Ondanks de massale protesten overal ter wereld is de invasie van Irak begonnen. De stemmen van de miljoenen die zich tegen deze oorlog verzetten, hebben tot nu weinig indruk gemaakt op Washington en Londen. Nogmaals bewijst dit hoe relatief het begrip democratie wel is in deze kapitalistische maatschappij. Ondanks alle opiniepeilingen die de hoge mate van onpopulariteit van deze oorlog aantonen, bleef de troepenopbouw doorgaan. Wat de kost ervan betreft doen inmiddels verschillende economische rampscenario’s de ronde. Het is nu reeds duidelijk dat dezelfde wereldbevolking die zich tegen deze oorlog verzet, ook zal moeten opdraaien voor het prijskaartje.

De situatie wordt er alleen maar schrijnender op wanneer je ook nog eens bedenkt dat deze oorlog enkel ten goede komt aan een zeer selecte groep Amerikaanse industriëlen en hun handlangers in Washington. De energiesector en wapenindustrie vinden hun rechtstreekse vertegenwoordiging in de regering-Bush. Het is dan ook vanzelfsprekend dat haar beleid de weerspiegeling is van de verlangens van dit deel van de burgerij. Dit was reeds zichtbaar vóór 11 september. De terroristische aanslagen van deze zwarte dag openden voor hen de poorten naar een ongebreidelde militarisering en een internationale koers van economische, politieke en zelfs militaire dominantie. Niets nieuws in wezen, zullen velen terecht denken. Met de huidige personen aan de macht in Washington worden nu de weinige diplomatieke remmen van het verleden helemaal losgelaten.

De regering rond Bush heeft niet alleen de taak haar economische meesters te verrijken. Om dit ten uitvoer te kunnen brengen moet ze zich eerst in het politieke zadel zien te houden. Een economische neergang op wereldschaal is dan ook een hinderpaal die koste wat het kost vermeden moet worden. De VS mogen dan wel de dominante speler zijn, ze zijn nog steeds de spreekwoordelijke reus op lemen voeten. Achter het masker van moraal en patriottisme gaat een kapitalistisch gedrocht schuil dat evenzeer vecht voor zijn eigen overleven.

In deze context dienen we de huidige agressie tegen Irak dan ook te begrijpen. Ook de centrale rol die petroleum vervult binnen de wereldeconomie wordt hier benadrukt. Reeds in de ‘conflicten’ van de voorgaande periode was de geur van olie nooit veraf. Sinds de val van de stalinistische USSR veroorloofden de VS zich een internationale politiek die voorheen ondenkbaar zou zijn geweest. Niet enkel eigenden ze zich nu het voorrecht toe van alleenheerser, ook alle bestaande internationale structuren moesten aan hun wil onderworpen worden. Dit kwam o.a. tot uiting in de slaafse houding die de (zogenaamde) Verenigde Naties meer en meer aannamen telkens de VS zich genoodzaakt zagen internationaal in te grijpen. Ook in de kostenverrekening van deze acties zagen we hiervan de bewijzen.

De militaire kost alleen van de Golfoorlog van ’91 wordt op zo’n 76 miljard dollar geraamd. Het aandeel dat de machtige VS hiervan op zich namen, bedroeg niet meer dan een miezerige 4 miljard dollar. Of hoe de bruut zijn handlangers kan laten betalen voor de inperking van hun eigen macht! We hebben het dan nog niet gehad over de menselijke prijs. Saddam Hoessein bleef met de gratie van Washington en Londen zijn volk onderdrukken. De oorlog had niet alleen economische gevolgen, hij verstoorde de situatie in het al zo woelige Midden-Oosten nog verder. Fundamentalistische en terroristische tendensen vonden hun verdere opgang. En dan vernoemen we nog niet de gevallen soldaten, de landmijnslachtoffers, de ecologische en medische gevolgen van het gebruik van verarmd uranium enzovoort.

Konden de VS twaalf jaar geleden nog de situatie onder controle houden, deze keer hebben hun plannen gevolgen die zelfs de eigen achterban niet meer kan ontkennen. Zelfs indien alles volgens plan verloopt, zal deze oorlog veel meer kosten dan het bedrag dat het Witte Huis momenteel opgeeft. Dat niemand enig geloof hecht aan het officiële prijskaartje van zo’n 25 miljard dollar (waarvan nu al minstens 14 miljard is uitgegeven) wordt bewezen door de vele burgerlijke economen die hun ongerustheid uiten over de ware toedracht van een invasie van Irak.

Het weekblad Trends – niet bepaald linkse jongens – zou de absolute minimumkost voor de VS op 50 miljard dollar houden. Lopen de zaken niet volgens plan, zoals altijd met oorlogen gebeurt, dan mag men al snel op het drievoud hiervan rekenen. We spreken dan alleen nog maar over de directe militaire kost. De indirecte kost, waarachter zulke eufemismen schuilgaan als het instandhouden van de vrede, de wederopbouw en humanitaire hulp, kan al gauw tot 600 miljard dollar oplopen (minimum 100 miljard dollar!). Economisch zal de Amerikaanse samenleving de last moeten dragen van een productieverlies gelijk aan een bedrag schommelend tussen de 100 en de 1900 miljard euro, gespreid over een periode van tien jaar. In een land dat reeds tijdens de economische opgang van de jaren ’90 gebukt ging onder een groeiende kloof tussen rijk en arm en waar de regering onlangs een onrechtvaardige belastingshervorming aankondigde die enkel de burgerij ten goede komt, betekent dit een regelrechte sociale ramp voor de meerderheid van de Amerikaanse bevolking.

Het verlies aan Irakese kant moet sinds de oorlog tegen Iran, de Golfoorlog van ’91 die daaruit voortkwam en het nog steeds voortdurende VN-embargo, een omvang hebben aangenomen gelijk aan twee decennia BBP (1). Het eens zo rijke Irak viel terug in de economische achterlijkheid. Het embargo had verder nog voor effect dat de heersende elite steeds sneller degenereerde tot een nietsontziende parasiet die het hele maatschappelijke leven verziekte. Terwijl de top van de Ba’ath-partij zich persoonlijk verrijkte aan smokkel, viel de rest van de bevolking ten prooi aan de ‘tedere zorgen’ van het VS-imperialisme en de internationale gemeenschap.

De gevolgen van een oorlog zullen zich niet enkel beperken tot de hoofdrolspelers. In een mondiale economie zal elke verstoring zijn impact hebben op wereldschaal. Niet enkel zullen de kosten de huidige ramingen ver overtreffen, de betaling ervan zal niet enkel de VS-economie ten laste komen. Coalitiepartner Groot-Brittannië houdt er in vredestijd al een leger op na dat het maatschappelijk niet kan dragen. Blairs ijver om aan deze oorlog deel te nemen, toont hoe weinig respect deze Tory-in-vermomming heeft voor die arbeidersklasse die hij zou moeten vertegenwoordigen. Hoewel Bush Jr. niet helemaal in staat zal zijn om, zoals zijn vader, anderen het overgrote deel van de kost te laten betalen, wil dit niet zeggen dat hij niet zal proberen een zo groot mogelijk deel van zich af te schuiven.

De te verwachten stijging van de olieprijzen zal de huidige economische neergang alleen maar versterken. De gevoelens van onzekerheid en hun uitwerking op bank- en beurswezen zijn nog bijkomende factoren waarmee rekening dient te worden gehouden. Het ‘kordate’ optreden van politie en overheid tegenover anti-oorlogsactivisten zal in driestheid toenemen eens de gevolgen van de oorlog de werkvloer bereiken. In tijden van oorlog en sociale afbraak is er geen plaats meer voor fabeltjes over sociale vrede. Net zomin als we deze oorlog aanvaarden zullen we niet bereid zijn de prijs ervan te betalen. Laten we de imperialisten van deze wereld eraan herinneren dat revoluties niet zelden op oorlogen volgen.

(1) Trends 06/03/03: “Gebaseerd op een brede definitie van de kostprijs, die ook het verlies aan productie, de vernieling van kapitaalgoederen en de militaire druk op de begroting omvat.”