In het regeerakkoord 2019-2024 van de regering-Jambon werd een paragraaf opgenomen om een gegarandeerde dienstverlening te verzekeren bij De Lijn. Met het decreet van 28 mei 2021(…) “wat betreft de continuïteit van de dienstverlening van de Vlaamse Vervoersmaatschappij – De Lijn in geval van staking” werd dit doel gerealiseerd.

Het decreet is een doorslagje van de regeling die sedert 2018 geldt voor de spoorwegen. Personeelsleden zijn verplicht om op voorhand mede te delen of ze al of niet het werk neerleggen op een stakingsdag en moeten zich hieraan houden. In de parlementaire voorbereiding van het decreet werd dan ook verwezen naar het arrest 67/2020 van het Grondwettelijk Hof dat geen graten zag in een beperking van het stakingsrecht van het spoorwegpersoneel. Een Belgische trein is echter geen Vlaamse tram.

Het Vlaamse belang


Vlaanderen mag dan al bevoegd zijn voor het streekvervoer maar hoe verantwoordt men dat deze deelstaat beperkingen oplegt aan het stakingsrecht? Een buschauffeur van de Lijn die een traject rijdt van een plaats in Vlaanderen naar Brussel Noord moet zich aan andere regels houden als hij het werk wil neerleggen dan een chauffeur van de Stib die binnen Brussel rijdt.

Maar dat is niet alles. Volgens het Herziene Europese Sociaal Handvest zijn beperkingen aan het stakingsrecht slechts mogelijk in zoverre ze “in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en voor de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden.”

Volgens de Vlaamse regering beantwoordt “de vrijheid van eenieder om zich zonder beperkingen te kunnen verplaatsen, onder meer naar het werk of school” aan deze doelstelling. Stakende buschauffeurs verhinderen mensen echter niet om op hun bestemming te geraken. Er zijn voldoende alternatieven die gezonder/aangenamer zijn. In tegenstelling tot de trein worden tram/bus immers gebruikt voor korte trajecten. Wat is dan het probleem?

Kroniek van een aangekondigde nederlaag


Het decreet is dus allesbehalve juridisch waterdicht zodat de werknemersorganisaties een beroep tot vernietiging instelden bij het Grondwettelijk Hof. Dit deed uitspraak op 17 mei.


Het zestig bladzijden tellend arrest is teleurstellend: het beroep wordt over de ganse lijn verworpen. Het argument dat Vlaanderen niet bevoegd zou zijn, werd niet gevolgd. Als men in een federale staat als Duitsland dat 16 Bundes-Länder telt dezelfde redenering zou volgen …. Maar over dit aspect maakte niemand zich al te veel illusies. Er werd vooral uitgekeken naar de argumenten met betrekking tot de beperking van de grondrechten.


Het Hof vindt het blijkbaar voldoende dat er geen sprake is van een minimale dienstverlening (wat eventueel een opeising – en dus verplichte tewerkstelling - zou veronderstellen) maar van een gegarandeerde dienstverlening. De personeelsleden mogen het werk neerleggen; ze moeten zich alleen maar “outen” als staker. Dat dit een remmend effect kan hebben op de actiebereidheid, wordt straal genegeerd.


De bonden zullen zich nu beraden over de te volgen strategie. Waarschijnlijk zal in eerste instantie een klacht worden ingediend bij het European Committee of Social Rights van de Raad van Europa. En hoe zal men daar uitleggen dat in Vlaanderen een regeling werd uitgewerkt maar niet in Wallonië en Brussel? Of waarom een stakingsbeperking geldt voor personeel van de Lijn maar niet voor de chauffeurs van de verpachte trajecten?


Maar zelfs als België veroordeeld zou worden… Dat is in het verleden al gebeurd m.b.t. de tussenkomst van rechters in collectieve conflicten. Vraag maar eens aan de stakingsposten die aan de Delhaizewinkels staan wat ze daar aan hebben.

Moeilijk gaat ook


Als iedereen het werk neerlegt, heeft men niets aan het decreet. Dit bemoeilijkt immers de staking maar maakt ze niet onmogelijk. Daarenboven kan dit ook een prikkel zijn om inventiever actie te voeren. De verbeelding aan de macht!