De sociale verkiezingen zijn in aantocht. Enkele weken na het ACV lanceerde ABVV-nationaal haar campagne tijdens een militantenconcentratie op de Heizel. Er waren 2.000 aanwezigen, met andere woorden zeven militanten per gewest, per gewestelijke afdeling van elke centrale. Kortom, een quotaconcentratie. Over quota’s gesproken: in heel wat bedrijven zijn de lijsten moeilijk ‘op te vullen’. Waarom? Geen werking, geen inplanting, enkel papieren leden die hun nek niet kunnen of durven uitsteken. Nochtans zijn er voldoende werkers om verkiezingen te houden voor Comité Preventie en Bescherming (min. 50) of zelfs voor de OR (min. 100).

Waarom? Eerst en vooral omdat het antisyndicale klimaat toeneemt bij heel wat patroons. Niet zozeer omdat de interprofessionele bonden het hen lastig maken maar eenvoudigweg omdat een syndicale werking, hoe bescheiden ook, steeds begint met toe te zien op de toepassing der sociale wetten, veiligheidsvoorschriften en zo meer. En dit is voor vele patroons al te veel op hun bord.

In andere (grotere) bedrijven ervaart men het omgekeerde: volk genoeg dat op de lijst wil staan. Een syndicaal mandaat is immers een vorm van sociale promotie: soepele uren, geen shifts meer, niet meer aan de productie staan. De échte syndicalisten moeten dus selecteren… In andere bedrijven woeden interne conflicten binnen de vakbond verder. Een nieuwe hoofddelegee gaat een reeks militanten die zich tegen zijn nominatie van bovenaf hebben gekant, opzij schuiven (Opel). Zij worden achteraan op de lijst gezet en moeten “op eigen kracht verkozen worden”. De meesten zullen dat ook zijn.

Toch kan het niet toevallig zijn dat vele lijsten in de bedrijven pas bekend worden gemaakt de dag dat ze ingediend worden. Officieel omdat men wil vermijden dat misnoegden overlopen naar de concurrentie… Dit zal zeker gebeuren, maar wat is hun bijdrage dan? Is er dan geen verschil meer tussen rood, groen en blauw? Op deze vraag komen we in een volgend artikel terug.

Feit is dat er in weinig ABVV-centrales sprake is van een échte opwaartse dynamiek. Dit is in de eerste plaats het gevolg van een manklopende aanpak, wars van elk echt syndicalisme. Het ABVV wordt door Mia De Vits gerund zoals een bedrijf door een manager. En dan nog, een bedrijf dat in feite de concurrentie niet aanvoelt. Hoewel. Het ACV komt de laatste maanden scherper uit de hoek (fiscale amnestie, dienstencheques, controle op werklozen, brugpensioenen). Naar heel wat jongere werkers, onervaren, niet ideologisch of politiek geschoold lijkt het ACV een goede service te combineren met echte belangenbehartiging, deskundigheid en onafhankelijkheid.

Natuurlijk is dit voor het ACV makkelijk: zij hebben hun ‘natuurlijke’ regeringspartner (CD&V) niet meer te dekken. Blijkbaar is het dus voordeliger voor de werkers om een vakbond te hebben die zich a priori niet achter een regeringsbeleid schaart… Te meer omdat de regering, zoals paars het doet, systematisch en continu aanvallen pleegt op de wereld van de arbeid (en ex-arbeid zoals de sociaal verzekerden).

Het ABVV (en vooral de top) zit dus gewrongen tussen hamer en aambeeld. Een politiek verlengstuk in de machtssfeer is aanwezig, maar om wat te doen? Deze vraag kan men aan of in het ABVV gerust stellen. Om zich niet verder ‘langs links’ te laten voorbijsteken door het ACV werd dus beslist in de Hoogstraat (hoofdkwartier van het ABVV) om de campagne voor de sociale verkiezingen met de grote trom te lanceren.

Maar ja, na jaren massale geprogrammeerde en brave gezondheidswandelingen is een bijeenkomst van 2.000 militanten niet echt een ‘eyecatcher’. Misschien is het programma dit wel! Het ABVV werkt hier rond tien stellingen. Opvallend is dat de goede thema’s enkel worden verbonden met de werking van en het nut van een bepaald orgaan zoals de syndicale delegatie of een ondernemingsraad.

Anderzijds is het zo dat de eisen meer dan vaag blijven en alle deuren open laten. Nemen we bijvoorbeeld de kwestie van ‘kwaliteitsvolle jobs’. Onder dit punt lezen we: “bij voorkeur met voltijdse arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur. Wij willen een goede sociale controle op de evoluties op de arbeidsmarkt door een omkadering van uitzendarbeid en door een liberalisering van dit soort werk op Europees vlak tegen te gaan.” (uit de tien stellingen op Vlaamsabvv.beVlaamsabvv.be) Wat als deze voorkeur niet wordt gehuldigd door de patroon? Wat betekent ‘omkadering’ van uitzendarbeid? Wat is in hemelsnaam ‘liberalisering van dit soort werk op Europees vlak’? Wie verstaat dergelijke taal? Technocraten van studiediensten misschien wel, maar gewone werkmensen?

Zou het niet beter zijn gewoonweg te stellen: “Interim mag geen mensenhandel worden! Stop de uitbreiding van interimwerk d.m.v. quota’s (max. 5 procent van het personeel)”. Inzake tijdelijke contracten kan men de sociale bijdragen verhogen om dit soort precaire tewerkstelling te ontmoedigen. Inzake arbeidstijdflexibilisering kan men onregelmatige uren, weekend en nachtwerk beperken en onderwerpen aan bepaalde voorwaarden: eerst en vooral werkzekerheid, enkel van toepassing op contracten van onbeperkte duur en met tegemoetkomingen onder de vorm van arbeidsduurvermindering. Om dit even te illustreren: ‘s nachts werken is sowieso een 32-urenweek; ploegenarbeid en weekendwerk is sowieso een 4-dagenweek (van 35 of 36 uur).

‘Kwaliteitsvolle jobs’ betekent ook een loon waarvan men goed kan leven. Daarom moeten de minimumlonen naar omhoog (van 1233,54 euro bruto naar 1400 euro bruto) en dient het gewaarborgde minimummaandinkomen (GMMI) als absolute vloerreferentie te worden gehanteerd, wat niet steeds het geval is in sommige paritaire comités. Deeltijdse arbeidsprestaties zijn meestal veel arbeidsintensiever. Daarom is het onrechtvaardig dat bij deeltijdse werkers hun loon evenredig in verhouding staat tot hun deeltijdse prestaties (procent van een voltijdse job). Hun loon moet daarom vermeerderd worden met een premie voor hun verhoogde arbeidsproductiviteit. Ook zou het minimaal volume van werkuren op wekelijkse basis opgetrokken moeten worden naar 18 uur (vandaag 8 uur zoals veelal het geval is met de zaterdagcontracten in de grootwarenhuizen) en dit met een dagelijks minimum van 4 uren opdat de tendens tot mini-shifts van 2 uur op eenzelfde dag wordt tegengegaan.

Studentenarbeid swingt de pan uit. Hun uren zijn zo soepel als maar kan en het loon mag lager zijn dan het GMMI. Dit is fundamenteel onrechtvaardig. Studenten doen er beter aan te studeren en zouden hiervoor een beroep moeten kunnen doen op een studiebeurs van 500 euro in geval van sociale studentenwoning of 850 euro zonder. Het combineren van studeren en werken zorgt meestal voor een verlenging van de studiejaren terwijl men al te makkelijk ‘hamburgerjobs’ met rotwerkomstandigheden aanvaardt “want het is toch maar tijdelijk”. We zouden onze lijst van illustraties nog kunnen uitbreiden. Belangrijk is dat men in een syndicaal verkiezingsprogramma het niet bij vage en algemene woorden houdt maar concreet stelt wat men wenst af te dwingen! Pas dan wordt het duidelijk voor de gewone werkers en werksters dat men voor hen opkomt, dat engagement risico’s waard is. Duidelijkheid is een troef wanneer men moet kiezen!