Met de benoeming op 30 januari 1933 van Adolf Hitler tot Rijkskanselier van Duitsland komt de fascistische NSDAP aan de macht. Het is de grootste nederlaag voor de Duitse en internationale arbeidersbeweging in de twintigste eeuw. Hoe was zoiets mogelijk?
Na de bloederige oorlogsjaren van de Eerste Wereldoorlog streefde de arbeidersklasse naar een grondige verandering van de maatschappij. Aangespoord door het voorbeeld van de Russische Oktoberrevolutie van 1917, richten de arbeiders en soldaten in alle industriecentra en steden nieuwe democratische machtsorganen op, de 'Räte' of raden. De Kaiser werd opzij gezet en de muiterijen in het leger maakten een einde aan de oorlog. De socialistische partij kwam aan de macht.
Maar de leiding van de socialistische SPD die bij monde van Friedrich Ebert de 'revolutie haatte als de pest' werkte hand in hand met reactionaire groepen om de revoluties en opstanden in de kiem te smoren. Dikwijls met het nodige bloedvergieten. Zo werden de socialistische leiders, Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht,vermoord door reactionaire officieren van de Freikorps op aandringen van de leiders van de SPD. Deze ervaring radicaliseerde de arbeidersklasse en mondde uit in een massale linkse afsplitsing van de SPD, namelijk de USPD (de Onafhankelijke Socialistische Partij van Duitsland). Van 1918 tot 1923 rolde een golf van algemene stakingen en massabewegingen over het land.
Omdat geen enkele van de bestaande arbeiderspartijen (de SPD, de USPD en later ook de KPD) deze bewegingen wou of kon leiden tot een revolutie, bleef het kapitalisme overeind.
Als 'nevenproduct' van de revolutionaire strijd slaagt de arbeidersbeweging er wel in om belangrijke toegevingen af te dwingen van het patronaat zoals de invoering van de achturendag, werkloosheidsuitkeringen, de oprichting van bedrijfsraden en de uitbreiding van democratische rechten en vrijheden. De landarbeiders die in Pruisen in semifeodale omstandigheden werkten, verwerven het recht vakbonden op te richten zoals de industriearbeiders. De 'arbeiders -en soldatenraden' werden echter uitgeschakeld en het kapitalisme werd daardoor gered. Volgens de SPD werd Duitsland het meest democratische land ter wereld...
De Weimar-republiek werd gekenmerkt door een onvrijwillig compromis tussen de sociale klassen. Knarsetandend hadden de patroons immers toegevingen gedaan om een revolutie te vermijden. Vroeg of laat zouden de patroons weer terugnemen wat ze onder zware druk hadden toegegeven. Zo stelde de staalmagnaat Rinnes al in 1919: "De grote ondernemers en al diegenen die over de industrie heersen, zullen ooit hun macht en invloed herwinnen. Het ontgoochelde, uitgehongerde en halfdode volk zal ons terugwillen. Zij willen immers brood en geen holle frasen." De voormalige minister Dernberg die het grootkapitaal vertegenwoordigde, was even duidelijk: "Elke achturendag is een nagel aan de doodskist van Duitsland.' Ze begonnen conservatieve, nationalistische en reactionaire groepjes te financieren. Ze waren vooral samengesteld uit voormalige legerofficieren, misdadigers, avonturiers en allerhande gemarginaliseerden. Een van die kleine groepen waren de nazi's.

Inflatie en massawerkloosheid

De oorlogseconomie was zeer winstgevend geweest voor de kapitalisten. De terugbetaling van de schulden na de verloren oorlog wakkerde de inflatie aan. De hyperinflatie onteigende het spaargeld van de 'kleine man' en maakte de lonen waardeloos. Deze inflatie was wel in het voordeel van de grote investeerders die hun krediet gemakkelijk konden afbetalen. De overheid, die vrolijk geld bijdrukte, schold zich in een minimum van tijd vrij van al haar oorlogsschulden. De reële lonen daarentegen bleven onder het niveau van voor de oorlog. De industrie kon op die manier goedkoper produceren en uitvoeren. De economische opgang van 1924 tot 1929 eindigt echter met de beurskrach op Wall Street. De economische crisis wordt ingezet in de Verenigde Staten. De Duitse economie krijgt hiermee een echte uppercut. Eens te meer wordt duidelijk dat het kapitalisme als maatschappij niet in staat is de belangen van de gewone mensen te bevredigen. Van 1930 tot 1932 gaan 70.000 bedrijven over kop. Miljoenen mensen verliezen hun baan. De helft van de actieve bevolking zit zonder werk. De minimale sociale uitkeringen kunnen niet verhinderen dat honger en ellende zich veralgemeend.

De opkomst van de fascistische beweging

De kern van het Duitse fascisme bestaat uit het 'volksreactionaire' Freikorps, die vanaf 1918 wordt ingezet om de revolutie neer te slaan. In maart 1920 doen die groepen onder leiding van Kapp een poging tot militaire staatsgreep. Deze wordt echter door een algemene staking verijdeld. Toen Hitlers putsh in 1923 ook faalde, beschikten de fascisten nog niet over een brede massabasis. Terugblikkend op deze periode schreef Hitler zelf: "Slechts één zaak had onze beweging kunnen breken, indien de tegenstander onze principes had begrepen en vanaf dag één de kern van onze beweging met de uiterste brutaliteit had neergeslagen." Goebbels merkte op: "Indien de vijand had geweten hoe zwak wij waren, zou ze ons waarschijnlijk tot pulp hebben herleid. De vijand had ons in het bloed gesmoord bij het begin van ons werk."
In 1928 behaalden de fascisten van de NSDAP, de Nationaal Socialistische Duitse Arbeiderspartij, bij de landelijke verkiezingen nauwelijks 2,6 procent van de stemmen. De doorbraak kwam er in september 1930 met 18,3 procent en later in juli 1932 met 37 procent. Daarna zakte het stemmenaantal van de NSDAP. Ter vergelijking, de socialisten en de communisten haalden samen ongeveer 40 procent van de stemmen.
De nazi aanhang bestond overwegend uit kleine ondernemers, boeren, leden uit de intelligentsia, ambtenaren, vertwijfelde middenstanders. Allen hadden ze met elkaar gemeen dat de inflatie van 1923 hun spaargeld in rook had doen opgaan. Met de crisis van 1929 viel hun levenstandaard onder het niveau van de industriearbeiders. Allen droomden intens van 'de terugkeer naar de goede oude tijd'. Hitlers grootsprakerig programma en de belofte van de terugkeer naar de nationale trots was aantrekkelijk voor deze groepen. Ondertussen maakten de nazi-bandieten de straten onveilig voor democraten, socialisten en communisten. Linkse en zelf burgerlijke democratische leiders werden door hen vermoord. Vakbondsvergaderingen en meetings van de linkse partijen werden uiteengeknuppeld. Reeds in 1921 verklaarde de jonge Hitler dat de "nationaal-socialistische beweging in de toekomst alle meetings of lezingen zal verhinderen die een deprimerend invloed uitstralen, desnoods met geweld". Dikwijls konden de nazi's rekenen op de medeplichtigheid van de staat zelf. Toen het hoofd van de politie van München werd ingelicht over het bestaan van "echte organisaties die politiek moorden", antwoordde hij: "Ja, ja, maar veel te weinig!"

De nazi's verspreidden ook de Jodenhaat en beschuldigden de joden van alle mogelijke en onmogelijke kwalen. Tegelijkertijd nam de NSDAP ook 'socialistische' woordenschat in de mond, het sprak zich uit tegen het 'roofzuchtige kapitaal' en eiste bijvoorbeeld het 'einde van de renteslavernij'. Het aan de kaak stellen van deze antikapitalistische demagogie had te taak van de arbeidersbeweging moeten zijn. De grote bankiers en industriemagnaten herkenden meer en meer in Hitler hun mannetje. In de nazi-beweging zagen ze een nuttige stormram tegen de arbeidersbeweging. Hun geld vond snel de weg naar de koffers van de NSDAP. De grote kapitalistische families, Krupp, Thyssen, Kirdorff, Borsig, aan het hoofd van de staal-, steenkool- en chemische industrie keken niet meer op een cent om de fascisten bij te staan. De beroemde historicus William Shirer schreef: "Eigenlijk waren de kolen- en staalbelangen de belangrijkste financiële bronnen waarmee de industriëlen tussen 1930 en 1933 Hitler over de laatste obstakels naar de macht hielpen." Zelden heeft een partij zoveel geld gekregen van 'ondernemers' als de NSDAP. Over het belang van de financiële steun van de industriemagnaten zei Hitler: "Zonder wagens, zonder vliegtuigen, zonder luidsprekers, waren we er nooit in geslaagd Duitsland te veroveren. Deze technische middelen maakten het voor de nationaal socialisten mogelijk fantastische campagnes te voeren. "De bazen waren immers tot de vaststelling gekomen dat om een revolutie te vermijden, het niet genoeg was om de arbeidersorganisaties te muilkorven. Ze moesten worden vernietigd. Felix Morrow schreef hierover in 'Revolution and Counterrevolution in Spain': "Fascisme is de speciale vorm van kapitalistische dominantie waartoe de bourgeoisie uiteindelijk overgaat wanneer het voortbestaan van het kapitalisme niet compatibel is met het bestaan van georganiseerde arbeiders. Ze gaan over tot fascisme wanneer toegevingen, die het product zijn van de activiteiten van vakbonden en arbeiderspartijen, een ondraaglijke last worden voor de kapitalistische heersers, dus onverdraaglijk voor het voortbestaan van het kapitalisme. Voor de werkende klasse dringt zich op dat moment onherroepelijk de onmiddellijke oplossing op: ofwel fascisme, ofwel socialisme."

Het falen van de arbeiderspartijen

Sinds 1918 richtte de politieke blik van belangrijke delen van de middenstand zich naar de revolutionaire arbeidersbeweging. Maar de middenklasse geraakte ontgoocheld in de leiding van de linkse partijen, die steeds weer faalde om de maatschappij grondig om te vormen. Vertwijfeld en doordrongen van haat tegenover de arbeidersbeweging keerde de middenklasse zich geleidelijk aan naar Hitler, de 'Führer' (de leider).
De SPD, die de meerderheid van de vakarbeiders, vakbonden en bedrijfsraden achter zich heeft, wil stap na stap de burgerlijke democratie omvormen tot socialisme. Het programma van de SPD steunde op de zogenaamde 'onvermijdelijkheid van het gradualisme'! De partij gaat ook verschillende keren bondgenootschappen aan met rechtse partijen. Op die manier ontgoochelt ze haar achterban die een socialistische uitweg zocht uit de crisis. Een oppositie komt op in de partij en leidt later tot de een linkse afsplitsing, de SAPD, waar de jonge Willy Brandt bij aansluit.
De rechtse leiding van de SPD geloofde nog in de 'democratische geest' van de Weimar-republiek, zelfs wanneer het patronaat beslist haar lot te verbinden met dat van Hitler. Zij geloofde niet dat zo een beschaafde Duitse maatschappij ten prooi kon vallen aan de fascistische barbarij, in tegenstelling tot Italië, waar de fascisten van Mussolini zich al vechtend en moordend een weg naar de macht hadden gebaand. Tot op het laatste moment bleef de leiding van de SPD haar eigen nonsens geloven. Een jaar voor de machtsovername van Hitler, toen de NSDAP een pak stemmen had verloren bij de verkiezingen, schreef het partijblad 'Vorwarts' het volgende: "Tien jaar geleden voorspelden wij het bankroet van de Nationaal Socialisten, het staat zwart op wit geschreven in ons tijdschrift." Op de vooravond van Hitlers benoeming tot kanselier sprak een SPD-leider, Schiffrin, over de dood van het fascisme. "We merken niets anders dan de geur van een rottend lichaam. Het fascisme is definitief dood, het zal nooit meer herrijzen."
Naast de SPD was er de KPD die het als communistische partij op een massa-aanhang kon steunen. Eind jaren 1920 werd de partij in haar acties en beoordelingen geleid door de theorie van het 'sociaalfascisme'. Zo schreef Stalin in de 'Roten Fahne': "De sociaal-democratie is objectief de gematigde vleugel van het fascisme." Een beetje verder: "Het fascisme en de sociaal-democratie zijn niet tegengesteld maar zijn tweelingen."
Ook op andere vlakken dwaalde de partij. De huidige crisis werd voorgesteld als de 'laatste crisis van het kapitalisme', die vanzelf tot de ineenstorting van het systeem zou leiden. In de aanloop naar de ineenstorting zou het systeem zich 'fasciseren'. Eenmaal de fascisten aan de macht zijn, is het moment aangebroken voor de communisten. "Na Hitler zijn wij aan de beurt." Dit was natuurlijk klinkklare onzin. Nadat de kansen voor revolutie werden gemist van 1918 tot 1923 heeft het kapitalisme een uitweg kunnen vinden. Zolang het niet bewust wordt omvergeworpen en vervangen kan het steeds weer overleven.

Het gebrek aan een antifascistisch eenheidsfront

Het politiek perspectief van de KPD verwarde in grote mate haar achterban. Als echt alles wat zich aan de rechterflank van de KPD bevond 'fascistisch' was, dan had het geen enkel belang meer wie er nog regeerde, of het nu de sociaal-democraten, de burgerlijke partijen, volmachtregeringen of Hitler waren. Alsof er geen verschil bestond tussen een burgerlijke democratie en een fascistische dictatuur. De praktische gevolgen van deze politiek lijn leidden tot verdeeldheid in de vakbeweging. De KPD nam het initiatief voor de splitsing en richtte de 'revolutionaire' vakbond op (RGO). Elke samenwerking met de SPD of socialistische militanten werd verworpen als ze niet volledig op het programma van de KPD kon gebeuren. De opdeling van de beweging werd nog erger door het feit dat de KPD de partij was geworden van de werklozen, daar waar de SPD leden nog werk hadden en actief waren in de bedrijfsraden.
Enkel een eenheidsfront van de SPD, KPD en de vakbonden had de nazi's kunnen verslaan, op straat en in de bedrijven. Tegelijkertijd had zo een front de middenklasse weer kunnen betrekken in de strijd voor een socialistisch alternatief op de crisis.

Nazi-terreur en de vernietiging van de arbeidersbeweging

Een hardnekkige mythe die tachtig jaar later nog steeds wordt herhaald is dat de Duitse arbeiders niets tegen het fascisme hebben ondernomen en dat ze op zoek waren naar een 'sterke man' in tijden van crisis. De NSDAP van Hitler was een massabeweging van de kleinburgerij gesteund en gefinancierd door het grootkapitaal. Tijdens vrije verkiezingen hebben de nazi's nooit een meerderheid gehaald. De fatale politiek van de leiding van de linkse partijen werkte de verdeeldheid en de passiviteit van de arbeidersklasse in de hand. Zonder te vechten verlieten de leiders van de KPD en de SPD het politieke slagveld. Ondanks deze toestand zijn de nazi's er nooit in geslaagd veel aanhang te verwerven in de arbeidersbeweging. Bij de verkiezingen voor de bedrijfsraden in de herfst van 1933 haalden de fascistische kandidaten slechts 3 procent van de stemmen.
De SPD, de KPD en de vakbonden werden in februari verboden. Duizenden arbeiders, socialisten, communisten en syndicalisten (naast homo's, zigeuners en de miljoenen joden) werden aangehouden, opgesloten en vermoord in concentratiekampen. De terreur en de brutale onderdrukking barstten los. Hiermee had het grootkapitaal haar doel bereikt. Tegen 1935 was er dan ook een totale ommekeer in de verhouding tussen kapitaalinkomen en arbeidersinkomen. Het eerste was meer dan verdubbeld tot 7.088 miljoen Mark, terwijl het laatste bijna een kwart verloor tot 30.485 miljoen Mark. Voor die ommekeer was een bloedige nederlaag van de arbeidersorganisaties nodig geweest. Zo kon de Duitse heersende klasse haar heerschappij herstellen, en de joden waren voor hen steeds slechts van secundair belang waardoor ze de aandacht konden afleiden. De herbewapeningpolitiek van Hitler bereidde de oorlog voor, de rooftocht van het Duitse kapitalisme doorheen Europa.