Het patronaat heeft het zelf gezocht. Zij hebben de strijdbijl opgegraven met de 40-urenweek. Ze dachten dat de tijd rijp was om een nieuw chantageoffensief in te zetten: langer werken, elke week, elk jaar, het hele leven, geen brugpensioenen meer, of er is geen werk meer ‘tout court’, want “onze economie, onze ondernemingen gaan het niet uithouden ten aanzien van China en de lageloonlanden”. Maar dit liedje wordt al jaren gezongen. Al jaren krijgen we hetzelfde op ons bord: besparen, inleveren, flexibeler worden, nog eens flexibeler, loonmatiging, productiever, sneller, en begin het rijtje maar opnieuw. Dit alles “om onze economie competitief te houden”. Het patronaat is echter vergeten dat zelfs de beste chantage een einde kent.

Wanneer men door heeft dat elke toegeving tevergeefs is; wanneer men begrijpt dat het een straatje zonder einde is, dan slaan angst en ontzag om in woede en protest. Zover staan we nu. Dit was duidelijk op de betoging van 21 december. Bij de rode en de groene betogers. Want inderdaad, in elk bedrijf ziet men dat de winsten er nog steeds zijn. Dat er met jaarrekeningen wordt gefoefeld om het te verbergen. Dat er allerlei trucjes worden gehanteerd om aan te tonen dat het bedrijf het minder goed doet. So what? Wat is “minder goed”? Welke multinational gaat overstag? Geen enkele. Ze maken miljarden winst. Ze krijgen allerlei cadeaus van de overheid. Iedereen heeft z’n best gedaan. Goed gewerkt. En dan nog is het “vijf voor twaalf”.

Het patronaat geeft geen moer om ‘de economie’. Het enige wat telt zijn de winsten, de dividenden uitbetaald aan de aandeelhouders, de beurskoers van de aandelen. Dat een loonmatiging de globale koopkracht vermindert; dat alle tijdelijken en interim-werkers geen toegang meer krijgen tot een lening om een huisje te kopen; dat het schoolgaan van de kinderen een kostelijke zaak is; dat de inkomenszekerheid ver zoek is voor velen; het kan hen gestolen worden.

Steeds meer rijkdom die steeds minder wordt verdeeld

Ze moeten ons dus niet aanspreken met het argument van ‘de economie’. En ze hebben nog minder spreekrecht over de sociale toestand van de samenleving. Voor hen is koopkracht enkel een kost. De ondernemingen produceren voor een wereldmarkt en die is veel te groot om nog stil te staan bij de lokale of nationale sociaal-economische evenwichten. Zonder het te beseffen zagen ze de tak af waarop de kapitalistische maatschappelijke verhoudingen gedurende de naoorlogse periode enig evenwicht hadden gevonden dankzij de medeplichtigheid van de sociaal-democratie.

Maar vroeg of laat zal deze tegenstelling pas écht naar boven komen: er is steeds meer rijkdom maar steeds minder verdeeld en steeds ontoegankelijker. De bestaande afzetmarkten stagneren of krimpen. Niet dat alle behoeften gelenigd worden. Er bestaat enkel geen afdoende solvabele koopkracht: in alle gebieden waar massaal met goedkope lonen wordt geproduceerd — een arbeidskost van niet meer dan 50 à 200 euro per maand — kan de nieuwe arbeidersklasse zich weinig of geen van deze producten aanschaffen. Voor een auto zal er 25 of 40 jaar gespaard moeten worden, voor een vaatmachine een heel jaar…

Intussen zit men in Europa tot op het bot: de productiviteit kan enkel nog stijgen indien langer wordt gewerkt met hetzelfde loon. In Duitsland, Frankrijk, Nederland, overal heeft het patronaat hetzelfde offensief ingezet: nieuwe winstmarges verkrijgen via een loonstop en arbeidsduurverlenging. Dit noemde Karl Marx de ‘afpersing van de absolute meerwaarde’ die het kapitaal toepast naast de ‘afpersing van de relatieve meerwaarde’ via technologische innovaties.

Vandaag wil het patronaat van de financiering van de sociale zekerheid vanaf. Ze wil deze ‘kosten’ op de samenleving overdragen. De sociale zekerheid staat in voor iedereen maar de productie van goederen en diensten heeft niet ‘iedereen’ nog nodig. Waarom dan zoveel afdragen aan het sociaal loon, vraagt men in patronale kringen? Te meer omdat de werkloosheid nuttig is voor het ombuigen van de krachtsverhoudingen op de arbeidsmarkt. Op voorwaarde dan wel dat werklozen bereid zijn om eender welke job te aanvaarden. Vandaar het nut om een jacht te openen en werklozen te ‘activeren’ met sancties...

Handelsoorlogen en imperialistische conflicten hand in hand met sociale oorlogen

Vanuit patronaal oogpunt zou volledige werkgelegenheid bovendien tot loonstijgingen leiden. Dan bestaat er misschien een ruimere afzetmarkt maar zonder afdoende winstmarge... Hoe je het ook draait of keert, de kapitalistische functioneringslogica geraakt dus niet van haar tegenstellingen bevrijd. Het is enkel een vlucht voorwaarts met aan één kant handelsoorlogen en interimperialistische conflicten en aan de andere kant een sociale oorlog tegen de werkende bevolking.

De massale opstapeling van rijkdom ter wereld is het gevolg van de uitbuiting van de loonarbeid (en van de natuur). Handelaars worden maar rijk als ze goedkoop kunnen kopen en duurder kunnen verkopen. Bankiers worden rijk omdat ze kapitaal met rente lenen. Dit alles is rijkdom, maar deze wordt aan de bron voortgebracht door menselijke arbeid. De rijkdom wordt afgeroomd, ontnomen aan hen die zweten, stressen, travakken. De kapitalistische ondernemers kunnen rijkdom vermenigvuldigen. Ze zetten wat kapitaal in het productieproces en het komt er in twee- of drievoud uit.

Het loon is immers niet de ‘prijs van de arbeid’, wel de marktwaarde van de arbeidskracht die wordt ingezet. De ondernemer werft aan en verkrijgt hierbij het recht om de arbeidskracht naar eigen dunk in te zetten. Hij betaalt hiervoor, al dan niet via een onderhandeling, met een barema, een loon. Maar de arbeidsprestatie levert een toegevoegde waarde en die ligt steeds hoger dan bezoldiging. Daarom stellen we dat “niets van hen is”, maar “alles van ons”. De arbeidsprestatie onder loonarbeidsverhouding, intellectueel of handmatig (meestal allebei) is de échte bron van rijkdom.

Ook in België flakkert de strijd op!

Het patronaat tracht dit te verhullen door te stellen dat zij de productiefactor kapitaal aandragen. Maar waar komt die vandaan? Van de uitbuiting voordien, en nog voordien. Natuurlijk hebben de grote ondernemers de kleintjes opgegeten. Familiale bedrijven werden monopolies; trusts werden multinationals. Via fusies en concentraties, nationaal en dan globaal, bestaan er in de meeste sectoren nog maar tien of twintig bedrijven van formaat die écht de wereldmarkt bepalen. En vandaag roepen deze multinationals kleintjes (filialen, outsourcing, KMO’tjes) in het leven omdat die van groot nut zijn wil men de wet van de concurrentie uitspelen. Zonder concurrentie riskeert het kapitaal immers een embolie. Bankiers steken een handje toe en verdienen ook vette centjes aan de leningen.

De sociale strijd is sinds enige tijd in heel Europa aan het opflakkeren. Nu is België ook aan de beurt. Alles zal niet in recht lijn verlopen. Het patronaat zal met de hulp van regeringen er nog in slagen hier een daar haar slag thuis te halen. Soms zal het gas terug moeten nemen. De sociale vrede is dit wel waard voor hen. Maar de aanvallen op de werkende klasse, op de sociale meerderheid, zullen elkaar opvolgen. Deze aanvallen zullen de klasse van loonafhankelijken uit haar winterslaap doen ontwaken.

De kleinburgerlijke en vooral individualistische geest zal met zijn gezicht tegen de muur van de klassenverhoudingen lopen. Neen, je hoort er niet bij! Neen, zelfs indien je zwakkeren aanpakt, dan nog geraak je geen stap verder! Het inzicht dat er iets schort aan dit systeem zal groeien. De ongelijke verdeling van rijkdom groeit ook steeds meer aan. Daarom kondigt zich een begrafenis aan. De begrafenis van het kapitaal. Omdat enkel de onteigening van het kapitaal ons de gestolen rijkdom terug kan bezorgen. Dit is de hoeksteen van een socialistisch alternatief. De begrafenisstoet is vertrokken. Traag maar zeker.