Meer dan 250.000 leerlingen en studenten, jonge werknemers en leerkrachten hebben in juni deelgenomen aan een nationale 'onderwijsstaking' in Duitsland. De grootste betogingen van de 'alomvattende actiedag' op woensdag 17 juni vonden plaats in Berlijn (bijna 30.000 deelnemers), Stuttgart (15.000) en Hamburg (13.000). Kleinere betogingen vonden plaats in meer dan 100 steden en gemeenten over het hele land. Maar deze optochten waren niet het einde van het verhaal.

In verscheidene steden werden de universiteiten bezet door studenten. Op donderdag en vrijdag vonden symbolische bankovervallen plaats, waarbij studenten banken bezetten en geld eisten voor onderwijs in plaats van voor reddingsoperaties voor bankiers. De stakingsbeweging werd georganiseerd door vele linkse organisaties, maar de belangrijkste waren de jeugdorganisaties van die Linke, Linkse Jeugd ['solid] - hoofdzakelijk bezig met het organiseren van leerlingen en jonge werknemers - en SDS (de vakbond van de Socialistische Democratische Studenten), die de universiteitsstudenten bijeenbrengt.

Naast de linkse organisaties kon ook de kracht van de zelforganisatie worden waargenomen in de stakingscomités, in het bijzonder in de scholen. De scholen waar bewuste politieke inspanningen werden gedaan om zoveel mogelijk studenten samen te brengen in comitévergaderingen, tijdens dewelke de redenen van de staking werden besproken en acties werden georganiseerd, hadden gewoonlijk het grootste aantal deelnemers in de betogingen, dit ondanks de bedreiging met disciplinaire maatregelen die door vele schooldirecteurs werd geuit.

Redenen voor de protesten en reacties

Met een aantal van 250.000 deelnemende jongeren was de omvang dubbel zo groot als eerst werd verwacht. Voor het grootste deel van de deelnemers aan de staking was het verband overduidelijk tussen aan de ene kant de economische crisis en de reddingsoperaties voor de bazen en aan de andere kant de ellendige toestand van het onderwijssysteem, waaronder zij te lijden hebben. De slogan "Wij zullen jullie crisis niet betalen!" stond dan ook centraal tijdens de protesten. Gedurende de laatste jaren zagen de studenten hoe de regering bespaarde op de budgetten voor scholen en universiteiten, zelfs in tijden zonder economische crisis. Er bestaat bijgevolg een diepe angst dat deze dalingen zelfs erger zullen worden in de komende periode, wanneer de arbeidersklasse en de jeugd gebukt zullen gaan onder de kosten van de crisis. Maar, zeker onder de studenten, is deze angst beginnen veranderen in verzet gedurende deze protestweek. De kans is niet onbestaande dat dit eveneens een impact zal hebben op de werknemers en de vakbonden, en een voorbeeld zal worden voor komende strijdmomenten.

Waar die Linke en enkele vakbonden de stakingsbeweging ondersteunden, bleef de sociaal-democratische partij (SPD) stil en verklaarde slechts haar steun aan de eisen van de studenten toen zij zich de impact van de beweging realiseerde en de mogelijkheid zag tot een staking tegen de conservatieve partij (CDU), in de aanloop naar de nationale verkiezingen in september. De conservatieve onderwijsminister Annette Schavan (CDU) van haar kant, verklaarde aanvankelijk dat de eisen van de studenten "van gisteren" waren, alleen maar om enkele dagen later van mening te veranderen en de schuld voor de onderwijsellende toe te schrijven aan de onderwijsministeries van de Duitse federale staten, die formeel verantwoordelijk zijn voor het onderwijsbeleid.

In de meeste steden waren de reacties van de autoriteiten tegen de straatprotesten tamelijk mild. Hiervoor zijn verschillende redenen. In enkele steden verkondigden zelfs de directeurs en rectoren van de universiteiten hun steun voor de staking en moedigden ze de universiteitsstudenten zelfs aan om deel te nemen. Dit toont duidelijk de breuklijn die dwars door de Duitse kapitalistische klasse gaat wanneer het gaat over onderwerpen in verband met onderwijsbeleid voor de universiteiten. Waar aan de ene kant een vleugel van de heersende klasse volledig te vinden is voor de neoliberale reorganisatie van de Duitse universiteitsstructuur, is er ook een andere vleugel, wat intelligenter en met een langetermijnvisie, die begrijpt dat deze keuze zelf de opleiding ondermijnt van de specialisten die noodzakelijk zijn voor de kapitalistische productie en reproductie.

De algemene beleidslijnen in de herstructurering van de Duitse universiteiten, die de laatste jaren plaatsvond, waren het gevolg van de zogenaamde "creatie van een Europese onderwijsruimte" (beter bekend als het Bolognaproces), nagevolgd door alle regeringen van de Europese Unie. Voor Duitsland betekent dit de invoering van leergeld, vermindering van het aantal professoren en assistent-professoren in het onderwijs en onderzoek, en vooral de reorganisatie van de academische graden naar het Bachelor/Master-systeem. Voor de studenten betekent dit een zwaardere sociale selectie door de leergelden en zwaardere studieomstandigheden. Het jongere onderwijspersoneel en de onderzoekers hebben van hun kant te lijden onder moeilijkere arbeidsomstandigheden. De kwaliteit van het onderwijs en onderzoek geleverd door een professor of een onderzoeksgroep, wordt vandaag vaak gemeten aan de hand van de hoeveelheid financiering die zij kunnen loskrijgen van bedrijven en private fondsen (financiering door derden). Dit leidt tot een directere controle door de geldschieters op wat er dient te worden onderwezen en onderzocht. Bijgevolg wordt een toenemend aantal opleidingen georiënteerd naar de kortzichtige en egoïstische noden van bepaalde kapitalisten.

Universiteitsstudenten

Universiteitsstudenten bezetten hoofdzakelijk op woensdag, de dag van de grote betogingen, verscheidene universiteitsgebouwen in vele steden. In vele faculteiten werden de lessen gedurende de hele dag geschorst. Maar voor en na de actiedag waren er ook plenaire vergaderingen van de studenten, die vaak resulteerden in spontane protesten of de bezetting van universiteitsgebouwen, met het doel om ruimte te scheppen voor politieke zelforganisatie en politieke discussie onder de studenten. In vele gevallen hebben deze gebouwen deze taak reeds vervuld in het verleden. Er is een lange traditie van politieke zelforganisatie van de universiteitsstudenten in Duitsland, die terugreikt tot de studentenbeweging van 1968. Deze ruimtes van politieke organisatie werden alleen verlaten gedurende de laatste jaren en nu worden pogingen ondernomen om ze terug tot leven te brengen. Sinds 1968 werden zelfrealisatie en politieke activiteit ingebed en geaccepteerd in alle universiteitsopleidingen, als onderdeel van de opleiding. Dit werd slechts afgeschaft gedurende de laatste jaren op basis van de herstructurering van de universiteiten, die een enorme druk uitoefent op de uurroosters van de meeste studenten.

De voornaamste eisen van de universiteitsstudenten waren aldus gericht tegen het herstructureringsproces van de universiteiten. Ze vroegen in hoofdzaak de terugdraaiing van het Bachelor/Master-systeem en de afschaffing van het leergeld. Maar voor de meeste studenten was dit nog niet het einde van het verhaal. Ze opperden ook bijkomende eisen, zoals de democratisering van de universiteiten. Formeel kunnen de studenten van een Duitse universiteit participeren in de bestuursorganen via verkozen vertegenwoordigers, maar in de praktijk kunnen zij nooit een meerderheid behalen in deze bestuursorganen. Dus werd de eis geformuleerd dat de universiteiten zouden geleid worden door comités die evenredig zijn samengesteld uit studenten, universiteitswerknemers en lesgevers. Betere arbeidsvoorwaarden voor jonge onderzoekers en lesgevers, de aanwerving van meer lesgevers - en daarmee de reductie van de omvang van de klasgroepen - werden geëist, evenals een groter budget voor onderwijs (in plaats van voor de "reddingsoperaties"). Ongelukkigerwijze was de grote verscheidenheid en het gebrek aan concretisering van de eisen, de zwakte van de eisenlijst. Er werd geen concreet bedrag geëist, noch een concreet aantal aan te werven lesgevers, wat zou kunnen gediend hebben als een onmiddellijke maatregel die door de beweging van de regering werd geëist. Het zou de taak zijn van de grootste organisaties, in het bijzonder de Linkse Jeugd en SDS, om zulke concrete eisen aan bod te laten komen, ze te bespreken binnen de beweging en aldus te verzekeren dat ze erdoor worden opgepikt en gedragen.

Scholieren

Het Duitse schoolsysteem staat internationaal gekend als het meest sociaal-selectieve en reactionaire in heel West-Europa. In feite is het gebaseerd op het oude Pruisische onderwijssysteem van drie klassen en bleef het fundamenteel onveranderd gedurende 150 jaar. In de meeste Duitse federale staten worden de leerlingen na de vierde graad, op een leeftijd van 10 of 11 jaar, opgedeeld in drie verschillende scholen, die hun onderwijstoekomst bepalen. De hoogste secundaire school (Gymnasium) leidt rechtstreeks tot een diploma (Abitur) dat de student toelaat om aan de universiteit te studeren, na 8 à 9 jaar schooltijd. Maar slechts de beste leerlingen worden, na de vierde graad, toegelaten tot het Gymnasium.

Statistieken tonen duidelijk dat kinderen van arbeidersgezinnen drastisch ondervertegenwoordigd zijn in deze schoolvorm, evenals later op de universiteit. De meeste arbeiderskinderen gaan naar het middenniveau (Realschule) of het lage niveau (Hauptschule) van het secundair onderwijs. In deze scholen is het quasi onmogelijk om een diploma te behalen dat toegang verleent tot de universiteit. In vele stedelijke gebieden - die onvermijdelijk een hoge werkloosheidsgraad hebben - hebben jonge mensen die afstuderen aan de Hauptschule, geen enkele kans om werk te vinden en worden ze werkloos na hun schooltijd.

Bijgevolg waren de belangrijkste eisen in de stakingsbeweging van de scholen gericht tegen de onderverdeling van de leerlingen in drie verschillende scholen vanaf een leeftijd van 10 jaar. Een omvattende school voor alle jongeren tot de leeftijd van 18 jaar werd geëist, die leidt tot het Abitur, en tevens werkervaring laat opdoen, en dit voor alle leerlingen. Dit ging vaak gepaard met de eis tot democratisering van de school onder de controle van de leerlingen, ouders en lerarencomités, die samen kunnen beslissen wat en hoe er zal onderwezen worden. Vooral de linkse jeugdorganisatie ['solid] heeft verregaande eisen voor het schoolsysteem, die een goed beeld verschaffen van hoe scholen democratisch kunnen worden georganiseerd in een niet-kapitalistische maatschappij. Maar dit dient ook meer te worden verbonden met dagdagelijkse eisen, zoals meer leraren, betere arbeidsomstandigheden en onderwijs voor leerkrachten, en de afschaffing van inschrijvingsgelden en onderwijskosten voor het individu. Gratis onderwijs staat permanent onder druk. In vele scholen werden de ouders reeds gedwongen om te betalen voor boeken en verschillende andere onderwijsuitgaven voor de leerlingen. Dit geld kan vaak maar moeilijk bijeengebracht worden door arbeidersgezinnen.

Vakbonden, leerkrachten en jonge werknemers

De stakingsbeweging ervoer een nooit geziene hoeveelheid solidariteit vanwege de leerkrachten en vakbonden. Sommige delen van de vakbonden publiceerden solidariteitsbetuigingen voor de studenten. In enkele regio's, bijvoorbeeld in Berlijn, riep de lerarenvakbond (GEW) op tot een eendaagse staking voor schoolleerkrachten op woensdag, teneinde hen toe te laten aan de protestbetogingen deel te nemen samen met de leerlingen. In Stuttgart werd de studentenbetoging vervoegd door de personeelsleden van de kinderdagverblijven, die momenteel staken voor betere lonen en een collectieve arbeidsovereenkomst. Hoewel werknemers nog steeds ondervertegenwoordigd zijn in de beweging, waren hun solidariteitsuitdrukkingen en de stakingsoproepen die plaatsvonden, een grote stap vooruit voor de Duitse politieke verhoudingen. Deze samenkomst van studenten en arbeiders op een dergelijke schaal, duidt op een verandering in vergelijking met de laatste paar jaren van studentenstrijd.

Perspectieven

De studentenbeweging, die aanving met deze actieweek, heeft de mogelijkheid om nog gedurende de volgende maanden verder te duren. De studenten hebben de kracht van gezamenlijke actie ervaren, maar hebben ook de ervaring opgedaan dat, ondanks alle inspanningen, deze actieweek niets heeft veranderd en geen enkele eis verwerkelijkt heeft. Het zal nu een zaak worden van politieke discussies in universiteiten, scholen en workshops om te analyseren hoe de beweging vooruit kan worden geholpen en hoe de eisen kunnen geconcretiseerd en verwezenlijkt worden. Als de juiste conclusies worden getrokken, kan de beweging samengaan met de arbeidersbeweging en zelfs de arbeidersbeweging tot actie bewegen, zoals gebeurde in Frankrijk in 1968 waar een grote algemene staking, die leidde tot een revolutionaire situatie, voorafgegaan werd door een studentenbeweging en intensieve politieke discussies in de universiteiten. Het is in feite de verantwoordelijkheid van die Linke en haar jeugdorganisaties om dienst te doen als een smeltkroesorganisatie om arbeiders en studenten te verenigen in een collectieve strijd.

Der Funke, de Duitse afdeling van de IMT, nam actief deel aan de voorbereiding en verwezenlijking van de onderwijsstaking, als deel van de jeugdorganisaties van die Linke. We brengen steeds drie eisen naar voor, die de beweging vooruit en dichter bij de arbeidersklasse zullen brengen. Deze zijn: (1) de noodzaak om stakingscomités op te zetten in elke school, universiteit en werkplaats, om op democratische wijze te kunnen praten en beslissen over de politieke eisen en de organisatie van de staking; (2) solidariteit met de leerkrachten, jonge werknemers en stakers, teneinde connecties op te bouwen met de arbeidersklasse; (3) het opstellen van concrete eisen en de overname daarvan door die Linke en haar jeugdorganisaties, teneinde de strijd te verenigen en haar doelstellingen te bereiken.

We zetten ons werk verder en zijn optimistisch dat we met deze actieweek door de studenten de eerste stappen hebben gezien van een beweging die Duitsland van onder tot boven door elkaar zal schudden en, na jaren van besparingen voor de arbeidersklasse en de jeugd, vooruitgang zal brengen in onze leefomstandigheden, en uiteindelijk ook een eerste glimp van socialisme.