In de maand oktober hebben de Franse scholieren gedurende drie weken een indrukwekkende strijd gevoerd voor een verbetering van het onderwijs. Het hoogtepunt van de beweging was op 15 oktober, toen meer dan een half miljoen jongeren doorheen heel Frankrijk op straat kwamen.

De belangrijkste eisen van deze beweging kwamen spontaan naar boven, praktisch zonder enige organisaties. De scholieren eisen kleinere klassen, meer leraars en een verlichting van de studieprogramma’s. Parijs beet de spits af van de strijd, die zich al snel verspreidde naar alle provincies. Deze beweging is weer eens een bewijs van de groeiende radicalisatie binnen de Franse samenleving. Slechts korte tijd voor het uitbreken van de scholierenstrijd maakten de arbeiders van het openbaar vervoer in Parijs een einde aan hun een week durende staking.

De scholieren werden gesteund door de lerarenvakbonden. Ze legden ook een groot organisatietalent aan de dag. Maar door gebrek aan een nationale organisatie om de strijd één te maken, ontstond grote verdeeldheid onder de leiders van de beweging.

De grootste scholierenorganisatie van Frankrijk is de FIDL (Fédération Indépendante et Démocratique Lycéenne). De leiding ervan is nauw verbonden met de reformistische leiding van de PS en de sociaal democratische vakbond van de universiteitsstudenten, de UNEF-ID. Ze werd door de in de strijd geradicaliseerde scholieren ervan beschuldigd de strijd af te remmen en een al te zacht houding in te nemen tegenover de regering. Tegenover de opportunistische houding van de leiding van de FIDL die zich vooral baseert op de regio van Parijs beslisten de scholierenleiders in de provincies om zich los te maken van de nationale coördinatie, geleid door de FIDL en een eigen coördinatie orgaan in het leven te roepen, "La Provinciale".

Een ander probleem was dat herrieschoppers de beweging waren binnengedrongen. Deze elementen haden niets te maken met de scholierenbeweging maar vormden wel een goed excuus voor de politie om massaal op te treden. Bovendien maakten ze het mogelijk voor de pers en de politici om de strijd in een kwaad daglicht te brengen en verhinderden ze ook veel scholieren om mee te doen in de beweging. Enkel door een verenigde organisatie met een democratisch verkozen leiding, met een correcte en consequente oriëntatie betreffende tactische kwesties, strijdmethodes zoals een ordedienst om de betoging te beschermen, een nationale coördinatie, enz. kan effectief opgetreden worden tegen dit fenomeen.

Na drie weken strijd kondigde Claude Allègre, minister van nationale opvoeding, een reeks hervormingen aan die in werkeliojkheid geen jota veranderen aan de door de scholieren gestelde problemen. De onderwijsminister beloofde een verlichting van het studieprogramma en ook het aanstellen van 30.000 nieuwe leraars. Het gaat hier echter niet om het creëren van nieuwe posten in de scholen zoals de scholieren geëist hadden, mar om de vaste benoeming van leraars die reeds werkzaam zijn in de scholen. Er komen dus geen extra leraars en de klassen worden niet kleiner.

Ook al verwelkomen de scholieren de toegevingen, toch weten de meesten zeer goed dat dit niets zal veranderen aan de fundamentele problemen van het onderwijssysteem die leiden tot de sociale uitsluiting van een deel jongeren en ook aanleiding geeft tot geweld op school en vandalisme.

Ondanks het enorme potentieel van deze beweging en het enthousiasme dat tot uiting kwam is er een gebrek aan een duidelijke, bewuste en eengemaakte leiding. Dit is de reden van het afbrokkelen van de beweging en het uiteenvallen ervan op regionale basis.

Om de volgende strijd verder te brengen zodat ze werkelijk leidt tot een verbetering van het onderwijssysteem moeten uit de beweging van oktober correcte lessen worden getrokken en een sterke, nationale en democratische scholierenorganisatie op poten worden gezet. Deze moet comités hebben in elke school en totaal onafhankelijk zijn van de reformistische bureaucratie. Ze moet ook verbonden worden met de arbeidersklasse via banden met de vakbonden en de basis van de grote linkse partijen. Deze organisatie moet strijden voor een openbaar en democratisch onderwijssysteem die een degelijk en waardig kwaliteitsonderwijs verschaft aan alle kinderen en adolescenten.