De resultaten van de Europese verkiezingen geven een duidelijk beeld van de heersende stemming in Europa. De uitslagen kunnen met twee woorden worden opgesomd: woede en ontgoocheling. De woede kon overal gezien worden aan het gemeenschappelijke kenmerk van deze verkiezingen: het verlies van de politieke partijen die aan de macht zijn.

De enige uitzondering hierop zijn de PSOE in Spanje en de Nieuwe Democratie in Griekenland. De reden hiervoor is duidelijk. Zowel in Griekenland als in Spanje waren er onlangs nog maar nationale verkiezingen geweest waarin de regeringspartijen aan de macht weggestemd zijn. Het is voor de massa’s in deze twee landen dus nog te vroeg om het beleid te beoordelen dat gevoerd zal worden. Spanje en Griekenland vertonen dus dezelfde tendensen als in andere Europese landen.

De ontgoocheling bleek overal duidelijk uit de onvoorstelbaar lage opkomst, met als gemiddelde 44,5 procent over de hele Europese Unie. Zelfs in landen die normaal een hoge opkomst kennen, zoals Griekenland en Italië, waren er veel mensen die liever thuis bleven. In 1979 kwam meer dan 60 procent van het EU-electoraat opdagen voor de Europese verkiezingen van dat jaar. Bij elke opeenvolgende verkiezing is de opkomst naar beneden gegaan, met als grootste daling die van 1999, toen minder dan 50 procent van de kiezers kwam opdagen. Nu is de opkomst op een absoluut dieptepunt beland.

Dit kan niet zomaar verklaard worden door de onverschilligheid tegenover de Europese Unie of het Europees Parlement. ‘Europa’ is geen abstract begrip of een of ander orgaan dat boven alle lidstaten staat. De Europese Unie heeft een duidelijke klasseninhoud. Het is niet het ‘Europa van de mensen’ zoals sommige dromerige liberalen ons zouden willen doen geloven. Het is geen institutie die ontworpen is om de belangen van de werkende mensen van Europa te verdedigen. Neen, het is iets anders. Het is een orgaan dat niet aansluit bij de massa mensen die binnen haar grenzen wonen. De Europese Unie is een instrument in de handen van de kapitalisten van Europa. Het staat onder de controle van de grote Europese imperialisten, in het bijzonder de Duitse, de Franse kapitalisten en hun kleinere broers Italië en Spanje. De Britse kapitalisten maken ook deel uit van dit geheel, maar verkiezen tot nu toe zich in te dekken en niet toe te treden tot de eurozone.

De Europese Unie is een economisch blok dat ontstond na de neergang van alle oude Europese machten. Geen enkele van hen kon alleen opereren op de wereldmarkt. Daarom zijn ze gedwongen samen te blijven als ze willen overleven. Dit betekent echter ook dat ze hun eigen werkende bevolking moeten aanvallen. Ze moeten snoeien in de lonen, de arbeiders langer laten werken enzovoort. Dit is de logica van het kapitalisme aangezien ze moeten wedijveren met sterkere machten in de wereldarena (de VS en Japan in het bijzonder, maar ook opkomende machten als China).

Toen de economie in de jaren ’80 en ’90 een hoge vlucht nam, was het begrijpelijk dat in Europa vele gewone werkende mensen illusies konden hebben dat ‘het leven in Europa’ iets concreets betekende: meer banen, hogere lonen, zelfs betere werkomstandigheden, tenminste op papier wanneer men kijkt naar de Europese richtlijnen over arbeidsrechten.

Maar Europa verkeert nu in crisis. Hoewel de laatste cijfers een heel kleine verbetering tonen, is het algemene beeld weinig hoopgevend. In Duitsland, het grootste land in de EU en de belangrijkste nationale economie, is de werkloosheid ondanks de licht gestegen verkoop in de voorbije periode, blijven stijgen en staat nu op 10 procent, zo’n 4 miljoen mensen. Weg is de tijd van volledige werkgelegenheid en stijgende levensstandaarden. Het algemene beeld is er een van een Europa dat midden in een diepe economische crisis zit.

Niets onderstreept de klassenaard van de Europese Unie beter dan het verdrag van Maastricht, dat strikte beperkingen oplegde aan alle nationale economieën. Het plaatste een limiet op de publieke uitgaven, wat inhield dat alle nationale regeringen van de EU-lidstaten besparingsmaatregelen moesten invoeren. Over heel Europa hebben we hetzelfde liedje uitentreuren moeten aanhoren: om aan de Maastrichtnormen te voldoen moeten we snijden in de pensioenen, moeten we de werkloosheidsuitkeringen verminderen, moeten we privatiseren en ga zo maar door.

De ware aard van de Europese Unie wordt duidelijker en duidelijker voor de arbeiders van Europa, zoals blijkt uit de Europese verkiezingen. Aanvankelijk aanvaardde een deel van de arbeidersklasse dat ze een aantal opofferingen moesten maken. Dit werd vergemakkelijkt door de vakbondsleiding, die dit idee aanvaardde en het verkocht aan de arbeiders met de belofte dat met de euro “alles beter zou zijn”. (lees ook het artikel Het debacle van de Europese grondwet: de ware aard van de Europese Unie wordt duidelijkHet debacle van de Europese grondwet: de ware aard van de Europese Unie wordt duidelijk) Amper een paar jaar geleden was er ten minste in een aantal EU-landen een zeker enthousiasme voor de euro. Men had een ‘sterkere economie’ beloofd. Maar voor de bazen betekende dit iets volledig anders dan wat werkende mensen verwachten van deze term.

Uiteindelijk werd de euro een realiteit. Miljoenen mensen uit heel Europa gebruiken nu dezelfde munt. Maar de droom mondt uit in een nachtmerrie. In vele landen zijn de prijzen de hoogte ingeschoten. Waar men ook gaat, overal klagen werkende mensen over de stijgende kosten voor het levensonderhoud. De officiële statistieken proberen dit te ontkennen. Indien men kijkt naar de officiële inflatiecijfers, lijkt het erop dat we allemaal hallucineren. De officiële cijfers zeggen dat de inflatie laag is, maar de algemene perceptie van de massa’s is dat ze de eindjes niet aan elkaar kunnen knopen. Zoals de oude uitdrukking luidt, “er zijn leugens, verdomde leugens en statistieken...”

Na de gebrachte offers, de besnoeiingen in sociale uitgaven, banen enzovoort, verwachtten de arbeiders wat respijt, een periode waarin het beter zou worden. In de plaats daarvan hebben we de euro, maar de situatie wordt nog erger. De Europese regeringen proberen verdere besnoeiingen te rechtvaardigen met het argument dat “we in hetzelfde muntstelsel moeten blijven”.

Zo zal er geen rustpauze zijn binnen het keurslijf van de euro, de Maastrichtnormen en de gemeenschappelijke markt (lees: binnen de grenzen van het kapitalisme en onder de heerschappij van de multinationals). Elke regering moet de sociale verworvenheden aanvallen en snijden in de welvaartsstaat. Daarbij maakt het niet uit of het een linkse of een rechtse regering is die aan de macht is.

Zoals we al vaker gezegd hebbenZoals we al vaker gezegd hebben, was de euro in werkelijkheid een reactionaire droom, een echte nachtmerrie voor de onderdrukte klassen in heel Europa. Daarom is het niet verwonderlijk dat heel weinig mensen vorige week naar de stembus gingen. Hoewel de Europese Unie immers een reële entiteit is met echte macht, is het Europees Parlement niet meer dan een praatbarak, een plaats waar tweederangsbureaucraten van de verschillende partijen erg hoge lonen verdienen. Dat is de indruk die gewone arbeiders in Groot-Brittannië, Italië, Frankrijk, Spanje hebben. En ze hebben gelijk!

De echte beslissingen worden gewoonlijk genomen door de Europese Commissie, een onverkozen orgaan, in overeenstemming met de wensen van de managers van de multinationals. Wanneer belangrijke kwesties bediscussieerd moeten worden, komt de Ministerraad bijeen om te overleggen. We zien dus dat op Europees niveau de ware aard van de burgerlijke democratie naar buiten komt. Je kunt om de vijf jaar stemmen voor europarlementsleden, maar de echte beslissingen worden ergens anders genomen. De houding van vele mensen is er dus een van: “waarom iemand verkiezen die beslist over dingen die geen belang hebben?”

Nog opvallender was de opkomst in de nieuwe landen van de EU. De politieke onvrede staat hier op een recordniveau. Amper 17 procent kwam bij de verkiezingen opdagen in Slowakije, 21 procent in Polen, 28 procent in Tsjechië, 27 procent in Estland. Dit is erg verbazingwekkend omdat deze landen zich nog maar pas (op 1 mei 2004) aangesloten hebben bij de EU en men had kunnen denken dat er toch op zijn minst enige nieuwsgierigheid zou zijn. De media in West-Europa hadden de uitbreiding van de EU naar tien nieuwe landen de hemel in geprezen. Ze zouden nu profiteren van hun intrede door ‘moderner’ te worden enzovoort. De bevolking van deze landen ging een glorierijke toekomst tegemoet.

In plaats daarvan waren er amper één maand na hun intrede geen vreugdetaferelen in de straten te zien, integendeel. De bevolking van deze landen heeft het gevoel dat ze beschouwd worden als tweederangsburgers van de EU. Ze mogen niet even vrij reizen binnen de Unie als de bewoners van de oude EU. Ze hebben niet dezelfde vrijheid om waar dan ook in de EU een baan aan te nemen. De enige echte ‘vrijheid’ die in deze landen bestaat is de vrijheid van goederen, die over de grenzen heen mogen reizen. Dat is wat de Franse en Duitse bazen verstaan onder de vrije markt. Ze kunnen exporteren naar de nieuwe lidstaten wat ze maar willen. En ze kunnen eveneens fabrieken oprichten in deze landen en de arbeiders een hongerloon uitbetalen, om alles dan terug te exporteren naar de rijkere landen, zonder ook maar enige barrières of grenzen. De arbeiders van Oost-Europa zijn voor hen met andere woorden gewoon goedkope arbeid.

In deze landen komt daar nog een factor bij. Toen de oude stalinistische regimes ineenklapten werd aan de mensen een beter leven beloofd. Privatisering, de ‘markteconomie’, ‘democratie’ enzovoort zouden leiden tot economische ontwikkeling en stijgende levensstandaarden. Een aantal landen kende in de laatste periode inderdaad een sterke groei, zoals Polen en Hongarije. Daar werd echter een hoge prijs voor betaald. De oude welvaartsstaat is systematisch ontmanteld en er kwam een grotere polarisatie tussen arm en rijk. Op die manier zijn grote lagen van de bevolking slechter af dan ervoor. Er bestaat een wijdverspreide desillusie in de gevolgen van de overgang van de oude regimes naar het kapitalisme. Deze polarisatie vindt ook plaats in de meer ontwikkelde landen als Duitsland en Frankrijk.

We hebben het gehad over de erg lage opkomst in heel Europa. Toch tonen de verkiezingen van vorige week één ding duidelijk. Ze wijzen op een groeiende polarisatie tussen de klassen. Ze wijzen er ook op dat de arbeiders van Europa de privatiseringen en besnoeiingen in de pensioenen beu zijn, alsook de groeiende werkloosheid en de algemene terugval van de levensstandaard. Alle regeringen in Europa, of het nu linkse of rechtse zijn, hebben exact hetzelfde beleid gevoerd. De massa’s van Europa hebben tegen deze maatregelen gestemd!

Een nieuwe draai in Oost-Europa

Zoals gezegd is de algemene tendens er een van zware verliezen voor de regeringspartijen. Dit was duidelijk het geval in Oost-Europa, waar de partijen die verantwoordelijk waren voor de toetreding tot de EU, zware verliezen geleden hebben. In Polen kregen de sociaal-democraten amper 9,34 procent van de stemmen! In Tsjechië zagen de sociaal-democraten, die ook in de regering zaten, hun stemmen dalen tot 8,78 procent.

Een ander opvallend fenomeen was in sommige landen de opkomst van partijen die een duidelijk standpunt innamen tegen de EU. De Britse UKIP (United Kingdom Independence Party) is een van de voor de hand liggende voorbeelden. Dit verschijnsel dook ook op in Tsjechië en weerspiegelde zich in het succes van de Communistische Partij, die 20,6 procent behaalde. Het succes van de KP weerspiegelt de anti-EU-stemming in dit land dat amper zeven weken geleden toetrad, maar het duidt ook op een zwenking naar links. Het idee van ‘het communisme’ is dus verre van dood, zoals de westerse media ons zouden willen doen geloven. Jammer genoeg schonk de Tsjechische KP meer aandacht aan haar retoriek tegen de EU dan aan een klassenstandpunt. In plaats van een echt internationalistisch alternatief op de EU naar voren te brengen, vielen ze terug op de oude nationalistische tradities van de stalinisten. Dit ging ook gepaard met een samenwerking met hun eigen lokale burgerij. In de recente presidentsverkiezingen was de steun van de partij doorslaggevend voor de overwinning van Vaklav Klaus, een rechtse bourgeois!

We zien dat grote lagen van de bevolking zich kanten tegen de EU. De tragedie is dat dit door de arbeiderspartijen in Europa niet gekanaliseerd wordt in een antikapitalistisch socialistisch standpunt. Zodoende spelen de linkse leiders in de kaart van de nationalisten en halen ze de vlag van de arbeidersbeweging door elkaar met die van onze vijand. Het is van levensbelang dat de arbeiderspartijen een duidelijk internationalistisch klassenalternatief naar voren schuiven en vechten tegen deze nationalistische tendensen. De oplossing voor de massa’s in Polen, Hongarije of zelfs Denemarken of Zweden is niet nationale afzondering, iets wat onmogelijk is in het hedendaagse kapitalisme. Echte socialisten en echte communisten kunnen het alternatief niet louter als voor of tegen de EU voorstellen.

Jazeker, wij zijn tegen de Europese Unie wegens zijn kapitalistisch uitgangspunt dat erop gericht is het West-Europese imperialisme te versterken. Maar het alternatief kan geen zogenaamde nationale onafhankelijkheid zijn. Zelfs buiten de EU zouden de kapitalisten doorgaan met hun aanvallen tegen de arbeiders. Zelfs in Zuid-Afrika heeft de regering een grens van 3 procent van het BNP op het begrotingstekort opgelegd, dezelfde normen als die van Maastricht, en Zuid-Afrika zal zeker nooit lid worden van de EU. De maatregelen zijn overal hetzelfde omdat het het wereldwijde kapitalisme is dat in crisis verkeert. Daarom kan onze strijd zich niet beperken tot het nationale niveau. Hij moet internationaal zijn, voor de socialistische omvorming van geheel Europa, samen met de rest van de Europese arbeiders.

Duitse SPD betaalt voor haar besparingsproblemen

In Duitsland leed de SPD haar grootste nederlaag uit haar geschiedenis, met 21,4 procent van de stemmen. Vergeleken met de laatste nationale verkiezingen (2002) verloor Schröders partij 17 procent van de stemmen. Wie kan dan nog beweren dat deze uitslag niet te wijten is aan de besparingspolitiek van de SPD-regering? Vorig jaar zagen we in Duitsland grote betogingen tegen ‘Agenda 2010’, het regeringsbeleid van besnoeiingen in de pensioenen en de welvaartsstaat. Veel SPD-stemmers stemden deze keer niet voor de partij en bleven liever thuis. Een onderzoek toonde dat ongeveer 11 miljoen mensen deze keuze maakten. In overeenstemming met wat we over geheel Europa zagen, ging de traditionele linkse stem niet naar rechts. De christen-democraten in Duitsland konden niet echt profiteren van het ter ziele gaan van de SPD. Ze wonnen slechts gedeeltelijk van de achteruitgang van de SPD. Het CDU kreeg 4,2 procent minder dan in 1999!

Het protest van linkse stemmers ging naar ergens anders. De stemmen gingen naar wat men als links van de SPD aanzag. Ze gingen voornamelijk naar de groenen, die hun percentage verdubbelden, en naar de PDS, die 6 procent van de stemmen kreeg. Het is belangrijk dit te onderstrepen. De nederlaag van de SPD leidde niet tot een groei voor het CDU, en dit is duidelijk een gevolg van de massademonstraties van het voorbije jaar. De mobilisatie van de arbeidersklasse leidt over het algemeen tot een politieke radicalisering naar links.

Nederlaag van Franse rechterzijde bevestigd

In Frankrijk leed Raffarin opnieuw een zware nederlaag na de vorige afstraffing in de regionale verkiezingen van april. De rechterzijde is nu meer dan ooit verdeeld. De nieuwe partij die door Chirac twee jaar geleden opgericht werd, de UMP, kreeg maar 16,6 procent van de stemmen, en de UDF, de andere rechtse regeringspartij, kreeg 12,2 procent, samen met Le Pen en twee andere rechtse partijen. In plaats van rechts dus te verenigen, heeft Chiracs poging om de rechtse krachten weer op te bouwen, alleen maar nieuwe verdeling gezaaid.

Dit is geen proces dat zich in een vacuüm ontvouwt. Het is een direct gevolg van de betogingen van de Franse arbeiders van de laatste paar maanden. Vorige week nog was er een betoging tegen de geplande privatisering van de elektriciteit en het gas, waarin meer dan 10.000 arbeiders marcheerden door Parijs.

Dit protest tegen het rechtse beleid is gekanaliseerd in de Socialistische Partij, die bijna 30 procent van de stemmen kregen, en gedeeltelijk in de Communistische Partij, die 5,8 procent optekende. Dit bevestigt de verbazingwekkende lotgevallen van de grote Franse politieke partijen in zo’n korte periode. Nog niet lang geleden behaalde de rechterzijde alarmerende overwinningen in Frankrijk, wat een reactie teweegbracht onder de arbeiders en jongeren. Kortzichtige commentatoren voorspelden jaren van reactie en toonden daarmee alleen aan hoe oppervlakkig hun analyse wel was. Ze weigerden het algemene beeld te zien dat zich ontplooide. Nu zijn de oude traditionele massapartijen van de Franse arbeidersklasse terug.

Dit is het bewijs dat de twee traditionele partijen van de Franse arbeidersklasse nog steeds een grote aanhang hebben bij de massa’s. Wanneer miljoenen arbeiders in Frankrijk een rechtse regering als die van Chirac en Raffarin willen wegstemmen, dan is het duidelijk naar wie ze zich richten: naar de PS en de PC.

Dit is precies het tegenovergestelde van wat de sektarische linkse groepen als LCR of Lutte Ouvrière (LO) verwacht hadden. Al vele keren hebben ze de Socialistische of Communistische Partij ‘dood’ verklaard. Hun successen in de presidentsverkiezingen overtuigden hen hier nog meer van. Ze zagen zichzelf steeds verder groeien tot ze de voornaamste kracht van de Franse arbeidersklasse zouden worden. De realiteit komt echter hard aan en heeft hen doen ontwaken. Nu is het extreem-links dat in crisis verkeert. De gezamenlijke LCR-LO-lijst haalde een povere 2,6 procent in deze verkiezingen en bevestigt daarmee wat wij altijd al gezegd hebben. Ze hadden succes door een aantal proteststemmen binnen te halen, maar wanneer het erop aankomt de rechtse burgerlijke partijen weg te halen, richten de massa’s zich tot hun traditionele organisaties. Dat zeggen we niet om ons te verkneukelen, maar om de aandacht te trekken van de bewustere lagen van de arbeiders en jongeren voor hoe de arbeidersklasse beweegt. Als we hier niet uit leren, zullen we ernstige fouten maken in hoe we de arbeidersklasse als geheel benaderen.

In Frankrijk staat nu een nieuwe wending in de klassenstrijd en een langdurige crisis van de rechterzijde in het verschiet. De marxisten zullen weten hoe zich te richten tot de arbeiders en hoe een alternatief te bouwen binnen de arbeidersbeweging.

Een dreun voor Berlusconi

Als Chirac in Parijs nu aan het huilen is, dan is Berlusconi in Rome zeker niet aan het lachen. De uitslag van de Europese verkiezingen in Italië is belangrijk omdat ze een politieke test waren voor de rechtse regering-Berlusconi. Hoewel de lage opkomst in vele landen de resultaten enigszins beïnvloed kan hebben, kan Berlusconi zich hiermee niet troosten. De opkomst in Italië bedroeg 73 procent en was daarmee een van de hoogste. Forza Italia, de partij van Berlusconi, werd zwaar verslagen in de Europese en de regionale verkiezingen (die op dezelfde dag plaatsvonden). Berlusconi verloor 4 miljoen stemmen vergeleken met de nationale verkiezingen van 2001, en viel van 29,5 procent terug tot 21 procent van de stemmen. De laatste tijd had Berlusconi te kampen met moeilijkheden. En hij wou de Europese verkiezingen duidelijk een referendum laten zijn over de steun voor hem. Hij had gehoopt dat dit de steun voor hem als eerste minister zou bevestigen. Jammer genoeg voor hem was het tegenovergestelde het geval, aangezien hij duidelijk verloor.

De linkerzijde bevindt zich in Italië echter in een gelijkaardige positie als de rechterzijde in Duitsland. Ze bleken niet in staat om in te pikken wat Berlusconi verloor. De oppositie kon maar gedeeltelijk profiteren van dit verlies. De Linkse Democratie (de DS, de vroegere PDS, het grootste deel van de oude Italiaanse Communistische Partij), La Margherita (een burgerlijke partij samengesteld uit een fusie van kleinere krachten) en een van de vele afsplitsingen van de oude Socialistische Partij stonden op een lijst die ‘Verenigd in de Olijfboom’ heette. Dit is een poging zich te baseren op de oude Olijfboomcoalitie die het land regeerde voor Berlusconi aan de macht kwam in 2001. Deze lijst behaalde 31 procent, wat opvallend is omdat de drie partijen op dezelfde dag apart opkwamen in de lokale verkiezingen en hun gecombineerde resultaat daar groter was dan 31 procent. Dat wijst erop dat sommige van hun aanhangers de partners waarmee ze in zee gegaan zijn, niet genegen zijn.

De officiële linkerzijde moest het gelag betalen voor haar afwachtende houding over Irak. Het is pas een paar weken voor de verkiezingen dat ze opriepen voor de terugtrekking van de Italiaanse troepen, waardoor mensen maar moeilijk konden geloven dat het hen menens was. Maar ze betaalden ook voor hun programma, dat niet zo erg verschilt van hetgeen Berlusconi aan het doorvoeren is. We moeten in het achterhoofd houden dat de Olijfboomcoalitie zware besnoeiingen, privatiseringen, deregulering van arbeidsomstandigheden enzovoort doorgevoerd heeft, en vele mensen zijn dit niet vergeten. Deze keer hadden de mensen dus minder illusies dat zij een echt alternatief op Berlusconi konden zijn.

Net als in de rest van Europa zijn er in Italië echter ook aanwijzingen dat er een draai naar links plaatsvindt, ondanks het zwakke resultaat van de DS. Dit kwam tot uiting in de stemmen voor de PRC (de partij die voortsproot uit de linkerzijde van de oude Italiaanse Communistische Partij), die van 5 naar 6,1 procent ging. Een totaal van 13 procent ging naar partijen die links van de DS stonden. Deze linkse draai bleek ook duidelijk uit de lokale gemeenteraadsverkiezingen, waar de centrum-linkse coalitie in alle belangrijke raden won die herverkozen werden, zoals de Sardinische regionale raad en de gemeenteraden van Bari, Padua en Bologna, waar Cofferati, de voormalige algemeen-secretaris van de CGIL, verkozen werd als burgemeester. Het meest opvallende was het feit dat van de 63 provinciale raden, er amper drie naar rechts gingen! Dit is een zware dreun voor de rechterzijde.

Eens te meer zien we hoe de klassenstrijd en de mobilisatie van de arbeidersklasse een invloed heeft op het electorale front. In alle regio’s waar we belangrijke arbeidsconflicten gezien hebben, zoals Melfi, kreeg de PRC meer dan 10 procent, een stuk boven het nationale gemiddelde. In Sicilië (tot de laatste verkiezingen een bolwerk van rechts) versloeg de verenigde Olijfboomlijst Berlusconi.

Door de verdeling van links en het verwarrende effect van de alliantie van de DS met een aantal zogezegde ‘centrum-linkse’ burgerlijke partijen, zijn deze uitslagen maar een zwakke en vervormde weerspiegeling van de ene na de andere golf van klassenstrijd in de laatste periode. Deze verkiezingsuitslag zal nu de crisis van de regering-Berlusconi nog verder verdiepen. Nog voor de verkiezingen waren er duidelijk splitsingen in zijn coalitie. Deze verkiezingsuitslag zal het nodige vertrouwen geven “dat Berlusconi verslagen kan worden”.

Algemene conclusies

De Europese verkiezingen bevestigen wat al duidelijk was voor al wie ogen had. Ze betekenen een algemene verwerping van de antisociale maatregelen die door alle regeringen in Europa in de voorbije periode werden doorgevoerd. Of het nu een nederlaag voor links of rechts was, de massa’s stemden tegen hetzelfde beleid. Dit moet de heersende klassen van Europa zorgen baren. Het is een duidelijk signaal dat de massa’s tegen hen zijn.

Eveneens duidelijk was het feit dat er geen duidelijk klassenalternatief was dat het nodige enthousiasme kon brengen voor een links programma. Zonder zo’n duidelijk alternatief nam dit protest soms de vorm aan van een stem voor partijen als de United Kingdom Independence Party in Groot-Brittannië, of andere reactionaire partijen zoals in Oost-Europa. Dit is echter maar een tijdelijk fenomeen. Het is te wijten aan de zwakte van de leiding van de arbeidersbeweging of, zoals in Groot-Brittannië, omdat de traditionele arbeiderspartij, de Labour Party, onder Blairs leiding aan de macht was en een scherpe aanval ingezet heeft op de arbeidsrechten. Het is een stem tegen Blair, niet voor de reactionaire oplossingen zoals naar voren gebracht door de UKIP.

Het stemgedrag in Europa toont ook aan dat wanneer de arbeidersklasse sterk begint te bewegen, de arbeiders zich steeds richten tot hun traditionele massaorganisaties. Dit was duidelijk het geval in Spanje, waar de PSOE een ‘verrassingsoverwinning’ optekende in april. We zagen dit ook in Frankrijk en dit is gedeeltelijk ook zo in Italië. De arbeiders zullen opnieuw en opnieuw proberen hun partijen te veranderen. Deze partijen zullen opnieuw aan de macht gebracht worden door de arbeidersklasse. Wanneer ze niet uitvoeren wat de werkende mensen willen, zullen ze nederlagen lijden en afgezet worden, maar na een periode van rechtse regeringen zullen ze ernaar terugkeren. In dit proces zullen de arbeiders leren dat ze niet alleen moeten stemmen, maar ook actief betrokken raken om deze partijen te heroveren voor de arbeidersklasse en haar historische idealen.

Het slechte resultaat van de RESPECT-coalitie in Groot-Brittannië (amper 160.000 stemmen), die opkwam links van Labour, en het zwakke resultaat van de gemeenschappelijke LCR-LO-lijst in Frankrijk tonen aan dat er geen echt geloofwaardig alternatief is voor de traditionele massaorganisaties van de werkende klasse. Dit punt wordt nog meer onderstreept door het feit dat Blair nu al een aantal jaren in de regering zit, verantwoordelijk is voor tal van antisociale maatregelen en in het bijzonder gezien wordt als de meest loyale medestander van Bush en zijn avontuur in Irak. Hij wordt wellicht de meest gehate politicus van Groot-Brittannië. Toch slaagt RESPECT er nauwelijks in stemmen van Labour in te pikken. Het bevestigt wat we altijd gezegd hebben: er bestaat geen alternatief op het geduldig werken binnen de massaorganisaties. Onder de druk van de gebeurtenissen, massamobilisaties, grote nederlagen in de verkiezingen enzovoort zullen deze partijen van kop tot teen dooreen geschud worden. De rangen zullen naar links beginnen te bewegen en op zoek gaan naar een antwoord. In de volgende historische periode zullen we grote veranderingen zien binnen deze partijen. Een glimp hiervan konden we opvangen in de jaren ’70. We zullen dit opnieuw zien op een hoger niveau.

De taak van marxisten bestaat erin deze resultaten te analyseren en de nodige conclusies te trekken. Wij beschouwen ze als een nuttige barometer voor de huidige situatie wat betreft de klassenverhoudingen. Ze brengen aan de oppervlakte wat we al vele keren geanalyseerd hebben in onze publicaties, namelijk een polarisatie tussen de klassen, met een radicalisering naar links van belangrijke delen van de arbeiders en jongeren.

Dit vergemakkelijkt onze taak, die bestaat uit geduldig dagelijks werk op de werkvloer, scholen en universiteiten, waar we het inzicht moeten ontwikkelen – eerst onder de bewustere lagen, later onder de massa – dat enkel een marxistische tendens geworteld in de massaorganisaties in staat zal zijn nederlagen, wanhoop en ontgoocheling te vermijden en de woede tegen het systeem te kanaliseren die aan het groeien is bij de arbeidersklassen en jongeren van het hele continent. Zodra de arbeiders van Europa de leiding hebben die ze verdienen, kan geen kracht op aarde hen nog tegenhouden. Dan zullen we in staat zijn het echte alternatief op het EU van de bazen naar voren te brengen, de Verenigde Staten van een Socialistisch Europa.