Vorige zaterdag 20 oktober trokken honderdduizenden arbeiders, bedienden en jongeren de straat op in Rome. De twee grootste linkse dagbladen, Il Manifesto en Liberazione (het blad van de PRC), riepen daartoe op om van de regering Prodi een koerswijziging te eisen, aangezien die tot nu toe zeer gematigd was. Deze oproep kreeg snel de steun van de twee partijen die nog steeds refereren naar het communisme, ten minste in hun naam, Rifondazione Comunista (PRC) en Partito dei Comunisti Italiani (PDCI).

De opkomst overtrof alle verwachtingen. Een machtige stroom mensen met rode vlaggen overspoelde Rome. Sommige burgerlijke kranten zoals Corriere della sera schreven zelfs dat er 1 miljoen mensen aanwezig waren op het San Giovanni plein, waar de betoging stopte. Dit was de grootste betoging in de afgelopen drie à vier jaar. Zelfs al beweerden de organisators dat ze enkel de regering willen beïnvloeden, toch heerste onder de betogers duidelijk wantrouwen ten opzichte van Prodi en alle burgerlijke ministers en leiders van de regerende coalitie Unione. Deze mobilisatie toont juist dat een stijgend aantal mensen teleurgesteld zijn in de regering van Prodi, die na 18 maanden aan de macht nog geen enkele van haar verkiezingsbeloften aan de werkende mensen heeft ingelost. Integendeel, het budget van 2007 en dat van 2008 is vooral voordelig voor het patronaat. In juli tekenden de regering, het patronaat en de vakbonden een nieuw akkoord over welvaart en pensioenen. Dit akkoord verlengt de pensioenleeftijd en houdt heel de wetgeving van Berlusconi over precarisering van de arbeid overeind.

De betoging van 20 oktober was een signaal van een significant deel van arbeiders en jongeren dat ze het beu zijn. Ze kunnen het niet verdragen dat een regering met linkse partijen naar rechts beweegt. Evenmin verdragen ze het project om een nieuwe burgerlijke partij op te richten, de Democratische Partij, die de aanwezigheid van de communisten in Italië wil wegvegen (lees The inglorious decline of Italian StalinismThe
inglorious decline of Italian Stalinism).

De organisators stonden onder druk om de betoging toch nog af te zeggen, niet alleen druk van de burgerlijke pers maar ook van de belangrijkste leider van de CGIL, de grootste vakbond, en van andere ‘linkse' leiders. Volgens hen was het een betoging tegen de vakbond en tegen de regering aangezien het politieke platform van de mobilisatie enkele punten van het welvaartsakkoord bekritiseerde. Blijkbaar kunnen deze vakbondsleiders moeilijk om met democratie. Eigenlijk vormt dit een onderdeel van de groeiende kloof tussen de CGIL-leiding en de metaalvakbond FIOM. Het centraal comité van de FIOM stemde tegen het welvaartsakkoord. Bovendien waren de structuren en organisaties van de FIOM sterk betrokken bij de organisatie van de betoging.

Maar ondanks die druk van het ‘establishment' werd de betoging dus een groot succes. De deelnemers hadden het gevoel dat ze aanwezig moesten zijn om te bevestigen dat een partij niet enkel bestaat uit volksvertegenwoordigers of bijeenkomsten van leiders achter gesloten deuren. De partij bestaat evengoed uit werkende mensen en jongeren die slechts via strijd iets kunnen bekomen. Onder de aanwezigen bevonden zich belangrijke sectoren van arbeiders en bedienden die momenteel in een conflict verwikkeld zijn, zoals bijvoorbeeld de mensen van de multinational Vodafone, die 900 bedienden wil outsourcen (op een totaal van 9.000).

In de maanden na de verkiezingen van 2006 is de klassenstrijd zeker niet gaan liggen in Italië. Ze werd echter voornamelijk gevoerd door één klasse: de bourgeoisie. Na een periode van relatieve ‘sociale vrede' is er evenwel opnieuw beweging. In een syndicaal referendum over het welvaartsakkoord van juli stemden 1 miljoen op een totaal van 5 miljoen werkers ‘nee'. Deze 20 procent is significant aangezien niemand echt de nee-stem organiseerde, buiten enkele linkse syndicalisten, waaronder de mensen van FalceMartello. In de Metaal behaalde ‘nee' een meerderheid en in de bedrijven met meer 500 werknemers zelfs 65 procent.

Na de betoging verklaarden de PRC-leiders onmiddellijk dat de regering nu sterk is en dat hun loyaliteit ten opzichte van Prodi niet ter discussie staat. De werkelijkheid is juist het tegenovergestelde. Deze regering wordt zwakker met de dag. Onverzoenlijke tegenstellingen trekken haar uit elkaar, de klassieke tegenstellingen van een regering op basis van een klassencoalitie. Een aanzienlijk deel van de burgerij bereidt een regering zonder Prodi voor, en vooral zonder de linkse partijen. Die regering zal gedomineerd worden door de nieuwe Democratische Partij en haar nieuwe leider Veltroni. De PRC-top zou een alternatief moeten voorbereiden, in plaats van zich vast te klampen aan een instortende muur. De eerste stap daarbij is oppositie voeren tegen de huidige regering.

Dat was een van de belangrijkste slogans van FalceMartello op de betoging, geschreven op een groot spandoek: "voor een partij van strijd en oppositie". We riepen slogans over het verbreken van de banden tussen de arbeiderspartijen en de bazenpartijen, samen met kritische slogans over de regering en de PRC-leiding, slogans zoals "Besparingen, oorlog en privatiseringen, als we dit wilden dan was Berlusconi goed genoeg" of "Rifundazione Comunista, we hebben jullie nodig in de strijd niet in jullie parlementszetels". Met een contingent van over de 300 waren we een van de meest strijdbare sectoren in de betoging. Dat is een goede start voor de vele deadlines die we de komende periode tegemoet gaan. De belangrijkste daar onder is het PRC-congres begin 2008 waar we resoluut ons best zullen doen om de marxistische ideeën te verdedigen en over heel Italië te verspreiden.

Je kan foto's bekijken op www.marxismo.netwww.marxismo.net.