Wat is de EU voor iets? Een plaats voor samenwerking, solidariteit en vrede tussen de Europese landen? Of eerder een door Berlijn gestuurde antisociale pletwals? Mogen we hopen op ‘socialer Europa’ zoals de sp.a dat doet of zit de sociale afbraak in de genen van de EU? Wat is dan een socialistisch alternatief op de EU?

De oorsprong van de EU

In tegenstelling tot de mythe dat de Europese samenwerking na de Tweede Wereldoorlog voortkwam uit idealisme en het idee van ‘nooit meer oorlog’, kunnen we de oorsprong van deze samenwerking vinden in de politieke en socio-economische veranderingen na de Tweede Wereldoorlog.

De wereldoorlogen waren een uitdrukking van het conflict tussen de productiekrachten en de natiestaat. Terwijl de natiestaat historisch een progressieve rol speelde in het ontwikkelen van een nationale markt, betekende de opkomst van grote trusts en monopolies eind 19e eeuw (de voorlopers van de multinationals) dat de natiestaat een te kleine afzetmarkt was geworden voor deze reuzenbedrijven. In enkele decennia werd de gehele aardbol gekoloniseerd door de grootmachten, die op zoek waren naar nieuwe grondstoffen en afzetgebieden. Nadat de wereldkaart opgedeeld was, streefde het laat opgekomen Duitse imperialisme naar herverdeling ten gunste van het moderne Duitse grootkapitaal, terwijl het Britse en Franse imperialisme hun wereldrijken probeerden in stand te houden. Het was deze tegenstelling die uiteindelijk tot de twee wereldoorlogen geleid heeft.

Na de Tweede Wereldoorlog waren de oude Europese machten sterk verzwakt. De grote winnaars waren de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Politiek gezien was de grootste tegenstelling nu die tussen de twee socio-economische systemen, het door de VS geleide kapitalisme en het door de USSR geleide stalinisme. De Marshallhulp van de VS was bedoeld om de dreiging van revolutie en de uitbreiding van de Sovjet-Unie tegen te gaan. Door de Marshallhulp kreeg het moderne Amerikaanse kapitaal veel voet aan de grond in Europa (de Amerikaanse industrie was immers intact gebleven in de oorlog), wat ertoe leidde dat de verzwakte Europese staatjes hun markten trachtten te verenigen, om zo een economisch tegenwicht te bieden. Dit leidde tot de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal en later de Europese Economische Gemeenschap. Een belangrijke speler in dit proces was Frankrijk, dat sinds eind 19e eeuw drie maal door Duitsland in een oorlog verslagen was, en door de gemeenschappelijke markt hoopte om op andere wijze toegang te krijgen tot de Duitse economie, terwijl het de politieke en militaire leidende rol in Europa kon behouden. Uiteindelijk heeft Frankrijk hierin gefaald. De grootste macht in Europa vandaag de dag is immers overduidelijk Duitsland.

We zien dus dat de basis van de huidige EU een gemeenschappelijke Europese markt was, een poging van Frankrijk, Duitsland en andere Europese landen om hun markten te verenigen als bescherming tegen het Amerikaanse (en Japanse) grootkapitaal. Hoewel de Koude Oorlog ervoor zorgde dat de meeste kapitalistische landen in Europa zich bij de NAVO aansloten en hun onderlinge tegenstellingen niet in oorlog uitmondden, is het onzin om te stellen dat de Europese Gemeenschap een idealistisch vredesproject was. In zoverre dat er vrede is geweest in Europa, is dit ten koste gegaan van oorlogen elders. Frankrijk heeft oorlog gevoerd tegen de onafhankelijkheid van Algerije, Europese landen hebben troepen geleverd voor oorlogen in Afghanistan, Irak en Libië, enz. Verder moet niet vergeten worden dat Duitsland en andere EU-landen een belangrijke rol hebben gespeeld in de opdeling van Joegoslavië in de jaren ‘90, wat tot een gruwelijke oorlog op het Europese continent leidde.

Het Europa van het kapitaal

De Europese Economische Gemeenschap en de Europese Unie zijn altijd een project geweest ten voordele van de grote Europese bedrijven. Dat kan men duidelijk zien in Brussel, waar hele legers lobbyisten de belangen van hun bedrijven of sectoren behartigen, door de Europarlementariërs met leuke voordelen en cadeautjes te verleiden.

Maar men kan het ook zien in het economische beleid van de EU. Sinds de oprichting van de EEG is het economische beleid gebaseerd op vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal. De EU is een drijvende kracht geweest achter de privatiseringen van nutsbedrijven. Om een einde aan de inflatie en valutaoorlogen te maken, werd er besloten tot de oprichting van de Europese Centrale Bank en een gemeenschappelijke munt, de euro. Dit was duidelijk in het belang van de grote bedrijven. Voor veel burgers betekende de invoering echter dat de meeste producten duurder werden.

Verder werd het kapitalistische karakter zeer duidelijk weerspiegeld in het handelen van de trojka (de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het IMF) tijdens de Eurocrisis. Het redden van de euro en de belangen van de Duitse en Franse elite was het einddoel, waarvoor de Zuid-Europese arbeidersklasse moest lijden in de vorm van megabezuinigingen, lastenverhogingen en loonverlagingen. De levensstandaard in Zuid-Europa is nu flink gedaald, terwijl de stabiliteit van de euro in het geheel nog niet zeker is.

Momenteel zijn de EU en de VS aan het onderhandelen over een nieuw vrijhandelsakkoord, het TTIP, dat de grote multinationals nog veel meer macht zou geven, inclusief het recht om lidstaten via geheime rechtbanken aan te klagen, als zij verantwoordelijk zouden zijn voor misgelopen inkomsten van deze reuzenbedrijven. Het is duidelijk voor steeds meer mensen: de EU is niet in het belang van de Europese arbeiders- en middenklasse, maar in het belang van de Europese banken en multinationals.

De hysterische angst onder kleinzielig rechtse groepen over een zogenaamde ‘EUSSR’, is gebaseerd op de angst van de kleine ondernemer voor de Brusselse regelzucht. De bureaucraten van de EU worden gemakkelijk vergeleken met die van het vroegere stalinisme. De ‘Brusselse bemoeizucht’ komt echter voort uit het proces van standaardisering. Dit wordt gedreven door de ‘gemeenschappelijke markt’, oftewel de grote multinationals. Zij hebben er belang bij dat er in ieder land dezelfde regels zijn, omdat dat het gemakkelijk maakt om hun producten af te zetten en de Europese markt te domineren. Dat de EU het sommige kleine bedrijven moeilijk maakt, verandert niet het karakter van de EU als instituut in het belang van het grootkapitaal.

Europese superstaat?

Het idee van een machtige supranationale Europese regering is zeer overdreven. Sinds de eurocrisis is er een constant conflict tussen nationale regeringen, de ECB, en de Europese Commissie. Als een van de grotere landen (zoals Duitsland of Frankrijk) echt niet akkoord gaat met een voorstel, dan kan ‘Brussel’ het moeilijk doordrukken. De staat is in de laatste instantie een verzameling gewapende mannen. Politie en leger blijven in handen van de nationale staten en een Europees leger is ver weg.

Er is geen sprake van werkelijke ‘volkssoevereiniteit’, zolang de economieën van de Europese lidstaten gestuurd worden door beslissingen van de bestuurscommissies van grote banken en multinationals. Zolang deze de macht blijven houden, maakt het uiteindelijk weinig uit of de federale regering of de Europese Unie de officiële bevoegdheid over het beleid heeft. Zolang de kapitalisten de heersende klasse zijn, blijven de dwingende wetten van hun systeem in werking, zowel binnen als buiten de EU.

Natuurlijk zouden socialisten tegen iedere poging zijn om de democratie uit te hollen en bevoegdheden van nationale parlementen over te hevelen aan technocratische regeringen, centrale banken of ongekozen Europese bureaucraten. ‘Nationale soevereiniteit’ is echter geen oplossing voor onze problemen. De nationale regeringen hebben in de laatste decennia hetzelfde neoliberale beleid uitgevoerd als waar ‘Brussel’ voor pleit.

De waarheid is dat het kapitalisme in een diepe crisis zit en de heersende klasse geen andere uitweg uit de crisis ziet dan het terugpakken van de vele sociale verworvenheden, om zo de Europese concurrentiepositie te verbeteren. Dit proces zet zich zowel via beleid van de Europese Commissie, als via de nationale regeringen voort. De rechtse partijen zitten in de zak van het bedrijfsleven, en de sociaaldemocraten lopen slaafs achter hen aan. Zie de sociaaldemocratische Franse president Hollande, die verandering beloofde, maar nu weinig in beleid verschilt van zijn conservatieve voorganger Sarkozy. De partijen links van de sociaaldemocraten zouden een alternatief kunnen vormen, maar dan is er wel een heldere analyse en een alternatief programma nodig.

Een socialistisch alternatief

De sp.a en de vakbonden gaan er dikwijls van uit dat de EU een neutrale institutie van Europese samenwerking is, die omgevormd kan worden tot een socialer samenwerkingsverband. Vele andere linkse Europese partijen (zowel in de Europese Socialistische Partij als in Europees Links), geloven dat een ‘sociaal Europa’ mogelijk is door de EU te hervormen.

De eerste taak van de linkse partijen is om alle propaganda te doorprikken. De EU is geen project voor vrede of samenwerking in het belang van iedereen, maar is een samenwerkingsproject in dienst van de Europese multinationals en banken, waarbij in de laatste periode vooral Duitsland en haar satellietstaten zoals Nederland, België en Oostenrijk geprofiteerd hebben. Het is belangrijk om te benadrukken dat de ‘steunpakketten’ aan Zuid-Europese landen niet het doel hadden om de bevolking daar te helpen, maar om de Franse en Duitse banken te financieren.

Niettemin is het tegelijk zeer belangrijk om tegen het opkomende rechts-nationalisme te strijden, dat profiteert van de onvrede. Socialisten horen van nature internationalistisch te zijn, niet vanwege morele redenen, maar omdat het kapitalisme een globaal systeem is dat internationaal bestreden moet worden, en een socialistisch alternatief enkel internationaal gerealiseerd kan worden.

Wanneer een linkse regering in Europa aan de macht komt en zich zou verzetten tegen de dictaten van de trojka (de dictaten van het financieel kapitaal), dan zou deze uiteindelijk uit de EU gegooid worden. Dat is de werkelijkheid die men moet realiseren, in plaats van voor een ‘sociale EU’ of ‘soevereiniteit’ te pleiten. Het belangrijkste voor zo’n linkse regering is om de kapitalistische aard van de EU aan te tonen en een oproep te doen aan de vakbonden, linkse partijen en de werkende klasse in de rest van Europa om hun voorbeeld te volgen. Dit is geen abstract idee. De volgende Griekse verkiezingen zouden door de linkse SYRIZA-partij gewonnen kunnen worden. Partijleider Alexis Tsipras zal dan door de EU en Merkel gepusht worden om concessies te doen, terwijl de Griekse arbeiders, werklozen en gepensioneerden concrete resultaten willen zien.

In deze omstandigheden is het voor de andere linkse partijen belangrijk om vooraan te staan bij het verdedigen van de Syriza-regering, en voor een gelijke regering in eigen land te vechten. Op die manier kan er een socialistisch alternatief voor de EU gevormd worden: een democratisch samenwerkingsverband van onderop, op geheel vrijwillige basis. In deze socialistische federatie van Europese staten is concurrentie vervangen door echte samenwerking en het koppelen van de nationale economieën in een democratisch gepland geheel. In dit socialistische samenwerkingsverband kan er snel een einde gemaakt worden aan de werkloosheid, en kan het Europees continent duurzaam opgebouwd worden.

Voor een socialistische Verenigde Staten van Europa!