Het is niet ongewoon dat verdraaiingen en leugens van burgerlijke media de politieke situatie in de wereld ondoorgrondelijk maken voor de gewone man. Het zal ook niet de eerste keer zijn dat de linkse beweging pas dagen na het onheil uit zijn slaap ontwaakt, even bromt waarom niemand hem vroeger wakker gemaakt heeft om dan zijn dutje verder te zetten tot de volgende nederlaag, waar ook ter wereld.

Zo dreigen ook de recente ontwikkelingen in Haïti slechts een voetnoot in de geschiedenis te zullen worden. Weinigen zagen het aankomen, weinigen begrepen het en weinigen trekken er lessen uit. We waarschuwden nochtans al rond de jaarwisseling dat de situatie in Haïti uit de hand dreigde te lopen (lees Haiti – Which Way Forward Against Imperialism?Haiti – Which Way Forward Against Imperialism?). Ook nu zullen we onze kleine maar krachtige stem blijven verheffen om de gebeurtenissen in het strategische Caribische eiland bloot te leggen.

Van slavernij naar uitbuiting

Op het einde van de 17e eeuw was de gehele inheemse bevolking van het eiland uitgeroeid. Het werd opgedeeld in een Frans deel (nu Haïti) en een Spaans deel (tegenwoordig de Dominicaanse Republiek). De blanke overheersers werden schatrijk door het werk verricht door geïmporteerde zwarte slaven op de plantages en door de slavenhandel.

Rond 1790 waren er ontsnapte slaven en vrije zwarten die zich organiseerden en verzetten tegen hun overheersers. Deze revolutionairen slaagden erin de koloniale legers van de Fransen, Spanjaarden en Britten te verslaan, en in 1804 was de oprichting van de eerste onafhankelijke zwarte staat, Haïti, een feit. Uiteraard was die een doorn in het oog voor de grote imperialistische staten. Een enorme schuldenlast opgelegd door de Fransen als compensatie voor verloren gronden; sancties verordend door de Amerikaanse president T. Jefferson; talrijke invasies door Europese mogendheden door de 19e eeuw heen; een jarenlange bezetting door de VS in het begin van de 20e eeuw en daaropvolgend een economische uitbuiting via sancties en schuldenlasten en inmenging in de binnenlandse aangelegenheden via de CIA, dit zijn allemaal factoren die er voor hebben gezorgd dat het heroïsche land zich nooit heeft kunnen ontwikkelen.

Maar zelfs in het armste land ontstaat er na enige tijd een bevoorrechte klasse die over de productiemiddelen beschikt en een uitgebuite klasse van boeren en arbeiders die de toorn van het kapitalisme ondergaat. Francois 'Papa Doc' Duvalier was de leider van de opkomende zwarte kapitalisten die langzamerhand de plaats innamen van de lichtergekleurde toenmalige heersende klasse, een overblijfsel van de vermenging tussen de Fransen en de zwarte slaven. In 1957 kwam Duvalier aan de macht via een racistisch programma gericht tegen die lichtkleurige klasse. Al snel bleek de ware aard van groeperingen die met racistische propaganda dwepen, want Papa Docs ideeën ontaardden in een bloedig regime dat vooral effectief bleek in de verdrukking van zijn eigen volk, met name dan de arbeiders en boeren.

Voor de VS was hij vooral een handige pion in de verdediging van hun belangen, en Duvalier en zijn kapitalisten waren, zoals dat gewoonlijk gaat in onderontwikkelde landen, volledig afhankelijk van buitenlandse investeringen en omkopingsgelden. Tussen de VS en Duvalier ontstond een standvastige romance die nog verder gevoed zou worden door de ontwikkelingen gedurende de Koude Oorlog en de dreigende ‘communistische’ buurstaat Cuba.

Rond 1980 – Duvaliers zoon ‘baby doc’ was ondertussen aan de macht – ontstond een massabeweging ‘Lavalas’ (creools voor ‘een schoonmaakvloed’) die Haïti wou bevrijden van zijn dictatoriale verleden. Baby Doc zag zich in 1986 genoodzaakt te vluchten. Een militair vliegtuig van de VS (hoe kan het ook anders?) pikte hem op en zette hem af in Frankrijk.

In 1990 trad Jean-Bertrand Aristide naar voren, een voormalig priester die onder invloed stond van de ‘bevrijdingstheologie’. Hij behaalde een klinkende verkiezingsoverwinning met een programma gebaseerd op beloften voor grote sociale hervormingen. En zo beloofd, zo gedaan. Hij pakte de drugshandel succesvol aan, riep een halt toe aan de plundering van de schatkist en verminderde de bureaucratie, een overblijfsel van de dictatuur, met 20 procent. Hoewel het geen socialistische hervormingen waren, bleken ze voor de heersende klasse toch te zwaar door te wegen. Acht maanden na de verkiezing van Aristide werd Haïti dan ook getrakteerd op een traditionele coup. Het democratische avontuurtje van de Haïtiaanse bevolking was voorbij.

De democratische façade

Koerswijzigingen in het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten hebben vaak een enorme impact op de landen die onder Amerikaanse invloed staan. Clintons ‘Democraten’ hadden begrepen dat de openlijke steun aan dictators die Amerikaanse belangen verdedigen, enerzijds ineffectief was (dictators bleken onbetrouwbaar) en anderzijds een slecht beeld schiep over de VS in het buitenland, in het bijzonder bij de Europese bondgenoten. Maar wat ze vooral wilden vermijden was dat de verdrukte volkeren in opstand zouden komen tegen hun dictators en daarbij niet alleen de politieke verdrukking, maar ook de verdrukking van het kapitalisme zouden verwerpen, zoals bij de revolutie van de sandinisten in Nicaragua. Daarom werd vanaf de jaren ’80 geopteerd voor het installeren van schijndemocratieën. De illusie van het volk in de burgerlijke democratie en het gemak waarmee men zijn invloed erop kon uitoefenen via politieke carrièristen van de heersende klasse van het betreffende land en via het IMF, Wereldbank, de VN en andere internationale instellingen waaraan burgerlijke regeringen onderworpen zijn, openden voor de VS een nieuw tijdperk in zijn buitenlands beleid.

Bijgevolg leek het de Clinton-administratie een goed idee om Aristide weer aan de macht te brengen, wat gebeurde met een nieuwe invasie in 1994: Operation Restore Democracy. Tegelijkertijd beseften ze dat ze niet volledig op Aristide konden rekenen voor de uitvoering van hun neoliberale ideeëngoed, dus besloten ze dubbelspel te spelen. Hoewel Aristide weer president werd, steunde men via het gebruikelijke achterpoortje, de CIA, de groeperingen en conservatieve klasse die achter de laatste coup zaten. Langzamerhand werd duidelijk dat het voltrekken van de schijndemocratie zijn sluitstuk zou vinden in nieuwe verkiezingen, waarbij het kabinet van Clinton hoopte, vooral via financiële steun, de conservatieve neoliberale kaste, nu gegroepeerd in de partij Convergence Democratique, aan de macht te helpen. In tussentijd zouden ze de druk op Aristide zo hoog mogelijk houden en hem doen inschikken met de Amerikaanse belangen.

De ware aard van Aristide, een zwakke sociaal-reformist, bleek bij het aanvaarden van wat hem opgelegd werd. Hij liet zijn strijdvaardige retoriek vallen, vergat zijn geplande hervormingen en schikte zich naar de belangen van de VS. Hij aanvaardde wat de Wereldbank en het IMF hem oplegden en verraadde de arbeiders en boeren van Haïti. De angst om in diskrediet te komen bij zijn redders was groter dan de druk van het ongeorganiseerde volk. Het belangrijkste op dat moment was dat hij weer aan de macht was en hij die positie zo lang mogelijk moest behouden.

René Préval, van dezelfde partij als president Aristide, volgde in 1996 als tweede ‘democratische’ president, aangezien een grondwetsregel twee opeenvolgende termijnen voor een president verbiedt. In 2000 slaagde Aristide er dan weer in om via de gewoonlijke methode van beloften voor sociale maatregelen opnieuw als president verkozen te worden. Deze verkiezingen werden geboycot door een deel van de oppositie en gingen gepaard met veel geweld en de nodige onregelmatigheden, te wijten aan de aard van Aristides partij, de aard van de rechtse oppositie gesteund door de CIA en het onbegrip en de onmacht van het volk. Een deel hiervan was immers volledig gedesillusioneerd door Aristides neoliberale maatregelen, terwijl een ander deel toch bleef geloven in haar leider. Het vertrouwen in Aristide was gebleven doordat het volk de economische en sociale problemen weet aan Préval. Dit terwijl die slechts de instructies van Aristide volgde.

Feit is dat de nieuwe presidenten, eerst Préval en dan Aristide, niet diegenen waren waarop de VS, zowel Democraten als nu de Republikeinen, gehoopt hadden. Kort na de verkiezingen werd de steun van de VS en de VN stopgezet, hoewel het land die broodnodig had om te overleven, net als 400 miljoen dollar toegekende leningen van de Interamerican Development Bank. Als reden werden de ‘onregelmatige verkiezingen’ genoemd.

Het land werd dan volledig de afgrond in gesleurd door de uitvoering van de akkoorden die in 1996 met de VS-overheid onder president Clinton werden gesloten. Dat waren ‘vrijhandelsakkoorden’ waardoor Haïti gedwongen werd de heffingen op de invoer van Amerikaanse producten te laten varen. Het land werd overspoeld met vooral etenswaren uit de VS die veel goedkoper zijn dan de Haïtiaanse producten. Bijgevolg stortte de hele voedselproductie in elkaar, een ramp in een land waar de meerderheid van de bevolking leeft van de opbrengsten van de landbouw.

Ondertussen probeerde Aristide zijn greep op de macht vooral in stand te houden door de uitbouw van een, enigszins bescheiden, repressieapparaat. Zijn groepje ongeregelde stoottroepen waren zeker geen militaire hoogvliegers, maar toch een duidelijke aanwijzing dat door de onvrede van het volk over de economische malaise en de neoliberale maatregelen, Aristide zich verwachtte aan een nakende machtsstrijd.

Oppositie

Massabewegingen van arbeiders hebben zich nooit volledig kunnen ontwikkelen in Haïti. Jaren van dictaturen, militaire coups en burgeroorlogen hebben de ontwikkeling van onafhankelijke arbeidersorganisaties verhinderd en de bestaande verzetsorganisaties onthoofd. Bijgevolg hebben de boeren en arbeiders in Haïti geen zicht op politieke alternatieven.

In die zin mag het ook geen verrassing heten dat vele gedesillusioneerde Haïtianen hun vertrouwen gaven aan de moordende rebellen die oprukten vanuit het noorden. De omvang van de fout die het volk hier begaat, wordt pas duidelijk als men de samenstelling van de groep paramilitairen van rebellenleider Guy Philippe bekijkt.

In 2002 ontvluchtte Philippe Haïti nadat hij ervan werd verdacht een coup voor te bereiden. Guy Philippe is de voormalige politiecommissaris van Cap-Haïtien en was de leider van de doodseskaders van Duvalier in de jaren ’80. In de Dominicaanse Republiek herenigde hij zich met een andere voormalige leider van de doodseskaders, Louis Jodel Chamblain. Opmerkelijk is dat de rebellen meer dan een jaar zonder problemen konden vertoeven binnen de grenzen van de Dominicaanse Republiek. En nog opvallender is dat een klein leger zwaar bewapende paramilitairen erin geslaagd is ongezien de grens tussen de twee buurlanden over te steken. Daar blijft het echter niet bij. De grootste vraag blijft immers hoe de rebellen aan hun zwaar oorlogsmaterieel komen. De Dominicaanse Republiek staat al lang bekend als een bondgenoot van de regering-Bush. En zoals dat een goede VS-bondgenoot vergaat, heeft de Dominicaanse regering een tijdje geleden nog een belangrijke hoeveelheid militair materieel aangekocht van de VS, waaronder 20.000 M16-geweren. Het is dan ook zeer toevallig dat de Haïtiaanse rebellen de lichtbewapende ordediensten in Haïti te lijf gingen met moderne M16’s.

Geruchten als zouden de VS de rebellen financieel en militair steunen laaiden hevig op nadat de eerste steden gevallen waren. Emmanuel ‘Toto’ Constant, naaste medewerker van Chamblain en leider van de coup tegen Aristide in 1991, schrijft de financiering van zijn rebellen toe aan de CIA en beweert dat die paramilitairen hun training kregen toen ze in de Dominicaanse Republiek verbleven. Hoewel de Amerikanen zelf minder mondig zijn over hun steun aan de rebellen lijkt het een zeer aannemelijke zaak, en past het perfect binnen hun dubbelspel dat Clinton introduceerde: pleiten voor een democratische oplossing en ondertussen de extreem-rechtse oppositie sponsoren. Helaas bleek Aristide na jaren nog steeds te stevig in het zadel te zitten om via presidentsverkiezingen verslagen te worden. Een aangepaste benadering drong zich op, en zoals we intussen al weten is Bush nog minder dan Clinton verlegen om met krachtige middelen het verloop van de geschiedenis een beetje te versnellen.

Het voordeel van de rebellen zit hem vooral in het feit dat men er makkelijk een troebel rookgordijn rond kan blazen. Het was een koud kunstje om de buitenlandse burgerlijke media wijs te maken dat de rebellen ontstaan waren uit het ongenoegen van het volk en dat het niks anders was dan een opstand van het Haïtiaanse volk tegen zijn gehate president Aristide. Wat echter nog belangrijker was voor het verloop van de ontwikkelingen, was dat de Haïtianen zelf niet meteen de link legden tussen de rebellen en het deel van de oppositie dat er mee verbonden was: de Convergence Democratique. Deze neoliberale en door de VS gesteunde partij had voordien nederlaag na nederlaag geleden omdat het volk ze (terecht) associeerde met het terreurbewind van de Duvals.

Hoewel vele stemmen nu wijzen op de band tussen de rebellen, de Convergence Democratique en de dictatoriale regimes van Papa en Baby Doc, liep een groot deel van de Haïtianen, gedreven door hun armoede en teleurstelling in de neoliberale politiek, in de armen van de rebellen. Het is zeer eenvoudig om die lijn door te trekken naar de gebeurtenissen in Europa, waar een deel van de verdrukte arbeidersklasse, door neoliberale politieke maatregelen van hun leiders, in de armen loopt van partijen wiens extreem-rechtse gedachtegoed een halve eeuw geleden nog voor een afgrijselijke dictatuur zorgde. Het niet willen erkennen van de aard van zulke partijen heeft alles te maken met de desillusie onder die klasse en het ontbreken van een massabeweging die hen leidt, en niks met hun vermeende ‘domheid’.

De loze onderhandelingsvoorstellen van de VS en andere mogendheden, waaronder Frankrijk en Canada, om de macht te verdelen werden door Aristide aanvaard, maar telkens verworpen door de rebellen en de oppositie. Een perfecte dekmantel voor de VS waaruit moet blijken dat ze gedaan hebben wat ze konden voor Aristide, maar dat de onwil van het volk en de aanhang van de rebellen te groot waren om zijn positie te handhaven. Het is een mooi, logisch en samenhangend verhaal waar de burgerlijke media en ook de meeste linkse media over heel de wereld in trapten. De verklaring van Jean-Claude ‘Baby Doc’ Duvalier dat hij hoopt nu snel te zullen kunnen terugkeren uit ballingschap in Frankrijk toont aan dat de machthebbers van de vroegere dictatuur zich voorbereiden op een herstel van hun regime.

Het nieuwe regime

De aankomst van de Amerikaanse troepen en het vertrek/ontvoering van Aristide waren voor de rebellen het signaal om Port-au-Prince in te nemen. Voor de ogen van de Amerikaanse veiligheidstroepen worden, volgens de achtergebleven Canadese onderhandelaars, Aristides aanhangers uitgemoord, net als iedere andere mogelijke oppositie die in de weg van de rebellen zou kunnen staan.

Een van hun eerste daden was de vrijlating van zo’n 2.000 gevangenen, van wie een groot deel bestaat uit oorlogsmisdadigers van de voorgaande dictaturen. Onder hen de leider van de militaire junta, Prosper Avril, die het land leidde van 1988 tot 1990. Deze bevrijde criminelen vormen verse rekruten voor de terreurbendes die nu heersen in Port-au-Prince en voor de postjes die zullen vrijkomen in de leiding van het land zodra alle medestanders van Aristide uit de weg geruimd zijn. Rebellenleider Guy Philippe heeft zichzelf ondertussen uitgeroepen tot militaire chef van Haïti en zijn eerste taak zou bestaan uit het arresteren van eerste minister Yvon Neptune. De burgerlijke oppositie geleid door de Convergence Democratique ontkent alle banden met de paramilitairen, maar zegt wel bereid te zijn met hen te willen samenwerken om stabiliteit in Haïti te brengen en het land te heropbouwen.

De eerste taak van de VS en de andere coalitiepartners zal in ieder geval bestaan uit het indijken van de machtswellust van de rebellen en er voor te zorgen dat ze onder controle blijven van de Convergence Democratique, kwestie van het democratische tintje niet volledig verloren te laten gaan door wandaden van een ontregelde bende. Als tweede taak zal men proberen een repressieapparaat uit te bouwen om het Haïtiaanse volk in bedwang te houden wanneer nog meer verregaande neoliberale maatregelen worden opgelegd en de nieuwe ‘democratische’ machthebbers de plannen van de VS moeten doorvoeren.

De enige mogelijke uitweg voor de Haïtianen is zich te verenigen in massaorganisaties die strijden voor een echt democratisch bestuur van het land en zijn productiemiddelen, voor socialisme. De Haïtianen mogen geen illusies koesteren in Aristide die nu vanuit het buitenland oproepen lanceert. De arbeiders en arme boeren van Haïti kunnen enkel op zichzelf vertrouwen. Ook al lijkt de huidige situatie uitzichtloos, toch draagt ze kiemen van verandering in zich. De ontwikkelingen in Haïti doen zich immers niet voor als een geïsoleerd fenomeen, ze zijn de weerspiegeling van de mondiale crisis van het kapitalisme. Heel de regio staat in rep en roer. In het naburige Venezuela overspoelen de armen de straten om president Chavez te steunen tegen de campagne van de contrarevolutie. Eind januari werd de Dominicaanse Republiek, op de andere helft van het eiland, verlamd door een algemene staking van twee dagen tegen het beleid van de regering en de maatregelen van het IMF. Wegens de repressie kwamen daarbij acht mensen om, tientallen geraakten gewond en honderden werden gearresteerd. Toch houdt die harde vuist het protest van de Dominicaanse arbeiders niet tegen. Deze massabewegingen kunnen als bron van inspiratie dienen voor de arme Haïtianen.