De politieke situatie in Duitsland is snel aan het veranderen. De ene politieke aardbeving volgt de andere op. Zondag 22 mei verloor de Sociaal-Democratische Partij (SPD) van kanselier Schröder haar traditioneel bastion Noordrijn-Westfalen. Dit industriële hart van Duitsland met zijn 18 miljoen inwoners (meer dan het voormalige Oost-Duitsland DDR) werd door de SPD bestuurd sinds 1966. In 1998 haalde de SPD in de regionale verkiezingen nog een piek van vijf miljoen, vandaag slechts een magere drie miljoen, terwijl de Christen-Democraten (CDU) 45 procent van de stemmen binnenrijfden. De SPD zag zijn stemmenaantal vallen tot het niveau van midden jaren ’50.

Dit verschrikkelijke verkiezingsresultaat is het gevolg van Schröders rechts-reformistisch beleid dat de rijken rijker maakte en harde aanvallen uitvoerde op de welvaartstaat, in het bijzonder op de werklozen en de zieken. Terwijl de Duitse patroonsorganisaties over het algemeen tevreden zijn over de coalitieregering van de SPD en de groenen, voelden zelfs de tamme vakbondsleiders van de DGB zich gedwongen om vorig jaar de straat op te trekken. Op 3 april 2004 marcheerde een half miljoen syndicalisten tegen de ontmanteling van de welvaartsstaat.

Leiding heeft zich misrekend

Amper twee uur na de sluiting van de kiesbureaus, toen de dimensies van de nederlaag zich begonnen af te tekenen, verbaasde kanselier Schröder iedereen door de ontbinding van de Bundestag (het federaal parlement) aan te kondigen en vervroegde verkiezingen in september. Op die manier geeft hij de facto toe dat zijn politieke perspectieven en het beleid van zijn regering gefaald hebben. Tot voor kort argumenteerden de aanhangers van Schröder dat hun ‘hervormingen’ hard en pijnlijk zijn maar dat ze wel de sputterende economie zouden aanzwengelen. Bijgevolg zou Jan-met-de-pet tegen het najaar van 2006 de voordelen van de aantrekkende economie ondervinden en daarom de regering van Schröder voor een derde termijn verkiezen. Op die weg naar de overwinning in 2006 zouden de sociaal-democraten en groenen hun bastions in Schleswig-Holstein en Noordrijn-Westfalen houden en opnieuw de steun winnen die ze in 2002 waren kwijtgespeeld. De donkere realiteit is evenwel dat ze zowel Noordrijn-Westfalen als Schleswig-Holstein hebben verloren en dus ook elke politieke ondersteuning voor de Tweede Kamer, de Bundesrat. De economische groei zit rond of zelfs onder de 1 procent, er zijn meer dan vijf miljoen werklozen en de wereldeconomie is instabiel. Schröder heeft duidelijk zijn geloof verloren in zijn vooruitzichten.

Het uitschrijven van vervroegde verkiezingen is een wanhoopspoging. Kennelijk geloven Schröder en enkele partijgetrouwen dat, ondanks de peilingen waarin de CDU leidt, een herhaling van het ‘verkiezingsmirakel’ van 2002 mogelijk is. Het is waar dat tegen alle verwachtingen in Schröder toen met een minuscule marge van 6.000 stemmen won op basis van zijn verzet tegen de oorlog in Irak en van de overstromingen in Oost-Duitsland, die de algemene stemming van solidariteit versterkte en het milieu in het centrum van de aandacht plaatste. Vandaag domineren werkloosheid en de slechte Duitse economie echter het publieke debat. Schröder is in het defensief gedrukt. Het is geen wonder dat na jaren neoliberaal beleid de CDU en de liberale FDP zich gesterkt voelen. Zoals we zagen in Noordrijn-Westfalen zijn politiek minder bewuste arbeiders bereid om de CDU een kans te geven hun politiek te proberen en zien of het lukt.

Hol antikapitalisme

De strategie van Schröder is er tevens op gericht linkse kritieken te ondermijnen binnen de SPD – en zulke kritieken zijn onvermijdelijk na het debacle in Noordrijn-Westfalen. Enkele linkse parlementariërs hebben inderdaad opgeroepen voor een fundamentele koerswijziging en het terugdraaien van het asociale beleid van de laatste jaren. Als de vervroegde verkiezingen er niet zouden zijn, dan zou er een open rebellie uitbreken in de partij en het zou moeilijk zijn om de uitkomst van die rebellie te voorspellen. Nu echter zullen de meeste van deze zachte linksen hun mond houden tijdens de aanloop naar de verkiezingen.

Tezelfdertijd voerde Franz Müntefering, die vorig jaar het SPD-voorzitterschap overnam van Schröder, tijdens de laatste weken een oppervlakkige antikapitalistische retoriek. Dit toont dat enkele kopstukken van de SPD zich voorbereiden op een nieuwe periode op de oppositiebanken, waarbij ze linksere toespraken zullen geven om te voorkomen dat de partij uiteenvalt en om opnieuw de steun op te bouwen die ze tijdens de regeerperiode verloren zijn. Uit schrik voor dalende steun en een mogelijke splitsing zijn apparatsjiks zoals Müntefering voorstander van vervroegde verkiezingen aangezien een vroegtijdig verlies van regeringsposities (wat het meest waarschijnlijk is in september) zal helpen om de partij tijdelijk te stabiliseren. Müntefering shockeerde onlangs enkele spreekbuizen van de grote industriëlen en de media met zijn publieke kritieken op het parasitair gedrag van het financiekapitaal. Meer dan twee derde van de bevolking vond dat Müntefering gelijk had maar dat hij oneerlijk was en niet echt serieus is in zijn kritiek. Als om dit algemeen gevoel nog eens te onderlijnen, stelde hij twee weken geleden expliciet dat heel deze discussie niet gaat over concrete wetgeving maar wel over morele waarden en partijprincipes.

Rechtse sociaal-democratische leiders zoals Schröder en zijn team zullen gecompenseerd worden met buitenissige pensioenen zodra ze uit de regering getrapt worden. Waarschijnlijk zullen ze mooie banen krijgen als managers of adviseurs van grote bedrijven. En de werkende klasse zal mogen lijden onder een rechtse coalitieregering. Een regering van CDU en liberalen zal de aanval op onze verworvenheden van de laatste vijftig jaar gewoon versnellen. De rechtse partijen hebben een nog hardere lijn dan de SPD op het vlak van werkloosheid, inschrijvingsgelden, onderwijs, gezondheidszorg, syndicale rechten enzovoort. Maar het is Schröders ‘verdienste’ dat hij zo’n rechtse draai van bovenaf heeft ingezet. In het bijzonder de FDP roept demagogische antisyndicale slogans, waarbij ze de vakbonden voorstellen als een plaag en dreigen elke wettelijke en politieke invloed van de vakbonden te elimineren.

Nieuwe linkse alliantie?

Bij de regionale verkiezingen in Noordrijn-Westfalen scoorden de twee linkse lijsten, met name de PDS en de pas opgerichte WASG (een partij van ontgoochelde sociaal-democraten, syndicalisten en andere linksen), respectievelijk slechts 0,9 en 2,2 procent. ‘Goeie ouwe Oskar’ is twee dagen na Noordrijn-Westfalen opnieuw in de politieke arena verschenen. Oskar Lafontaine, ex-voorzitter van de SPD (tot 1999) en populaire linkse criticaster van Schröders beleid, kondigde zijn ontslag uit de SPD aan en zijn bedoeling om bij de komende verkiezingen op te komen met een linkse alliantie. Hij verklaarde dat zijn model voor zo’n alliantie de Italiaanse Olijfboomcoalitie is [een unie van sociaal-democraten, communisten en kleinburgerlijke-liberale partijen, n.v.d.r.]. Zijn oproep voor zo’n links blok is gericht aan zowel de PDS als de WASG. De PDS (de oude Oost-Duitse communistische partij) is nog steeds hoofdzakelijk een partij van het Oosten en kreeg slechts 4 procent bij de nationale verkiezingen in 2002. De WASG staat zwak in het Oosten en maakt op zichzelf amper een kans om de kiesdrempel van 5 procent te halen voor parlementaire vertegenwoordiging. Tussen die partijen bestaan conflicten en rivaliteiten, evenals binnen de partijen zelf. Maar de stemming onder de basis van beide partijen loopt warm voor eenheid, nu Lafontaine en de voormalige PDS-voorzitter Gregor Gysi (beiden heel populaire en welbespraakte linkse figuren) bereid lijken zo’n linkse alliantie te leiden in een kiescampagne.

Bij deze verkiezingen zullen de marxisten van Der FunkeDer Funke oproepen voor een mobilisatie om te voorkomen dat een regering van CDU en liberalen aan de macht komt. We roepen op voor een rode meerderheid op basis van een socialistisch programma. De belangrijkste taak is echter duidelijk maken dat we met de wurggreep van de big business moeten breken. We zullen geduldig uitleggen dat zelfs Lafontaines ideeën van linkse hervormingen en belasting van de rijken onvermijdelijk zullen leiden naar een grote confrontatie en botsing met de big business, en dat de enige oplossing de socialistische omvorming van de maatschappij is.