op de vraag “wie betaalt?” is een belasting op de grote fortuinen in de vorm van een vermogensbelasting of een vermogenswinstbelasting. Dat is goed (het eerste duidelijk beter dan het tweede, want enkel winsten belasten maakt de opbrengst zeer onzeker). Maar het is verre van voldoende in een tijd dat de wereldmarkt ineenstort en overal handelsoorlogen uitbreken, om van de klimaatcrisis niet te spreken. Een concreet programma van overgangseisen, zoals je steeds kunt terugvinden op de voorlaatste pagina van elke Vonk is onmisbaar. Onmisbaar, niet alleen om de aanvallen af te slaan, om de verworvenheden van de arbeidersbeweging veilig te stellen, maar ook om onze klasse voor te bereiden op de socialistische omvorming van de maatschappij. Dat is geen utopie; degenen die denken dat het mogelijk is een kapitalistische maatschappij te maken waarin de rechten van de arbeiders gegarandeerd blijven, dat zijn de utopisten.

Het nationaal probleem

De marxistische theorie en praktijk beperkt zich niet tot het economische aspect. Een belangrijk thema voor ons is ook het nationaal probleem. Hiermee bedoelt het marxisme de tegenstellingen die in een zelfde land kunnen bestaan tussen bevolkingsgroepen die een andere achtergrond of een andere taal hebben. Marxisten zijn voor een zo groot mogelijke eenheid van de arbeidersklasse, binnen één land en internationaal. Maar om dat te bereiken is het essentieel om ook oog te hebben voor tegenstellingen die de arbeidersklasse kunnen verdelen. De laatste verkiezingen hebben in Vlaanderen bijna een meerderheid opgeleverd voor partijen die Vlaamse onafhankelijkheid prominent in hun beginselverklaring hebben staan. Wij zijn tegen een splitsing van België, niet omdat we een nostalgie hebben naar de Belgische eenheidsstaat -met de Belgische vlag zal je ons niet zien zwaaien- maar omdat we tegen elke maatregel zijn die de arbeidersklasse verdeelt. Het eigenaardige is dat, ook al gebruiken ze dikwijls nationale tegenstellingen om de arbeidersklasse te verdelen, ook de overgrote meerderheid van de kapitalisten de splitsing van België niet willen. Zij beseffen dat dit slecht zou zijn voor hun zaken, door bijkomende administratieve rompslomp en door onoplosbare problemen als het statuut van Brussel en de verdeling van de staatsschuld. Dat is de reden waarom zij er zo lang op aangedrongen hebben om te proberen de N-VA te betrekken bij de regeringsonderhandelingen. In de vorige regering had N-VA immers bewezen dat zij zowel de dictaten van het grootkapitaal slaafs volgden als ook bereid waren hun nationalistische eisen in te slikken voor lucratieve baantjes. Nu komt N-VA waarschijnlijk in de oppositie, samen met het Vlaams Belang. Het is een bijkomende complicatie van de klassenstrijd in ons land, waaraan we in de volgende nummers veel aandacht zullen besteden.